Actualiteiten overheidsprivaatrecht – februari 2022

 8 maart 2022 | Blog

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer uitspraken over het vertrouwensbeginsel, over de eisen voor de Staat in de toeslagenaffaire en over het ontbinden van een huurovereenkomst bij een drugsvondst.

Een enkel financieel belang is in beginsel geen reden om een toezegging niet na te komen

In deze uitspraak sluit de rechtbank Rotterdam aan bij een recent arrest van de Hoge Raad (2021). Alleen in bijzondere omstandigheden hoeft een toezegging niet te worden nagekomen, waarbij een enkel financieel belang van een overheid in beginsel niet genoeg is. Dat blijkt eens te meer uit de onderhavige uitspraak: aan eiseres is de door de gemeente de toezegging gedaan dat een voor haar woning geplaatst rioolgemaal een andere locatie zou krijgen. Aangezien de kosten van verplaatsing hoger uitvielen dan gedacht, wilde de gemeente de toezegging niet meer nakomen. Volgens de rechtbank komt deze inschattingsfout echter voor rekening van de gemeente. Weliswaar heeft de gemeente een geldbedrag ter compensatie aangeboden, maar daarmee wordt het door eiseres geleden nadeel onvoldoende ondervangen. De gemeente moet de toezegging (verplaatsing van het rioolgemaal) daarom nakomen.

Woningsluiting door drugsvondst kan niet (zonder meer) leiden tot ontbinding huurovereenkomst

Gemeenten opgelet: voor de ontbinding van een huurovereenkomst bij drugsvondst is niet alleen vereist dat is overgegaan tot woningsluiting, maar ook dat in het gehuurde – en dus niet in nabijgelegen gebied – (hard)drugs zijn aangetroffen. Volgens de rechtbank Oost-Brabant heeft de betreffende gemeente dit miskend. De burgemeester is eerst overgegaan tot sluiting van de woning op grond van artikel 13b Opiumwet, waarna de gemeente de huurovereenkomst met gedaagden heeft ontbonden. In de ontbindingsbrief voert de gemeente aan dat ‘op en in de nabijheid van het gehuurde (en het daarachter gelegen perceel) een grote hoeveelheid (hard)drugs is aangetroffen’. Dat betekent dat ten aanzien van het gehuurde op het moment van de politie-inval géén sprake was van een overtreding in de zin van de Opiumwet; zoals gezegd is daarvoor immers vereist dat de overtreding heeft plaatsgevonden in het gehuurde. De huurovereenkomst kan in dat geval niet worden ontbonden.

Een gebrekkige weg? Nee, een onoplettende weggebruiker!

De gemeente kan als wegbeheerder aansprakelijk zijn voor gebreken aan de openbare weg of de weginrichting. Daarbij moet de vraag beantwoord worden of die weg voldoet aan de eisen die men daaraan mag stellen. Volgens de benadeelde was daar in dit geval geen sprake van. Zij was op haar snorfiets – zonder te stoppen en zonder voorrang te verlenen – de openbare weg opgereden en vervolgens aangereden door een automobilist. Bij de rechtbank meent zij dat de gemeente aansprakelijk is voor de geleden schade. De gemeente had namelijk spiegels of waarschuwingsborden op de weg moeten plaatsen, dan wel een grote haag ter plaatse moeten snoeien, om de situatie overzichtelijker te maken voor weggebruikers. Daar gaat de rechtbank Oost-Brabant niet in mee, vooral omdat volgens haar niet is gebleken dat de situatie onvoldoende overzichtelijk was. De haag was bovendien niet geplaatst door de gemeente. Voor de gemeente bestaat geen algemene plicht om een haag die door iemand anders op haar grond is geplaatst, te snoeien. Het verzoek wordt afgewezen.

Waterschap aansprakelijk voor verzakte woonboerderij

Het waterschap is verantwoordelijk voor het beheer van het oppervlaktewaterpeil in een bepaald gebied.

Appellant merkte al jaren dat zijn woonboerderij – gelegen in het gebied – verzakte. Volgens appellant is dat te wijten aan een te laag oppervlaktewaterpeil, waardoor het veen onder de woonboerderij is gaan inklinken. Hij stelt het waterschap daarom aansprakelijk voor zijn schade. Waar de rechtbank de vordering afwees, wijst het hof Den Haag de vordering toe. Het hof vindt het aannemelijk dat de woonboerderij is verzakt doordat het waterschap het oppervlaktewaterpeil op een te laag niveau heeft gehouden. Daarnaast had het waterschap vanuit zijn zorgplicht reeds in 1999 onderzoek moeten instellen naar de verzakkingen, waarna verdere schade mogelijk voorkomen had kunnen worden. Dat de fundering van de boerderij mogelijk niet voldoet aan de huidige maatstaven, doet daar dan volgens het hof niet aan af. De vordering wordt toegewezen.

Kan eiseres zich beroepen op nakoming van een kwalitatieve verplichting van gedaagde, wanneer een derde deze verplichting ten behoeve van gedaagde schendt?

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter - onder verwijzing naar een uitspraak van de Hoge Raad – dat dit kan. De kwalitatieve verplichting houdt een permanent recht van overpad in. Gedaagde is verplicht te dulden dat eiseres via zijn grond onderhoud verricht aan andere grond en een rivier. De broer van gedaagde verhindert dat, hetgeen volgens gedaagde een buiten hemzelf – en de kwalitatieve verplichting – liggende omstandigheid betreft. Onder verwijzing naar het hiervoor aangehaalde arrest van de Hoge Raad, passeert de voorzieningenrechter dit betoog. Het staat gedaagde niet vrij om eiseres te beletten – o.a. door een beroep te doen op de activiteiten van zijn broer – het noodzakelijke onderhoud aan de grond en rivier te verrichten. Door eiseres de toegang tot zijn terrein te ontzeggen doet gedaagde dit wel en schendt daarmee het recht van overpad van eiseres. De voorzieningenrechter veroordeelt gedaagde om binnen 48 uur na betekening van het vonnis volledige, onvoorwaardelijke en onbelemmerde toegang en doorgang te verlenen aan eiseres en diens medewerkers.

Wat kan van de Staat worden verwacht tegenover een ex-partner van een gedupeerde van de toeslagenaffaire?

Een ex-partner van een gedupeerde van de toeslagenaffaire heeft zelf ook last van knellende schulden. Voor ex-partners met schulden die gerelateerd zijn aan de toeslagenaffaire wil de Staat een aparte ex-partnerregeling invoeren. Ondanks dat de regeling nog niet bekend is, kan volgens de rechtbank Den Haag een zorgvuldige opstelling van de Staat tegenover de ex-partner in casu worden gevergd. Van de Staat kan bijvoorbeeld worden verlangd dat hij zelf contact zoekt met de schuldeiser en/of de beslagleggend deurwaarder om te komen tot een (tijdelijke) oplossing. Aangezien de Staat dit tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk heeft toegezegd, bestaat er volgens de voorzieningenrechter geen grond om de Staat hiertoe te veroordelen. Het gaat hier om een inspanningsverplichting van de Staat. Als de inspanning van de Staat niet tot resultaat leidt kan de Staat nog bemiddelen bij de toegang tot de schuldhulpverlening van de gemeente. Tot meer of andere inspanningen is de Staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder de gegeven omstandigheden (vooralsnog) niet gehouden. De voorzieningenrechter lijkt nog een beroep te doen op de ex-partner van de man. Opgemerkt wordt dat eiser haar kan vragen de relatief kleine schuld te voldoen of voor te schieten, omdat zij al een substantieel bedrag heeft ontvangen van de Staat. Een bedrag dat mede is bedoeld voor de andere toeslagouder.

Vaststellingsbesluit subsidie, óf koopovereenkomst: wat gaat voor?

De exploitant van een varkensbedrijf is door de provincie geselecteerd om deel te nemen aan een verplaatsingsregeling. In dat kader wordt een koopovereenkomst gesloten voor ongeveer € 1,5 miljoen. De verplaatsing van het bedrijf vindt uiteindelijk later plaats dan gepland. Op grond van de subsidieregeling stelt de provincie het subsidiebedrag daarom bij besluit vast op ongeveer € 1,2 miljoen. Bij de bestuursrechter heeft dat besluit stand gehouden. In deze civiele procedure vordert de exploitant betaling van € 1,5 miljoen uit hoofde van de koopovereenkomst. De Hoge Raad overweegt dat uit (art. 4:36 van) de Awb volgt dat een overeenkomst mag worden gesloten ter uitvoering van een subsidieverleningsbeschikking. Zo’n overeenkomst mag de beschikking echter niet vervangen. Als subsidie in de vorm van een koopprijs wordt verstrekt, kan in de koopovereenkomst dus niet een andere koopprijs worden overeengekomen dan uit de subsidieregeling voortvloeit. Er kan geen nakoming worden gevorderd van betaling van de € 1,5 miljoen.

Verjaring: voortzetten gebruik van de verkoper levert geen bezit op

De eigenaar van een woning gebruikt al jarenlang een strookje gemeentegrond. Een aantal voorgaande eigenaren van de woning gebruikten hetzelfde stukje grond ook al. Daarover heeft een van hen destijds een overeenkomst gesloten met de gemeente. Bij de rechter procedeert de huidige eigenaar nu over de vraag of hij door verjaring eigenaar is geworden van het strookje grond. De rechtbank Noord-Holland oordeelt dat dat niet het geval is. De eerdere eigenaar die een gebruiksovereenkomst sloot met de gemeente, werd daarmee houder van de gemeentegrond, geen bezitter. De opvolgende eigenaren hebben de grond feitelijk op ongeveer dezelfde manier gebruikt. Zij hebben nooit handelingen verricht waaruit de gemeente had kunnen afleiden dat zij zichzelf bezitter beschouwden. Er is dus nooit een verjaringstermijn verstreken. De gemeente is nog altijd eigenaar van het stukje gemeentegrond.

Samenwerkingsverband is geen AVG-verwerkingsverantwoordelijke

Een natuurlijk persoon kan op grond van de Algemene verordening gegevensverwerking (‘AVG’) verzoeken om inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens door een ander. Dit verzoek kan alleen worden ingediend bij een verwerkingsverantwoordelijke: degene die alleen of samen met anderen het doel van de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. Het is de vraag of een samenwerkingsverband – in deze zaak het RIEC Noord-Nederland – kwalificeert als een verwerkingsverantwoordelijke. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt van niet. Het is   noodzakelijk dat RIEC NN invloed uitoefent op het doel en de middelen van de verwerking doordat zij op dat gebied actieve handelingen verricht en/of anderszins beslissende invloed heeft op de (criteria voor) verwerking. Het Convenant en het Privacyprotocol van RIEC NN bevatten onvoldoende aanknopingspunten. RIEC NN is dan ook niet aan te merken als (gezamenlijke) verwerkingsverantwoordelijke. Dat zijn de convenantpartners die gegevens verwerken. Appellanten zijn niet-ontvankelijk in hun tegen RIEC NN gerichte verzoek.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Sophie Groeneveld, Mariëtta Buitenhuis, Ron de Martines, Mels Landzaad, Floris van de Pol en Nathalie Niederer. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meldt u zich dan per e-mail aan.

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer uitspraken over het vertrouwensbeginsel, over de eisen voor de Staat in de toeslagenaffaire en over het ontbinden van een huurovereenkomst bij een drugsvondst.

Een enkel financieel belang is in beginsel geen reden om een toezegging niet na te komen

In deze uitspraak sluit de rechtbank Rotterdam aan bij een recent arrest van de Hoge Raad (2021). Alleen in bijzondere omstandigheden hoeft een toezegging niet te worden nagekomen, waarbij een enkel financieel belang van een overheid in beginsel niet genoeg is. Dat blijkt eens te meer uit de onderhavige uitspraak: aan eiseres is de door de gemeente de toezegging gedaan dat een voor haar woning geplaatst rioolgemaal een andere locatie zou krijgen. Aangezien de kosten van verplaatsing hoger uitvielen dan gedacht, wilde de gemeente de toezegging niet meer nakomen. Volgens de rechtbank komt deze inschattingsfout echter voor rekening van de gemeente. Weliswaar heeft de gemeente een geldbedrag ter compensatie aangeboden, maar daarmee wordt het door eiseres geleden nadeel onvoldoende ondervangen. De gemeente moet de toezegging (verplaatsing van het rioolgemaal) daarom nakomen.

Woningsluiting door drugsvondst kan niet (zonder meer) leiden tot ontbinding huurovereenkomst

Gemeenten opgelet: voor de ontbinding van een huurovereenkomst bij drugsvondst is niet alleen vereist dat is overgegaan tot woningsluiting, maar ook dat in het gehuurde – en dus niet in nabijgelegen gebied – (hard)drugs zijn aangetroffen. Volgens de rechtbank Oost-Brabant heeft de betreffende gemeente dit miskend. De burgemeester is eerst overgegaan tot sluiting van de woning op grond van artikel 13b Opiumwet, waarna de gemeente de huurovereenkomst met gedaagden heeft ontbonden. In de ontbindingsbrief voert de gemeente aan dat ‘op en in de nabijheid van het gehuurde (en het daarachter gelegen perceel) een grote hoeveelheid (hard)drugs is aangetroffen’. Dat betekent dat ten aanzien van het gehuurde op het moment van de politie-inval géén sprake was van een overtreding in de zin van de Opiumwet; zoals gezegd is daarvoor immers vereist dat de overtreding heeft plaatsgevonden in het gehuurde. De huurovereenkomst kan in dat geval niet worden ontbonden.

Een gebrekkige weg? Nee, een onoplettende weggebruiker!

De gemeente kan als wegbeheerder aansprakelijk zijn voor gebreken aan de openbare weg of de weginrichting. Daarbij moet de vraag beantwoord worden of die weg voldoet aan de eisen die men daaraan mag stellen. Volgens de benadeelde was daar in dit geval geen sprake van. Zij was op haar snorfiets – zonder te stoppen en zonder voorrang te verlenen – de openbare weg opgereden en vervolgens aangereden door een automobilist. Bij de rechtbank meent zij dat de gemeente aansprakelijk is voor de geleden schade. De gemeente had namelijk spiegels of waarschuwingsborden op de weg moeten plaatsen, dan wel een grote haag ter plaatse moeten snoeien, om de situatie overzichtelijker te maken voor weggebruikers. Daar gaat de rechtbank Oost-Brabant niet in mee, vooral omdat volgens haar niet is gebleken dat de situatie onvoldoende overzichtelijk was. De haag was bovendien niet geplaatst door de gemeente. Voor de gemeente bestaat geen algemene plicht om een haag die door iemand anders op haar grond is geplaatst, te snoeien. Het verzoek wordt afgewezen.

Waterschap aansprakelijk voor verzakte woonboerderij

Het waterschap is verantwoordelijk voor het beheer van het oppervlaktewaterpeil in een bepaald gebied.

Appellant merkte al jaren dat zijn woonboerderij – gelegen in het gebied – verzakte. Volgens appellant is dat te wijten aan een te laag oppervlaktewaterpeil, waardoor het veen onder de woonboerderij is gaan inklinken. Hij stelt het waterschap daarom aansprakelijk voor zijn schade. Waar de rechtbank de vordering afwees, wijst het hof Den Haag de vordering toe. Het hof vindt het aannemelijk dat de woonboerderij is verzakt doordat het waterschap het oppervlaktewaterpeil op een te laag niveau heeft gehouden. Daarnaast had het waterschap vanuit zijn zorgplicht reeds in 1999 onderzoek moeten instellen naar de verzakkingen, waarna verdere schade mogelijk voorkomen had kunnen worden. Dat de fundering van de boerderij mogelijk niet voldoet aan de huidige maatstaven, doet daar dan volgens het hof niet aan af. De vordering wordt toegewezen.

Kan eiseres zich beroepen op nakoming van een kwalitatieve verplichting van gedaagde, wanneer een derde deze verplichting ten behoeve van gedaagde schendt?

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter - onder verwijzing naar een uitspraak van de Hoge Raad – dat dit kan. De kwalitatieve verplichting houdt een permanent recht van overpad in. Gedaagde is verplicht te dulden dat eiseres via zijn grond onderhoud verricht aan andere grond en een rivier. De broer van gedaagde verhindert dat, hetgeen volgens gedaagde een buiten hemzelf – en de kwalitatieve verplichting – liggende omstandigheid betreft. Onder verwijzing naar het hiervoor aangehaalde arrest van de Hoge Raad, passeert de voorzieningenrechter dit betoog. Het staat gedaagde niet vrij om eiseres te beletten – o.a. door een beroep te doen op de activiteiten van zijn broer – het noodzakelijke onderhoud aan de grond en rivier te verrichten. Door eiseres de toegang tot zijn terrein te ontzeggen doet gedaagde dit wel en schendt daarmee het recht van overpad van eiseres. De voorzieningenrechter veroordeelt gedaagde om binnen 48 uur na betekening van het vonnis volledige, onvoorwaardelijke en onbelemmerde toegang en doorgang te verlenen aan eiseres en diens medewerkers.

Wat kan van de Staat worden verwacht tegenover een ex-partner van een gedupeerde van de toeslagenaffaire?

Een ex-partner van een gedupeerde van de toeslagenaffaire heeft zelf ook last van knellende schulden. Voor ex-partners met schulden die gerelateerd zijn aan de toeslagenaffaire wil de Staat een aparte ex-partnerregeling invoeren. Ondanks dat de regeling nog niet bekend is, kan volgens de rechtbank Den Haag een zorgvuldige opstelling van de Staat tegenover de ex-partner in casu worden gevergd. Van de Staat kan bijvoorbeeld worden verlangd dat hij zelf contact zoekt met de schuldeiser en/of de beslagleggend deurwaarder om te komen tot een (tijdelijke) oplossing. Aangezien de Staat dit tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk heeft toegezegd, bestaat er volgens de voorzieningenrechter geen grond om de Staat hiertoe te veroordelen. Het gaat hier om een inspanningsverplichting van de Staat. Als de inspanning van de Staat niet tot resultaat leidt kan de Staat nog bemiddelen bij de toegang tot de schuldhulpverlening van de gemeente. Tot meer of andere inspanningen is de Staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder de gegeven omstandigheden (vooralsnog) niet gehouden. De voorzieningenrechter lijkt nog een beroep te doen op de ex-partner van de man. Opgemerkt wordt dat eiser haar kan vragen de relatief kleine schuld te voldoen of voor te schieten, omdat zij al een substantieel bedrag heeft ontvangen van de Staat. Een bedrag dat mede is bedoeld voor de andere toeslagouder.

Vaststellingsbesluit subsidie, óf koopovereenkomst: wat gaat voor?

De exploitant van een varkensbedrijf is door de provincie geselecteerd om deel te nemen aan een verplaatsingsregeling. In dat kader wordt een koopovereenkomst gesloten voor ongeveer € 1,5 miljoen. De verplaatsing van het bedrijf vindt uiteindelijk later plaats dan gepland. Op grond van de subsidieregeling stelt de provincie het subsidiebedrag daarom bij besluit vast op ongeveer € 1,2 miljoen. Bij de bestuursrechter heeft dat besluit stand gehouden. In deze civiele procedure vordert de exploitant betaling van € 1,5 miljoen uit hoofde van de koopovereenkomst. De Hoge Raad overweegt dat uit (art. 4:36 van) de Awb volgt dat een overeenkomst mag worden gesloten ter uitvoering van een subsidieverleningsbeschikking. Zo’n overeenkomst mag de beschikking echter niet vervangen. Als subsidie in de vorm van een koopprijs wordt verstrekt, kan in de koopovereenkomst dus niet een andere koopprijs worden overeengekomen dan uit de subsidieregeling voortvloeit. Er kan geen nakoming worden gevorderd van betaling van de € 1,5 miljoen.

Verjaring: voortzetten gebruik van de verkoper levert geen bezit op

De eigenaar van een woning gebruikt al jarenlang een strookje gemeentegrond. Een aantal voorgaande eigenaren van de woning gebruikten hetzelfde stukje grond ook al. Daarover heeft een van hen destijds een overeenkomst gesloten met de gemeente. Bij de rechter procedeert de huidige eigenaar nu over de vraag of hij door verjaring eigenaar is geworden van het strookje grond. De rechtbank Noord-Holland oordeelt dat dat niet het geval is. De eerdere eigenaar die een gebruiksovereenkomst sloot met de gemeente, werd daarmee houder van de gemeentegrond, geen bezitter. De opvolgende eigenaren hebben de grond feitelijk op ongeveer dezelfde manier gebruikt. Zij hebben nooit handelingen verricht waaruit de gemeente had kunnen afleiden dat zij zichzelf bezitter beschouwden. Er is dus nooit een verjaringstermijn verstreken. De gemeente is nog altijd eigenaar van het stukje gemeentegrond.

Samenwerkingsverband is geen AVG-verwerkingsverantwoordelijke

Een natuurlijk persoon kan op grond van de Algemene verordening gegevensverwerking (‘AVG’) verzoeken om inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens door een ander. Dit verzoek kan alleen worden ingediend bij een verwerkingsverantwoordelijke: degene die alleen of samen met anderen het doel van de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. Het is de vraag of een samenwerkingsverband – in deze zaak het RIEC Noord-Nederland – kwalificeert als een verwerkingsverantwoordelijke. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt van niet. Het is   noodzakelijk dat RIEC NN invloed uitoefent op het doel en de middelen van de verwerking doordat zij op dat gebied actieve handelingen verricht en/of anderszins beslissende invloed heeft op de (criteria voor) verwerking. Het Convenant en het Privacyprotocol van RIEC NN bevatten onvoldoende aanknopingspunten. RIEC NN is dan ook niet aan te merken als (gezamenlijke) verwerkingsverantwoordelijke. Dat zijn de convenantpartners die gegevens verwerken. Appellanten zijn niet-ontvankelijk in hun tegen RIEC NN gerichte verzoek.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Sophie Groeneveld, Mariëtta Buitenhuis, Ron de Martines, Mels Landzaad, Floris van de Pol en Nathalie Niederer. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meldt u zich dan per e-mail aan.