Actualiteiten overheidsprivaatrecht – juli 2019

9 augustus 2019 | Blog

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Deze maand onder andere aansprakelijkheid voor processierupsen, gaswinning in Groningen en kostenverhaal voor het lostrekken van een schip.

1. Eikenprocessierups en aansprakelijkheid van de gemeente

Deze maand werd een uitspraak uit 2008 gepubliceerd over de aansprakelijkheid van een gemeente voor schade veroorzaakt door de eikenprocessierups. De rechtbank oordeelde dat de gemeente – als eigenaar en beheerder van de eikenbomen – een zorgplicht heeft om de overlast van de eikenprocessierups te voorkomen of te beperken en uit dien hoofde voorzorgsmaatregelen moet treffen. Welke voorzorgsmaatregelen zij treft, is aan de gemeente, zo lang zij die keuze maar zorgvuldig maakt. Overigens zal bij een verhoogd gevaar voor de volksgezondheid wel gestreefd moeten worden naar maatregelen die het gevaar voorkomen. Als dat redelijkerwijs niet mogelijk is, moet op voldoende effectieve wijze voor het gevaar worden gewaarschuwd. Aangezien het niet mogelijk is om de eikenprocessierupsen volledig uit te bannen en de overlast mede afhankelijk is van factoren waar gemeenten geen invloed op hebben, kan de zorgplicht van de gemeente niet verder reiken dan het zoveel mogelijk beperken van de overlast. Tot het onmogelijke zijn gemeenten dus niet gehouden.

2. Gaswinning in Groningen: formele rechtskracht en schadeposten

De Hoge Raad heeft de prejudiciële vragen over de aardbevingsschade in Groningen beantwoord. Naast vele oordelen die alleen rondom het Groningenveld van belang zijn, bevat de beslissing verschillende overwegingen die ook buiten deze context relevant zijn. De Hoge Raad overwoog bijvoorbeeld dat de formele rechtskracht van de besluiten waarbij de minister heeft ingestemd met de gaswinning niet in de weg staat aan aansprakelijkheid van de Staat. Volgens de Hoge Raad wordt de burgerlijke rechter niet gevraagd om (uitsluitend) een oordeel te geven over de rechtmatigheid van die besluiten, althans is een uitzondering op de formele rechtskracht van toepassing. Omtrent de begroting van de schade overweegt de Hoge Raad dat de waardevermindering van de woning nog niet wordt vergoed. Het gederfd woongenot, dat moet worden berekend aan de hand van de marktconforme huur mét en zonder bodembeweging, komt wel voor vergoeding in aanmerking. Van immateriële schade kan eveneens sprake zijn, maar die laat zich niet forfaitair begroten.

3. Privaatrechtelijk kostenverhaal voor het lostrekken van een schip is toegestaan

Privaatrechtelijk kostenverhaal is ook mogelijk in situaties waarin de betrokken publiekrechtelijke regeling niet in een mogelijkheid van kostenverhaal voorziet, zo bevestigt het Hof Den Haag in het arrest van 2 juli 2019. Aan de orde was een aan de grond gelopen schip dat in 2014 tot een stremming van de Geldersche IJssel leidde. Om het scheepvaartverkeer tijdens deze stremming in goede banen te leiden, heeft Rijkswaterstaat materieel en mankracht moeten inzetten om het scheepvaartverkeer te begeleiden. De kosten daarvoor bedroegen ruim € 16.000,- en moesten volgens Rijkswaterstaat door de eigenaar van het schip, althans zijn verzekeraar, worden voldaan. Mocht dat zomaar? "Ja" oordeelde het Hof Den Haag: de kosten die Rijkswaterstaat heeft moeten maken zijn het rechtstreekse gevolg van het vastlopen van het schip en privaatrechtelijk kostenverhaal is in dit geval toegestaan omdat de Scheepvaartverkeerswet privaatrechtelijk kostenverhaal niet onmogelijk maakt en geen regeling kent voor het verhalen van verkeersbegeleidingskosten. Daarmee sluit het Hof aan bij vaste rechtspraak van de Hoge Raad inzake de mogelijkheid van privaatrechtelijk kostenverhaal (zie HR 10 juli 2015 en HR 12 december 2014).

4. Ontbinding zorgovereenkomst vanwege vrees dat (weer) tekort zou worden geschoten

In dit arrest ging het om een zorgaanbieder die in 2016 en 2018 aanbestedingen had gewonnen voor het bieden van zorg op grond van de Wmo en de Jeugdwet. In dat kader was   – voor zover relevant – de raamovereenkomst 2019 gesloten. Na een werkbezoek, het opvragen van een stukken en diverse overleggen hebben de betrokken gemeenten ernstige tekortkomingen in de nakoming van de raamovereenkomsten geconstateerd. Zo was geen aantoonbaar deskundig personeel aanwezig en waren er geen deugdelijke zorgplannen opgesteld. Niet is gebleken dat de zorgaanbieder gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden om binnen de geboden redelijke termijn alsnog aan de raamovereenkomsten te voldoen. De gemeenten hadden daarom goede redenen om te vrezen dat de zorgaanbieder ook in het vervolg zou tekortschieten in de nakoming van verplichtingen uit de raamovereenkomst, zodat de ontbinding op grond van art. 6:265 jo. 6:80 lid 1 sub c BW gerechtvaardigd was.

5. Ontruiming standplaats woonwagen vanwege hennepteelt

In een vonnis in kort geding oordeelde de rechtbank Amsterdam dat het voorshands aannemelijk was dat de gemeente een huurovereenkomst voor een woonwagenstandplaats buitengerechtelijk kon ontbinden (art. 7:231 lid 2 BW). Reden voor ontbinding was de daar aanwezige (professionele) hennepkwekerij en de – als gevolg daarvan opgelegde – publiekrechtelijke sluiting van de standplaats en woonwagen voor de duur van drie maanden. De door de huurder aangedragen (persoonlijke) omstandigheden, waaronder de hoge kosten van verplaatsing van de woonwagen, vormden geen aanleiding voor een ander oordeel.

6. Geen recht van erfpacht en/of gebruiksrecht ontstaan dan wel verkregen

De rechtbank Rotterdam deed recent uitspraak in een geschil tussen de gemeente Rotterdam en 'Stichting M' over het al dan niet verkrijgen van een (zakelijk) gebruiksrecht voor een door de gemeente aan een andere stichting in erfpacht uitgegeven perceel. De rechtbank oordeelde om meerdere redenen dat van het ontstaan of verkrijgen van een recht van erfpacht of ander gebruiksrecht ten gunste van Stichting M geen sprake was. Zo ontbrak de toestemming van de gemeente voor overdracht van het erfpachtrecht, dan wel het vestigen daarvan én had de gemeente ook niet het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt bij Stichting M dat alsnog een recht van erfpacht of gebruiksrecht zou worden verleend (het erfpachtrecht was zelfs door de gemeente opgezegd). Dat Stichting M op een zeker moment en vooruitlopende op de mogelijke overdracht van het door de andere stichting gepachte in gebruik had (over)genomen, doet aan het oordeel over de aanwezigheid van gerechtvaardigd vertrouwen niet af.

7. Terugkijkperiode bij past performance en ernstige beroepsfout

In een recent vonnis lag de vraag voor of men voor de terugkijkperiode van de uitsluitingsgronden 'past performance' en 'ernstige beroepsfouten' moet uitgaan van de datum van de gebeurtenis zelf of van de datum van het vonnis waarbij de gedraging als tekortkoming / beroepsfout is bestempeld. Uit het arrest Vossloh Laeis van het HvJEU volgt dat voor de uitsluitingsgrond 'vervalsing van de mededinging' moet worden aangesloten bij de datum van de administratieve of rechterlijke beslissing waarbij de gedraging als zodanig is aangemerkt. Blijkens de conclusie van de A-G is dat het geval omdat vervalsing van de mededinging slechts bij een dergelijke beslissing kan worden vastgesteld. Die gedachtegang geldt volgens de rechtbank niet zonder meer ook voor ernstige beroepsfouten en past performance. Daarnaast blijkt uit de Aw 2012 dat ten aanzien van ernstige beroepsfouten en past performance – anders dan bij vervalsing van de mededinging – specifiek is aangeknoopt bij het moment van de gebeurtenis. De rechtbank concludeert daarom dat wat betreft de terugkijkperiode voor past performance en ernstige beroepsfouten, de datum van de gebeurtenis bepalend is.

8. Informatieverschaffing door gemeente aan jeugdbescherming niet onrechtmatig

Het Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in dit arrest dat informatieverschaffing door een gemeente aan een jeugdbeschermingsinstelling niet onrechtmatig was. De oma, vader en minderjarige broertjes van appellante woonden samen in een woning. Nadat de oma en vader in voorlopige hechtenis waren genomen voor bezit en verkoop van harddrugs, deelde de gemeente – volgens appellante – aan de jeugdbeschermingsinstelling mee dat appellante mogelijk ook betrokken was bij die strafbare feiten. Het hof vindt deze informatieverstrekking niet onzorgvuldig jegens appellante. Het lag volgens het hof namelijk voor de hand dat de jeugdbeschermingsinstelling om spoeduithuisplaatsing zou verzoeken. Daarbij moest spoedig worden beslist, zonder dat belanghebbenden konden worden gehoord. Ook moest worden beslist waar de broertjes voorlopig zouden worden geplaatst, zodat informatie over appellantes betrokkenheid bij strafbare feiten van belang was. Het betrof volgens het hof dus adequate informatievoorziening in een context waarin geen tijd was voor verder onderzoek. Van belang acht het hof ten slotte dat de informatie enkel met de jeugdbeschermingsinstelling is gedeeld, en (dus) niet met anderen.

9. Het dagvaarden van de juiste partij en rechtsverwerking binnen het aanbestedingsrecht

Uit dit vonnis van de rechtbank Noord-Nederland blijkt dat het dagvaarden van de juiste partij in een aanbestedingsprocedure een uitdaging kan zijn. Het ging hier om de gemeente Weststellingwerf die een aanbesteding voor de inkoop van ICT-hardware en aanverwante dienstverlening uitschreef ten behoeve van zichzelf en een tweetal andere gemeenten. Bij navraag door eiser aan (de advocaat van) de aanbestedende dienst of alle drie de gemeenten dienden te worden gedagvaard of slechts de gemeente Weststellingwerf, werd eiser vriendelijk naar het beschrijvend document verwezen. De Voorzieningenrechter oordeelt dat dit antwoord te onduidelijk was. De – advocaat van de – aanbestedende dienst had duidelijker mogen zijn en moeten aangeven dat eiser slechts de gemeente Weststellingwerf hoefde te dagvaarden. Daarnaast komt in dit vonnis wederom het belang van een proactieve houding als inschrijver – ter voorkoming van rechtsverwerking – naar voren. In de Nota van Inlichtingen had de gemeente namelijk op specifieke (technische) vragen geantwoord dat enkele eisen zouden komen te vervallen als een specifiek systeem zou worden geleverd. Uit die antwoorden had de inschrijver, als behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver, moeten afleiden dat in dat geval ook een andere eis zou vervallen, althans had zij daar in ieder geval aan moeten twijfelen en dus vragen moeten stellen. Nu zij dat niet heeft gedaan, heeft zij haar rechten verwerkt.

Juridisch advies of meer informatie? ​

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Sammie Elbertsen, Sophie Groeneveld, Nikee Groot, Menno Hendriks, Anouk Hofman, Ron de Martines, Emma van der Ploeg en Stefan van de Sande. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meld u zich dan per e-mail aan.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven