Actualiteiten overheidsprivaatrecht – mei 2021

 7 juni 2021 | Blog

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij.

Ditmaal onder meer uitspraken over gebondenheid van een gemeente aan een onbevoegd gesloten overeenkomst en een rechterlijk gebod tot vernietiging van gegevens in een jeugdhulpdossier.  

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer uitspraken over gebondenheid van een gemeente aan een onbevoegd gesloten overeenkomst en een rechterlijk gebod tot vernietiging van gegevens in een jeugdhulpdossier.  

Gemeente gebonden aan koopovereenkomst, ondanks ontbreken volmacht

Een medewerker van een adviesbureau heeft namens een gemeente een koopovereenkomst aangeboden aan twee ondernemers, die de overeenkomst hebben ondertekend. De gemeente stelt zich later op het standpunt dat zij niet gebonden is: de medewerker van het adviesbureau was niet gevolmachtigd om de overeenkomst te sluiten namens het college. Het Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de gemeente toch gebonden is aan de overeenkomst. Er was namelijk schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid die aan de gemeente kon worden toegerekend (3:61 lid 2 BW). Daarvoor is onder meer relevant dat de wethouder het initiatief heeft genomen tot de onderhandelingen. Vervolgens werden die onderhandelingen met instemming van het college verricht door de medewerker van het adviesbureau, die aangaf dat hij tussendoor overlegde met de gemeente. Na het ondertekenen van de overeenkomst heeft de gemeente in eerste instantie niet gezegd dat zij zich niet gebonden achtte. Bovendien deed de gemeente vervolgens beroep op een ontbindingsgrond uit de overeenkomst. Ook dat impliceert dat de gemeente zich gebonden voelde aan die overeenkomst.

Beroep op onverschuldigde betaling slaagt: gemeente moet overwinst bij verkoop woning terugbetalen

In de akte van levering van een appartementsrecht was een ‘Overwinstregeling ten behoeve van de sociale koopsector opgenomen’. Op grond daarvan moest de eigenaar van het appartement een vergoeding aan de gemeente betalen, indien hij het appartement binnen vijf jaar met winst verkocht. Nadat de notaris hem hierop wees, betaalde de (toenmalige) eigenaar dit bedrag aan de gemeente bij verkoop van het appartement. Bij het Hof Arnhem-Leeuwarden vorderde hij later terugbetaling daarvan, omdat bij nader inzien geen sprake zou zijn van een sociale koopwoning. Het Hof stelt de voormalig eigenaar in het gelijk. Om een woning te kwalificeren als sociale koopwoning zijn twee elementen van belang. De prijs (1), en de ter beschikkingstelling van de woning aan een specifieke groep in een gemeentelijke verordening (2). De gemeente kon onvoldoende onderbouwen dat aan deze vereisten was voldaan. De overwinstvergoeding was daarom onverschuldigd betaald, zodat de gemeente deze moet terugbetalen.

Aangenomen motie tot zoeken alternatieve huisvesting weerhoudt opzegging en ontruiming niet

De Rechtbank Overijssel oordeelt in twee uitspraken over een geschil tussen een gemeente en twee instellingen die een pand (de “Kolkschool”) van de gemeente in gebruik hebben op basis van een overeenkomst. De gemeente wenst de Kolkschool te verkopen. Tijdens de bespreking van de verkoop in een raadsvergadering is een motie aangenomen waarin wordt verzocht dat het college, samen met en voor de instellingen, zoekt naar goede en betaalbare alternatieve huisvesting. De gemeente is daartoe in overleg gegaan met de instellingen, maar zonder succes. De gemeente heeft de overeenkomsten vervolgens opgezegd. Bij de rechtbank gaat het over de kwalificatie van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de rechtsgeldigheid van de opzegging. De gemeente vordert daarnaast in kort geding dat één van de instellingen de Kolkschool ontruimt.

De rechtbank oordeelt allereerst dat de overeenkomst tussen partijen een bruikleenovereenkomst is. Een van de instellingen betoogde dat sprake was van een huurovereenkomst. De rechter ziet daarvoor echter geen aanleiding, mede omdat de instelling geen tegenprestatie betaalde voor het gebruik van de Kolkschool. De instelling betaalde wel een vergoeding, maar dat was voor de nutsvoorzieningen (niet voor het gebruik zelf). Wanneer geen tegenprestatie wordt betaald voor het gebruik van de ruimte, is geen sprake van een huurovereenkomst.

In het kort geding onderzoekt de rechtbank of de eisen van redelijkheid en billijkheid aan opzegging door de gemeente in de weg staan. Daarvan is volgens de rechtbank geen sprake, omdat de instelling kort samengevat wist dat verkoop van de Kolkschool in de lucht hing. De aangenomen motie kan in dat oordeel geen verandering brengen. De motie ontslaat de instelling niet van haar eigen verantwoordelijkheid om naar alternatieve huisvesting te zoeken. Die verantwoordelijkheid heeft zij niet genomen. Bovendien heeft de gemeente zich voldoende ingespannen en is met voldoende mogelijkheden gekomen voor een alternatieve locatie. De instelling heeft die mogelijkheden zelf van de hand gewezen, omdat de aangeboden mogelijkheden niet bevielen. Van de instelling mocht daarin worden verlangd dat zij genoegen zou nemen met een minder ideale locatie. Dat de instelling geen alternatieve ruimte heeft, komt daarmee voor eigen risico.

Inschrijvingsprocedure bij gemeentelijke gronduitgifte: zorgvuldigheid en transparantie

De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft een inschrijvingsprocedure georganiseerd voor de verkoop van een stuk grond voor de bouw van appartementencomplexen. De Aanbestedingswet 2012 is niet van toepassing, maar de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de in de precontractuele fase geldende redelijkheid en billijkheid wel, zo oordeelt de rechter. Eiseres stelt dat deze beginselen zijn geschonden, omdat de winnaar een plan heeft ingediend dat afwijkt van het bestemmingsplan vanwege een extra bouwlaag. De voorzieningenrechter is het hier niet mee eens. Op grond van de inschrijvingsleidraad heeft de gemeente de mogelijkheid om een kruimelontheffingsprocedure te volgen indien sprake is van een ‘marginale, kwaliteitsverhogende aanpassing’. In dit geval kon de gemeente in redelijkheid tot de conclusie komen dat hiervan sprake was, zodat de winnaar niet hoefde te worden uitgesloten. De gemeente heeft evenmin in strijd gehandeld met het zorgvuldigheids- en transparantiebeginsel, nu de gemeente nadrukkelijk en voor ieder kenbaar de mogelijkheid heeft opengelaten dat een extra bouwlaag mogelijk als marginale, kwaliteitsverhogende aanpassing zou kunnen gelden.

Gemeente moet gegevens van minderjarige uit jeugdhulpdossier vernietigen

De rechtbank Noord-Holland heeft een gemeente opgedragen om alle informatie over een minderjarige en haar moeder die ziet op de Jeugdwet te vernietigen. De gemeente had een dergelijk verzoek eerder geweigerd. Volgens de gemeente moest zij zo’n verzoek op grond van art. 7.3.9 van de Jeugdwet gedurende de eerste 20 jaar weigeren. Die uitleg van de wet klopt volgens de rechtbank niet. Een verzoek om vernietiging van gegevens moet in beginsel worden toegewezen. Dat is enkel anders indien bewaring van de gegevens van aanmerkelijk belang is voor anderen dan de verzoeker, of zover het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet. Het feit dat de minderjarige zijn dossier mogelijk zou willen inzien zodra hij volwassen is, is onvoldoende reden om een verzoek tot vernietiging te weigeren. Ook anderszins is niet gebleken waarom de gegevens niet vernietigd kunnen worden. De gegevens moeten dus vernietigd worden. Daar voegt de rechter een interessante opmerking aan toe: de gemeente moet terughoudend zijn in het inbrengen van privacygevoelige gegevens in een procedure en moet daarbij rekening houden met de belangen van de betrokkenen. Dat is in deze procedure onvoldoende gebeurd.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Sammie Elbertsen, Ron de Martines en Floris van de Pol. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meldt u zich dan per e-mail aan.

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer uitspraken over gebondenheid van een gemeente aan een onbevoegd gesloten overeenkomst en een rechterlijk gebod tot vernietiging van gegevens in een jeugdhulpdossier.  

Gemeente gebonden aan koopovereenkomst, ondanks ontbreken volmacht

Een medewerker van een adviesbureau heeft namens een gemeente een koopovereenkomst aangeboden aan twee ondernemers, die de overeenkomst hebben ondertekend. De gemeente stelt zich later op het standpunt dat zij niet gebonden is: de medewerker van het adviesbureau was niet gevolmachtigd om de overeenkomst te sluiten namens het college. Het Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de gemeente toch gebonden is aan de overeenkomst. Er was namelijk schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid die aan de gemeente kon worden toegerekend (3:61 lid 2 BW). Daarvoor is onder meer relevant dat de wethouder het initiatief heeft genomen tot de onderhandelingen. Vervolgens werden die onderhandelingen met instemming van het college verricht door de medewerker van het adviesbureau, die aangaf dat hij tussendoor overlegde met de gemeente. Na het ondertekenen van de overeenkomst heeft de gemeente in eerste instantie niet gezegd dat zij zich niet gebonden achtte. Bovendien deed de gemeente vervolgens beroep op een ontbindingsgrond uit de overeenkomst. Ook dat impliceert dat de gemeente zich gebonden voelde aan die overeenkomst.

Beroep op onverschuldigde betaling slaagt: gemeente moet overwinst bij verkoop woning terugbetalen

In de akte van levering van een appartementsrecht was een ‘Overwinstregeling ten behoeve van de sociale koopsector opgenomen’. Op grond daarvan moest de eigenaar van het appartement een vergoeding aan de gemeente betalen, indien hij het appartement binnen vijf jaar met winst verkocht. Nadat de notaris hem hierop wees, betaalde de (toenmalige) eigenaar dit bedrag aan de gemeente bij verkoop van het appartement. Bij het Hof Arnhem-Leeuwarden vorderde hij later terugbetaling daarvan, omdat bij nader inzien geen sprake zou zijn van een sociale koopwoning. Het Hof stelt de voormalig eigenaar in het gelijk. Om een woning te kwalificeren als sociale koopwoning zijn twee elementen van belang. De prijs (1), en de ter beschikkingstelling van de woning aan een specifieke groep in een gemeentelijke verordening (2). De gemeente kon onvoldoende onderbouwen dat aan deze vereisten was voldaan. De overwinstvergoeding was daarom onverschuldigd betaald, zodat de gemeente deze moet terugbetalen.

Aangenomen motie tot zoeken alternatieve huisvesting weerhoudt opzegging en ontruiming niet

De Rechtbank Overijssel oordeelt in twee uitspraken over een geschil tussen een gemeente en twee instellingen die een pand (de “Kolkschool”) van de gemeente in gebruik hebben op basis van een overeenkomst. De gemeente wenst de Kolkschool te verkopen. Tijdens de bespreking van de verkoop in een raadsvergadering is een motie aangenomen waarin wordt verzocht dat het college, samen met en voor de instellingen, zoekt naar goede en betaalbare alternatieve huisvesting. De gemeente is daartoe in overleg gegaan met de instellingen, maar zonder succes. De gemeente heeft de overeenkomsten vervolgens opgezegd. Bij de rechtbank gaat het over de kwalificatie van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de rechtsgeldigheid van de opzegging. De gemeente vordert daarnaast in kort geding dat één van de instellingen de Kolkschool ontruimt.

De rechtbank oordeelt allereerst dat de overeenkomst tussen partijen een bruikleenovereenkomst is. Een van de instellingen betoogde dat sprake was van een huurovereenkomst. De rechter ziet daarvoor echter geen aanleiding, mede omdat de instelling geen tegenprestatie betaalde voor het gebruik van de Kolkschool. De instelling betaalde wel een vergoeding, maar dat was voor de nutsvoorzieningen (niet voor het gebruik zelf). Wanneer geen tegenprestatie wordt betaald voor het gebruik van de ruimte, is geen sprake van een huurovereenkomst.

In het kort geding onderzoekt de rechtbank of de eisen van redelijkheid en billijkheid aan opzegging door de gemeente in de weg staan. Daarvan is volgens de rechtbank geen sprake, omdat de instelling kort samengevat wist dat verkoop van de Kolkschool in de lucht hing. De aangenomen motie kan in dat oordeel geen verandering brengen. De motie ontslaat de instelling niet van haar eigen verantwoordelijkheid om naar alternatieve huisvesting te zoeken. Die verantwoordelijkheid heeft zij niet genomen. Bovendien heeft de gemeente zich voldoende ingespannen en is met voldoende mogelijkheden gekomen voor een alternatieve locatie. De instelling heeft die mogelijkheden zelf van de hand gewezen, omdat de aangeboden mogelijkheden niet bevielen. Van de instelling mocht daarin worden verlangd dat zij genoegen zou nemen met een minder ideale locatie. Dat de instelling geen alternatieve ruimte heeft, komt daarmee voor eigen risico.

Inschrijvingsprocedure bij gemeentelijke gronduitgifte: zorgvuldigheid en transparantie

De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft een inschrijvingsprocedure georganiseerd voor de verkoop van een stuk grond voor de bouw van appartementencomplexen. De Aanbestedingswet 2012 is niet van toepassing, maar de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de in de precontractuele fase geldende redelijkheid en billijkheid wel, zo oordeelt de rechter. Eiseres stelt dat deze beginselen zijn geschonden, omdat de winnaar een plan heeft ingediend dat afwijkt van het bestemmingsplan vanwege een extra bouwlaag. De voorzieningenrechter is het hier niet mee eens. Op grond van de inschrijvingsleidraad heeft de gemeente de mogelijkheid om een kruimelontheffingsprocedure te volgen indien sprake is van een ‘marginale, kwaliteitsverhogende aanpassing’. In dit geval kon de gemeente in redelijkheid tot de conclusie komen dat hiervan sprake was, zodat de winnaar niet hoefde te worden uitgesloten. De gemeente heeft evenmin in strijd gehandeld met het zorgvuldigheids- en transparantiebeginsel, nu de gemeente nadrukkelijk en voor ieder kenbaar de mogelijkheid heeft opengelaten dat een extra bouwlaag mogelijk als marginale, kwaliteitsverhogende aanpassing zou kunnen gelden.

Gemeente moet gegevens van minderjarige uit jeugdhulpdossier vernietigen

De rechtbank Noord-Holland heeft een gemeente opgedragen om alle informatie over een minderjarige en haar moeder die ziet op de Jeugdwet te vernietigen. De gemeente had een dergelijk verzoek eerder geweigerd. Volgens de gemeente moest zij zo’n verzoek op grond van art. 7.3.9 van de Jeugdwet gedurende de eerste 20 jaar weigeren. Die uitleg van de wet klopt volgens de rechtbank niet. Een verzoek om vernietiging van gegevens moet in beginsel worden toegewezen. Dat is enkel anders indien bewaring van de gegevens van aanmerkelijk belang is voor anderen dan de verzoeker, of zover het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet. Het feit dat de minderjarige zijn dossier mogelijk zou willen inzien zodra hij volwassen is, is onvoldoende reden om een verzoek tot vernietiging te weigeren. Ook anderszins is niet gebleken waarom de gegevens niet vernietigd kunnen worden. De gegevens moeten dus vernietigd worden. Daar voegt de rechter een interessante opmerking aan toe: de gemeente moet terughoudend zijn in het inbrengen van privacygevoelige gegevens in een procedure en moet daarbij rekening houden met de belangen van de betrokkenen. Dat is in deze procedure onvoldoende gebeurd.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Sammie Elbertsen, Ron de Martines en Floris van de Pol. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meldt u zich dan per e-mail aan.

Gerelateerde expertises