Actualiteiten overheidsprivaatrecht – oktober 2020

 11 november 2020 | Blog

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer uitspraken over de invoering van een opt in-systeem voor ongeadresseerd reclamedrukwerk, de mogelijkheden tot ontbinding van een raamovereenkomst en de strekking van contractuele geheimhoudingsbedingen in bezwaarprocedures.  

Moment invoering opt in-systeem Rotterdam niet onrechtmatig

In een kortgedingprocedure voor het gerechtshof Den Haag houdt de datum van invoering van het Rotterdamse opt in-systeem voor de bezorging van ongeadresseerd reclamedrukwerk alsnog stand. In deze procedure vorderde MailDB c.s. een langere overgangstermijn (van, primair, twintig maanden na eind 2019). De Rotterdamse voorzieningenrechter had de vordering toegewezen maar zijn vonnis wordt – terecht – vernietigd. Het hof acht de invoeringsdatum niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel of met andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Eerder oordeelde het Gerechtshof Amsterdam in een bodemprocedure al over de rechtmatigheid van het opt in-systeem van de gemeente Amsterdam. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden boog zich in kort geding over het opt in-systeem van de gemeente Utrecht, dat niet alleen ziet op reclamedrukwerk maar ook op huis-aan-huisbladen.

Besluit herroepen, geen onrechtmatigheid

De – achteraf ingetrokken - weigering van een gemeente om een terrasvergunning te verlenen leidt volgens het gerechtshof Amsterdam niet tot aansprakelijkheid van de gemeente. De aanvraag was bij besluit van 3 juli 2015 geweigerd vanwege een negatief welstandsadvies. Tijdens een bezwaarprocedure tegen een inrichtingsplan voor het desbetreffende gebied zijn partijen in overleg getreden. Uiteindelijk heeft de gemeente op 31 maart 2016 besloten alsnog een vergunning te verlenen, met een aangepaste maatvoering voor het terras. Daarbij werd het besluit van 3 juli 2015 ingetrokken. De aanvrager, een horecaexploitant, stelde de gemeente aansprakelijk omdat hij een seizoen lang terrasinkomsten is misgelopen. Het Hof oordeelde dat het besluit van 3 juli 2015 niet onrechtmatig was. De onrechtmatigheid van een besluit is in principe gegeven wanneer het wordt ingetrokken met erkenning dat het onjuist of onrechtmatig was, maar daarvan was in dit geval geen sprake. De grond voor de intrekking was dat de exploitant zijn aanvraag had aangepast, zodat die daarna wél voldeed aan de eisen. Het oorspronkelijke besluit was daarom niet onrechtmatig.

Onvoldoende beveiligingsmaatregelen bij onderhoud brug

Het gerechtshof Den Haag acht de Staat als wegbeheerder aansprakelijk voor de schade van nabestaanden van het slachtoffer van een noodlottig ongeval. Het slachtoffer wilde, om hulp te bieden aan de inzittenden van een geslipte vrachtwagen, oversteken van één brugdeel naar een ander. De tussen de brugdelen aanwezige roosters waren echter verwijderd in verband met wegwerkzaamheden. De roosters waren daar gewoonlijk aanwezig om valgevaar te beperken. Het Hof oordeelt dat de afwezigheid van de roosters een zeer gevaarlijke situatie creëerde. De geplaatste waarschuwingsborden wezen niet specifiek op het ontbreken van de roosters. Onder deze omstandigheden had de Staat, op grond van haar zorgplicht als wegbeheerder, moeten beoordelen welke aanvullende veiligheidsmaatregelen moesten worden getroffen. De Staat is in haar zorgplicht tekortgeschoten en heeft onrechtmatig gehandeld.

Aan de gemeente als verhuurder toe te rekenen gebrek: recht op huurprijsvermindering

In een zaak voor de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland speelde de vraag of de huurder van een stukje gemeentegrond recht had op huurprijsvermindering als gevolg van een gebrek aan het gehuurde. Het gehuurde was contractueel bestemd voor het plaatsen van een reclamezuil die door huurder zou worden geëxploiteerd. Volgens huurder veroorzaakte de verminderde zichtbaarheid van (één zijde van) de reclamezuil als gevolg van aanwezige bomen tot een beperking van het genot van het gehuurde. De kantonrechter oordeelt dat het huurgenot in een bepaalde periode (korter dan de huurder had gevorderd) zodanig wezenlijk is aangetast dat sprake is van een gebrek aan het gehuurde dat huurprijsvermindering rechtvaardigt. Omdat de huurprijsvermindering evenredig moet zijn aan de vermindering van het huurgenot, oordeelt de kantonrechter dat huurder de huurbetalingen over de bewuste periode met 25% mag verminderen. De kantonrechter ziet geen grondslag voor verdere schadevergoeding aan de zijde van de huurder.

Moeizame werkrelatie geen grond voor ontbinding van een raamovereenkomst

De rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat een raamovereenkomst tussen een jeugdhulpverleningsinstantie en meerdere gemeenten onrechtmatig is ontbonden. In de kern genomen meenden de gemeenten dat de jeugdhulpverleningsinstantie niet handelde conform professionele normen, geen open, constructieve en professionele houding had en niet voldoende samenwerkte met de gemeenten. Volgens de gemeenten leverden dit een tekortkoming op in nakoming van de raamovereenkomst door de jeugdhulpverleningsinstantie, op grond waarvan de gemeenten de raamovereenkomst ontbonden. De rechtbank constateerde dat sprake is van een moeizame werkrelatie tussen de gemeenten en de jeugdhulpverleningsinstantie. Dat is op zichzelf geen grond voor ontbinding van de raamovereenkomst. Voor ontbinding is het noodzakelijk dat duidelijk moet zijn aan welke concrete verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst moet worden voldaan. In dit geval waren de verplichtingen uit de raamovereenkomst, die volgens de gemeenten niet waren nagekomen, onvoldoende concreet en kenbaar. Zodoende kon niet worden vastgesteld of deze verplichten waren nagekomen en is de raamovereenkomst ten onrechte ontbonden.

Een lesje formele rechtskracht van de voorzieningenrechter

Nadat in de bestuursrechtelijke rechtsgang vast kwam te staan dat de besluiten rondom Windpark De Drentse Monden en Oostermoer rechtmatig zijn genomen, vordert stichting Platform Storm bij de civiele Voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland om de realisatie van het windpark alsnog te verbieden. Platform Storm stelt dat de verleende omgevingsvergunningen – gelet op nieuwe rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie – in strijd zijn met het Unierecht en derhalve onrechtmatig zijn. In de uitspraak van 22 oktober 2020 oordeelt de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland dat Platform Storm niet-ontvankelijk is in haar vorderingen (onder meer) vanwege de leer van de formele rechtskracht. Concreet staat volgens de voorzieningenrechter nog steeds een bestuursrechtelijke mogelijkheid open om de realisatie van het windpark tegen te gaan. Platform Storm kan het bevoegde bestuursorgaan verzoeken de vergunningen in te trekken/op te schorten wegens strijd met het Unierecht. Nu Stichting Platform die mogelijkheid (nog) niet heeft benut, mag de voorzieningenrechter inhoudelijk niet op de vorderingen reageren, gelet op de competentieverdeling tussen de civiele- en de bestuursrechter.

Uitvoeringsvoorschrift kan ter bescherming stekken van overige weggebruikers

In een vonnis van 28 juli 2020 heeft de rechtbank Oost-Brabant overwogen dat bij de plaatsing van verkeersborden – conform de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens – niet alleen de belangen van de weggebruikers voor wie deze borden zijn bestemd bepalend zijn, maar ook de belangen van de overige weggebruikers. Het voorschrift omtrent de plaatsing van verkeersborden op het trottoir kunnen worden geacht te strekken ter bescherming van alle weggebruikers die naar redelijke verwachting van het trottoir gebruik zullen maken. Het is een feit van algemene bekendheid dat binnen de bebouwde kom fietsers gebruik maken van het trottoir, ook op plaatsen waar dat niet is toegestaan. Het beroep van de gemeente op het relativiteitsvereiste gaat daarom niet op.

Geheimhoudingsbeding is niet geschonden

In een arrest van 6 oktober 2020 heeft het gerechtshof Den Haag overwogen dat een geheimhoudingsbeding (op grond waarvan over de inhoud van de overeenkomst volledige geheimhouding jegens derden moest worden betracht) niet is geschonden door toezending van die vaststellingsovereenkomst aan de externe commissie bezwaarschriften, de Nationale Ombudsman en wederpartij. De externe bezwaarschriftencommissie en de Nationale Ombudsman zijn immers instanties die speciaal in het leven zijn geroepen om bezwaren respectievelijk klachten van burgers onpartijdig te beoordelen wanneer de burger een bezwaar of klacht indient. Zij moeten die klachten behandelen (onder meer) op basis van de stukken die de burger aandraagt en zij gaan met die stukken vertrouwelijk om. Appellant is daarom niet de contractuele boete verschuldigd vanwege het verstrekken van de stukken aan de bezwaarschriftencommissie en de Nationale Ombudsman.

Was de Staat onzorgvuldig door alle horeca te sluiten?

Nee, is het antwoord van de voorzieningenrechter in Den Haag. De voorzieningenrechter wijst erop dat de burgerlijke rechter uiterst terughoudend moet zijn bij een acute crisissituatie zoals de verspreiding van het coronavirus. Hoewel het evident is dat de horeca hard geraakt wordt door de nieuwe maatregelen, moet de Staat in zijn belangenafweging alle belangen betrekken, dus ook de volksgezondheid en de druk op de zorg. De Staat heeft deze belangenafweging voldoende gemotiveerd. Wel is het belangrijk dat een generieke maatregel als de sluiting van alle horeca een goede motivering ten grondslag ligt. Voor nu is de motivering voldoende, in afwachting van nader onderzoek naar de positie van eigenstandige restaurants. De voorzieningenrechter vraagt de Staat om deze onderzoeken voortvarend op te pakken.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Stefan van de Sande, Jeanny Romme, Ron de Martines, Emile Euverman, Menno Hendriks, Stefan ten Hertog, Mels Landzaad en Burcu Özdemir. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meld u zich dan per e-mail aan.

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer uitspraken over de invoering van een opt in-systeem voor ongeadresseerd reclamedrukwerk, de mogelijkheden tot ontbinding van een raamovereenkomst en de strekking van contractuele geheimhoudingsbedingen in bezwaarprocedures.  

Moment invoering opt in-systeem Rotterdam niet onrechtmatig

In een kortgedingprocedure voor het gerechtshof Den Haag houdt de datum van invoering van het Rotterdamse opt in-systeem voor de bezorging van ongeadresseerd reclamedrukwerk alsnog stand. In deze procedure vorderde MailDB c.s. een langere overgangstermijn (van, primair, twintig maanden na eind 2019). De Rotterdamse voorzieningenrechter had de vordering toegewezen maar zijn vonnis wordt – terecht – vernietigd. Het hof acht de invoeringsdatum niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel of met andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Eerder oordeelde het Gerechtshof Amsterdam in een bodemprocedure al over de rechtmatigheid van het opt in-systeem van de gemeente Amsterdam. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden boog zich in kort geding over het opt in-systeem van de gemeente Utrecht, dat niet alleen ziet op reclamedrukwerk maar ook op huis-aan-huisbladen.

Besluit herroepen, geen onrechtmatigheid

De – achteraf ingetrokken - weigering van een gemeente om een terrasvergunning te verlenen leidt volgens het gerechtshof Amsterdam niet tot aansprakelijkheid van de gemeente. De aanvraag was bij besluit van 3 juli 2015 geweigerd vanwege een negatief welstandsadvies. Tijdens een bezwaarprocedure tegen een inrichtingsplan voor het desbetreffende gebied zijn partijen in overleg getreden. Uiteindelijk heeft de gemeente op 31 maart 2016 besloten alsnog een vergunning te verlenen, met een aangepaste maatvoering voor het terras. Daarbij werd het besluit van 3 juli 2015 ingetrokken. De aanvrager, een horecaexploitant, stelde de gemeente aansprakelijk omdat hij een seizoen lang terrasinkomsten is misgelopen. Het Hof oordeelde dat het besluit van 3 juli 2015 niet onrechtmatig was. De onrechtmatigheid van een besluit is in principe gegeven wanneer het wordt ingetrokken met erkenning dat het onjuist of onrechtmatig was, maar daarvan was in dit geval geen sprake. De grond voor de intrekking was dat de exploitant zijn aanvraag had aangepast, zodat die daarna wél voldeed aan de eisen. Het oorspronkelijke besluit was daarom niet onrechtmatig.

Onvoldoende beveiligingsmaatregelen bij onderhoud brug

Het gerechtshof Den Haag acht de Staat als wegbeheerder aansprakelijk voor de schade van nabestaanden van het slachtoffer van een noodlottig ongeval. Het slachtoffer wilde, om hulp te bieden aan de inzittenden van een geslipte vrachtwagen, oversteken van één brugdeel naar een ander. De tussen de brugdelen aanwezige roosters waren echter verwijderd in verband met wegwerkzaamheden. De roosters waren daar gewoonlijk aanwezig om valgevaar te beperken. Het Hof oordeelt dat de afwezigheid van de roosters een zeer gevaarlijke situatie creëerde. De geplaatste waarschuwingsborden wezen niet specifiek op het ontbreken van de roosters. Onder deze omstandigheden had de Staat, op grond van haar zorgplicht als wegbeheerder, moeten beoordelen welke aanvullende veiligheidsmaatregelen moesten worden getroffen. De Staat is in haar zorgplicht tekortgeschoten en heeft onrechtmatig gehandeld.

Aan de gemeente als verhuurder toe te rekenen gebrek: recht op huurprijsvermindering

In een zaak voor de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland speelde de vraag of de huurder van een stukje gemeentegrond recht had op huurprijsvermindering als gevolg van een gebrek aan het gehuurde. Het gehuurde was contractueel bestemd voor het plaatsen van een reclamezuil die door huurder zou worden geëxploiteerd. Volgens huurder veroorzaakte de verminderde zichtbaarheid van (één zijde van) de reclamezuil als gevolg van aanwezige bomen tot een beperking van het genot van het gehuurde. De kantonrechter oordeelt dat het huurgenot in een bepaalde periode (korter dan de huurder had gevorderd) zodanig wezenlijk is aangetast dat sprake is van een gebrek aan het gehuurde dat huurprijsvermindering rechtvaardigt. Omdat de huurprijsvermindering evenredig moet zijn aan de vermindering van het huurgenot, oordeelt de kantonrechter dat huurder de huurbetalingen over de bewuste periode met 25% mag verminderen. De kantonrechter ziet geen grondslag voor verdere schadevergoeding aan de zijde van de huurder.

Moeizame werkrelatie geen grond voor ontbinding van een raamovereenkomst

De rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat een raamovereenkomst tussen een jeugdhulpverleningsinstantie en meerdere gemeenten onrechtmatig is ontbonden. In de kern genomen meenden de gemeenten dat de jeugdhulpverleningsinstantie niet handelde conform professionele normen, geen open, constructieve en professionele houding had en niet voldoende samenwerkte met de gemeenten. Volgens de gemeenten leverden dit een tekortkoming op in nakoming van de raamovereenkomst door de jeugdhulpverleningsinstantie, op grond waarvan de gemeenten de raamovereenkomst ontbonden. De rechtbank constateerde dat sprake is van een moeizame werkrelatie tussen de gemeenten en de jeugdhulpverleningsinstantie. Dat is op zichzelf geen grond voor ontbinding van de raamovereenkomst. Voor ontbinding is het noodzakelijk dat duidelijk moet zijn aan welke concrete verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst moet worden voldaan. In dit geval waren de verplichtingen uit de raamovereenkomst, die volgens de gemeenten niet waren nagekomen, onvoldoende concreet en kenbaar. Zodoende kon niet worden vastgesteld of deze verplichten waren nagekomen en is de raamovereenkomst ten onrechte ontbonden.

Een lesje formele rechtskracht van de voorzieningenrechter

Nadat in de bestuursrechtelijke rechtsgang vast kwam te staan dat de besluiten rondom Windpark De Drentse Monden en Oostermoer rechtmatig zijn genomen, vordert stichting Platform Storm bij de civiele Voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland om de realisatie van het windpark alsnog te verbieden. Platform Storm stelt dat de verleende omgevingsvergunningen – gelet op nieuwe rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie – in strijd zijn met het Unierecht en derhalve onrechtmatig zijn. In de uitspraak van 22 oktober 2020 oordeelt de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland dat Platform Storm niet-ontvankelijk is in haar vorderingen (onder meer) vanwege de leer van de formele rechtskracht. Concreet staat volgens de voorzieningenrechter nog steeds een bestuursrechtelijke mogelijkheid open om de realisatie van het windpark tegen te gaan. Platform Storm kan het bevoegde bestuursorgaan verzoeken de vergunningen in te trekken/op te schorten wegens strijd met het Unierecht. Nu Stichting Platform die mogelijkheid (nog) niet heeft benut, mag de voorzieningenrechter inhoudelijk niet op de vorderingen reageren, gelet op de competentieverdeling tussen de civiele- en de bestuursrechter.

Uitvoeringsvoorschrift kan ter bescherming stekken van overige weggebruikers

In een vonnis van 28 juli 2020 heeft de rechtbank Oost-Brabant overwogen dat bij de plaatsing van verkeersborden – conform de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens – niet alleen de belangen van de weggebruikers voor wie deze borden zijn bestemd bepalend zijn, maar ook de belangen van de overige weggebruikers. Het voorschrift omtrent de plaatsing van verkeersborden op het trottoir kunnen worden geacht te strekken ter bescherming van alle weggebruikers die naar redelijke verwachting van het trottoir gebruik zullen maken. Het is een feit van algemene bekendheid dat binnen de bebouwde kom fietsers gebruik maken van het trottoir, ook op plaatsen waar dat niet is toegestaan. Het beroep van de gemeente op het relativiteitsvereiste gaat daarom niet op.

Geheimhoudingsbeding is niet geschonden

In een arrest van 6 oktober 2020 heeft het gerechtshof Den Haag overwogen dat een geheimhoudingsbeding (op grond waarvan over de inhoud van de overeenkomst volledige geheimhouding jegens derden moest worden betracht) niet is geschonden door toezending van die vaststellingsovereenkomst aan de externe commissie bezwaarschriften, de Nationale Ombudsman en wederpartij. De externe bezwaarschriftencommissie en de Nationale Ombudsman zijn immers instanties die speciaal in het leven zijn geroepen om bezwaren respectievelijk klachten van burgers onpartijdig te beoordelen wanneer de burger een bezwaar of klacht indient. Zij moeten die klachten behandelen (onder meer) op basis van de stukken die de burger aandraagt en zij gaan met die stukken vertrouwelijk om. Appellant is daarom niet de contractuele boete verschuldigd vanwege het verstrekken van de stukken aan de bezwaarschriftencommissie en de Nationale Ombudsman.

Was de Staat onzorgvuldig door alle horeca te sluiten?

Nee, is het antwoord van de voorzieningenrechter in Den Haag. De voorzieningenrechter wijst erop dat de burgerlijke rechter uiterst terughoudend moet zijn bij een acute crisissituatie zoals de verspreiding van het coronavirus. Hoewel het evident is dat de horeca hard geraakt wordt door de nieuwe maatregelen, moet de Staat in zijn belangenafweging alle belangen betrekken, dus ook de volksgezondheid en de druk op de zorg. De Staat heeft deze belangenafweging voldoende gemotiveerd. Wel is het belangrijk dat een generieke maatregel als de sluiting van alle horeca een goede motivering ten grondslag ligt. Voor nu is de motivering voldoende, in afwachting van nader onderzoek naar de positie van eigenstandige restaurants. De voorzieningenrechter vraagt de Staat om deze onderzoeken voortvarend op te pakken.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Stefan van de Sande, Jeanny Romme, Ron de Martines, Emile Euverman, Menno Hendriks, Stefan ten Hertog, Mels Landzaad en Burcu Özdemir. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meld u zich dan per e-mail aan.

Gerelateerde expertises