Actualiteitenblog overheidsprivaatrecht – mei 2022

16 juni 2022 | Blog

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Na het lezen van dit blog bent u weer helemaal up-to-date binnen het rechtsgebied. In de editie over mei 2022 praten we u onder meer bij over de uitspraken die in de afgelopen maand gedaan zijn over de uitleg van een voorkeursrecht van de gemeente, afspraken over toebedeling van starterswoningen, en het handelen van een waterschap bij hevige regenval.

Prestatieafspraken over woningbouw toegestaan; toewijzingsafspraken niet

Een gemeente heeft met een ontwikkelaar afgesproken dat tenminste 30% van de woningen in een bepaald project starterswoningen moeten zijn. Ook hebben partijen afgesproken dat woningen bij voorkeur zullen worden toegewezen aan kandidaten met een binding aan de gemeente. Zijn dergelijke afspraken nietig, wegens onaanvaardbare doorkruising van de Huisvestingswet 2014 en de gemeentelijke huisvestingsverordening? Volgens het hof Arnhem-Leeuwarden is de eerste afspraak mogelijk, maar de tweede niet. Hoewel de Huisvestingswet 2014 beoogt een uitputtende regeling te geven, is het doen uitvoeren van regelgeving en het maken van afspraken over te leveren prestaties nog steeds mogelijk.  De eerste afspraak tussen de gemeente en een ontwikkelaar (minstens 30% van de woningen moeten starterswoningen zijn) is een prestatieafspraak. Bij deze afspraak is dus geen sprake van een onaanvaardbare doorkruising. Volgens het hof is daar bij de afspraak over toewijzing van de woningen (naar voorlopig oordeel) wel sprake van. Daarmee wordt de Huisvestingswet 2014 (onaanvaardbaar) doorkruist.

Provincie als wegbeheerder aansprakelijk, geen (gedeeltelijke) eigen schuld

Dat een ongeluk in een klein hoekje zit, blijkt maar weer eens uit een uitspraak van het hof ’s‑Hertogenbosch. Een man heeft op het fietspad noodgedwongen moeten bijsturen naar de berm om twee voetgangers te ontwijken. Bij deze uitwijkmanoeuvre heeft hij een trottoirband geraakt die daar niet conform de geldende bouwrichtlijnen was neergelegd. Eerder oordeelde het hof al dat de inrichting van de weg niet voldeed aan de veiligheidsnorm, waarmee de aansprakelijkheid van de provincie als wegbeheerder daarmee vaststond. In deze uitspraak ligt vervolgens de vraag voor of de man in kwestie (deels) eigen schuld heeft aan de ontstane schade, omdat hij onvoldoende heeft geanticipeerd op de verkeerssituatie. Het Hof beantwoordt deze vraag ontkennend; de door de Provincie geschonden veiligheidsnorm had immers juist betrekking op veilig kunnen uitwijken. De fietser mocht daarom verwachten hij de berm daarvoor kon gebruiken. De schade is daarom voor 100% toe te rekenen aan de provincie.

Zoekt en gij zult vinden

Een haalbare vordering formuleren, de juiste procedure starten en daarin de juiste persoon betrekken is cruciaal, maar kan soms lastig zijn. Dat illustreert een uitspraak van de rechtbank Gelderland. Een fietser verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor een door hem geleden verkeersongeval. Dat verzoek is pas echter na drie jaar opgepakt. In de tussentijd heeft verzoeker geschikt met de gemeente. Verzoeker vraagt in een deelgeschilprocedure (met de gemeente) om bekrachtiging van zijn schikking en om schadevergoeding omdat zijn zaak niet binnen een redelijke termijn is behandeld. De kantonrechter oordeelt echter dat deze vertraging niet kan worden goed gemaakt, nu verzoeker meent dat de Staat of de rechtbank zijn schade moet vergoeden, maar geen van beiden in de procedure is betrokken. De deelgeschilprocedure is daarnaast niet bedoeld voor deze schade. Een rechter kan bovendien een schikking niet bekrachtigen bij uitspraak. Daar bestaat geen wettelijke grondslag voor. De fietser vangt dus bot bij de kantonrechter.

Spoedeisend belang bij ontneming zicht door plaatsing boombak en overlast naastgelegen terras?

Een ondernemer uit Roermond krijgt een boombak pal voor zijn bedrijfspand geplaatst door de gemeente. Hij stelt zich op het standpunt dat zijn zicht op zijn pand hierdoor wordt ontnomen en dat hij overlast heeft van het naast zijn bedrijf gelegen terras. In kort geding vordert hij bij de rechtbank Limburg dat de boombak wordt verwijderd, althans dat deze zo wordt verplaatst dat deze niet meer geheel voor zijn pand staat. De voorzieningenrechter oordeelt dat een spoedeisend belang (een cruciale factor in een kort geding) in de procedure ontbreekt. De ondernemer heeft de vordering namelijk zo verwoord dat aan die vordering al wordt voldaan als de boombakken met slechts vijftig centimeter worden verplaatst. Daarnaast is nog maar de vraag of deze minimale verplaatsing iets verandert aan het uitzicht van de ondernemer. In ieder geval doet het niets aan de gestelde overlast van het naastgelegen terras (waartegen bestuursrechtelijke procedure loopt). De vordering wordt afgewezen.

Een voorkeursrecht op een bepaald object, verandert niet (zomaar) doordat het object verandert

Gedaagde heeft een schoolgebouw van de gemeente gekocht. Er is afgesproken dat als hij het gebouw verkoopt, hij het eerst aan de gemeente aan moet bieden (een zogenaamd voorkeursrecht). In de jaren daarna zijn de naast het gebouw en de naastgelegen woning visueel en bouwkundig tot één geheel gemaakt. Gedaagde biedt vervolgens het geheel te koop aan bij de gemeente. De gemeente wil echter alleen het schoolgebouw hebben, en antwoordt dat zij voor een aanzienlijk kleiner bedrag slechts het schoolgebouw koopt. Bij de rechtbank Rotterdam speelt de vraag of het voorkeursrecht na al die jaren en werkzaamheden nog slechts op het schoolgebouw ziet, en of tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Beide vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Dat het pand door de jaren heen is uitgebreid en visueel en bouwkundig niet meer los kan worden gezien van andere gebouwen, doet niet af aan het feit dat is afgesproken dat de gemeente slechts een voorkeursrecht heeft op het schoolgebouw. De gemeente mocht het aanbod van gedaagde dus ook zo opvatten dat zij slechts akkoord hoefde te geven op de koop van het schoolgebouw. De gemeente kan nakoming van die koopovereenkomst vorderen.

Moet een waterschap anticiperend handelen bij code oranje?

Door hevige regenval ontstaat wateroverlast op het perceel van een akkerbouwer. De oogst van de akkerbouwer is hierdoor deels verloren gegaan en deels in kwaliteit achteruit gegaan. De geleden schade wil de akkerbouwer verhalen op het waterschap. Bij de rechtbank vangt hij bot en ook het hof ’s‑Hertogenbosch acht het waterschap niet aansprakelijk. Interessant is dat de akkerbouwer aanvoert dat het waterschap anticiperend had moeten handelen op basis van een met betrekking tot het weerbeeld afgegeven code oranje. Het waterschap brengt daar tegenin dat anticiperend handelen niet eenvoudig, zo niet onmogelijk is en dat het waterschap direct na de hevige regenval diverse acties heeft ondernomen. Het hof gaat hierin mee. De afgegeven code oranje was onvoldoende specifiek en de akkerbouwer heeft niet aangegeven welke maatregelen het waterschap had kunnen treffen die hem hadden kunnen helpen. Het is tot kort van tevoren niet duidelijk waar precies en hoeveel regen gaat vallen. Het handelen van het waterschap staat daarmee in dit geval als een paal boven water.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Mariëtta Buitenhuis, Mels Landzaad, Ron de Martines, Nathalie Niederer en Floris van de Pol.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven