Belangrijk arrest van het Hof: bij milieuzaken is de toegang tot de rechter ruimer dan het Nederlands recht voorschrijft

29 januari 2021 | Blog

Uit een belangrijk arrest van 14 januari 2021 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: “het Hof”) blijkt dat Het Verdrag van Aarhus voor Nederland inhoudt dat het recht op toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden ruimer is dan de wet voorschrijft. In deze bijdrage lichten wij dit toe.

Het Nederlandse bestuursprocesrecht beperkt de toegang tot de rechter

Het arrest gaat over de volgende twee regels van het Nederlandse bestuursprocesrecht:

  • Alleen een belanghebbende – in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (‘Awb’) – kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter (artikel 8:1 van de Awb).
  • Een belanghebbende kan (in beginsel) geen beroep instellen tegen een besluit dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure heeft gevolgd, als deze belanghebbende geen zienswijze naar voren heeft gebracht tegen het ontwerpbesluit (artikel 6:13 van de Awb).

De verwijzende rechter – van de Rechtbank Limburg – vroeg het Hof in zijn verwijzingsuitspraak of deze regels in overeenstemming zijn met van het Verdrag van Aarhus, wanneer (i) een belanghebbende milieuorganisatie, die niet heeft deelgenomen aan de uitgebreide voorbereidingsprocedure, wil opkomen tegen een besluit over een Aarhus-activiteit – een activiteit als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Verdrag van Aarhus – of (ii) een niet-belanghebbende, die op grond van Nederlands recht mag deelnemen aan de uitgebreide voorbereidingsprocedure, wenst te betwisten dat het handelen (of nalaten) van de betrokken overheidsinstantie strijdig is met bepalingen van nationaal milieurecht.

Als het nationale recht aan een persoon ruimere rechten op inspraak in het besluitvormingsproces biedt, dan moet deze persoon toegang tot de rechter kunnen hebben om zich te beroepen op die ruimere rechten

Het Hof stelt vast dat het Verdrag van Aarhus niet zo ver gaat dat aan iedereen toegang tot de rechter moet worden geboden bij Aarhus-activiteiten. Toegang tot de rechter inzake besluiten over Aarhus-activiteiten moet wel openstaan voor de personen die tot het ‘betrokken publiek’ behoren. Hiernaast geldt dat als het nationale recht eenmaal inspraak in het besluitvormingsproces toekent aan personen die niet tot het ‘betrokken publiek’ behoren (hetgeen ruimer is dan het Verdrag van Aarhus voorschrijft), deze personen vervolgens wel toegang tot de rechter moeten hebben om zich bij de rechter te kunnen beroepen op dit recht op inspraak. Dit om te kunnen betwisten of een besluit strijdig is met bepalingen van nationaal milieurecht.

Wat betekent dit volgens ons voor Nederland? In Nederland is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing op bijvoorbeeld de voorbereiding van bepaalde omgevingsvergunningen die ook kunnen zien op milieu. Daaraan mag eenieder deelnemen door een zienswijze naar voren te brengen (“Eenieder kan zienswijzen bij het bevoegd gezag naar voren brengen”). Vervolgens mogen echter alleen belanghebbenden beroep instellen bij de bestuursrechter (artikel 8:1 van de Awb).

Het lijkt erop dat het Hof meent dat in geval van zulke regelingen met een zeer ruime inspraakmogelijkheid voor personen die niet tot het ‘betrokken publiek’ behoren, er toch toegang tot de rechter moet bestaan – ook al gaat het niet om belanghebbenden naar het nationale recht. De kring van ontvankelijken (niet: belanghebbenden) in een bestuursrechtelijke beroepsprocedure zou dus ruimer zijn dan voorheen het geval was. We merken hierbij wel op dat het nu eerst aan de nationale rechter is om de beantwoording van de vragen door het Hof te verwerken.

Nederland mag deelname aan de voorbereidingsprocedure niet verplicht stellen als voorwaarde voor toegang tot de rechter bij een besluit over een Aarhus-activiteit

Ook interessant is dat het Hof heeft geoordeeld dat niet-gouvernementele organisaties die deel uitmaken van het ‘betrokken publiek’ ook een besluit over een specifieke activiteit in rechte moeten kunnen aanvechten bij de rechter, ongeacht de rol die zij bij de voorbereiding op het besluit hebben gespeeld. Met niet- gouvernementele organisaties doelt het Hof in dit arrest op milieuorganisaties.

Wat betekent dit voor Nederland? In Nederland is deelname aan de uitgebreide voorbereidingsprocedure door een zienswijze in te dienen tegen de ontwerpversie van het besluit verplicht om in beroep te kunnen komen tegen het uiteindelijke besluit (artikel 6:13 van de Awb). Volgens het Hof is deze beperking (in ieder geval) voor belanghebbende milieuorganisaties niet in overeenstemming met het Verdrag van Aarhus. Wij verwachten dat ook voor andere “leden van het betrokken publiek” (andere belanghebbenden) zal gelden dat de mogelijkheid om op te komen tegen een besluit over Aarhus-activiteiten niet mag worden weggenomen, wanneer zij niet hebben deelgenomen aan de voorbereidingsprocedure. Het indienen van een zienswijze lijkt dus een stuk minder belangrijk te zijn als het gaat om belanghebbenden bij milieuaangelegenheden waarop het Verdrag van Aarhus van toepassing is.

Het is nu afwachten hoe de wetgever reageert op dit spraakmakende arrest. Wellicht zal artikel 6:13 van de Awb gewijzigd worden om in overeenstemming te zijn met het Verdrag van Aarhus. Wij verwachten dat het arrest op korte termijn tot gevolg zal hebben dat belanghebbenden die geen zienswijze hebben ingediend tegen een ontwerpbesluit over Aarhus-activiteiten, toch ontvangen zullen worden in hun beroep bij de bestuursrechter.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven