Besluit en Regeling Woningbouwimpuls 2020 gepubliceerd

4 juni 2020 | Blog

Op 18 en 20 mei zijn het Besluit Woningbouwimpuls 2020 (Stb. 2020, nr. 141) en de Regeling Woningbouwimpuls 2020 (Stcrt. 2020, nr. 28062) gepubliceerd. Met het besluit wordt ca € 1 miljard beschikbaar gesteld aan gemeenten voor het versneld kunnen realiseren van woningbouwprojecten die vanwege een onrendabele financiële top moeilijk van de grond komen.

Lees in dit blog hoe je als gemeente aanvragen kunt indienen, welke aanvraagtijdvakken er zijn, de voorwaarden tot toekenning van de uitkering en de criteria waaraan de aanvraag wordt getoetst.

Maatregelen waarvoor een uitkering kan worden verstrekt op grond van dit besluit zijn de uitkoop of onteigening van bedrijven, sanering van gronden, de noodzakelijke (lokale) infrastructurele ontsluiting van woongebieden, de inrichting van de openbare ruimte en het verlagen van stikstofdepositie. Ook kosten vanwege de toepassing van residueel grondbeleid waardoor ondanks de toepassing van het maximale kostenverhaal er een publiek tekort blijft voor de gemeente, komen voor een uitkering in aanmerking.

De inwerkingtreding van het besluit en de regeling is voorzien op 18 juli 2020 (nadat de Staten-Generaal de begrotingswet heeft geautoriseerd) en heeft terugwerkende kracht tot 1 juli 2020. Gelet op het belang van de bijdrage die de woningbouwimpuls kan leveren aan het inlopen van het grote woningtekort, acht de minister het gewenst om gemeenten zo spoedig mogelijk in de gelegenheid te stellen om aanvragen voor een bijdrage te doen en heeft de minister daarom besloten het Besluit en de Regeling Woningbouwimpuls 2020 reeds te publiceren.

Verschillende aanvraagtijdvakken

De woningbouwimpuls wordt in verschillende aanvraagtijdvakken opengesteld voor gemeenten. Het besluit voorziet dat het eerste aanvraagtijdvak vanaf 1 juli 2020 tot 15 juli 2020 loopt. Het uitkeringsplafond voor het verstrekken van bijdragen tijdens het eerste aanvraagtijdvak bedraagt € 347,5 miljoen. De volgende aanvraagtijdvakken en de daarvoor geldende uitkeringsplafonds zullen steeds ten minste zes weken voor aanvang van de aanvraagtijdvakken worden bekendgemaakt.

Voorwaarden

De uitkering wordt slechts toegekend aan een project indien dat is gericht op de bouw van een substantieel aantal woningen in een afgebakend projectgebied. Voor het eerste aanvraagtijdvak is sprake van een substantieel aantal woningen indien het project ten minste 500 woningen toevoegt aan de bestaande woningvoorraad.

Het project dient daarnaast te voorzien in een substantieel aandeel betaalbare woningen. Dat wil zeggen dat ten minste 50% van de door het project toegevoegde woningen koopwoningen zijn tot de NHG-kostengrens, middenhuurwoningen tot € 1.000 en/of sociale huurwoningen. In de toelichting is hierover aangegeven dat het de bedoeling is dat het langjarige behoud van de betaalbare woningen voor de doelgroep wordt geborgd. Dat is mogelijk met afspraken over een bestemmingscategorie sociale koop/middenhuur, anti-speculatiebedingen, kettingbedingen of een zelfbewoningsplicht. Zo wordt geborgd dat starters en middeninkomens jarenlang baat hebben bij de woningbouwimpuls.

Verder worden alleen uitkeringen voor woningbouwprojecten verstrekt die nog niet in uitvoering zijn, maar binnen afzienbare tijd opgestart kunnen worden. Daarvan is sprake indien de eerste bouwwerkzaamheden uiterlijk binnen drie jaren na de datum van de uitkeringsbeschikking aanvangen en de overige bouwwerkzaamheden uiterlijk binnen tien jaren na die datum aanvangen. De termijn van drie jaar betekent dat een project al enige mate van concreetheid moet hebben om tijdig tot realisatie te komen.

Tevens geldt het vereiste dat de bij het project betrokken partijen (medeoverheden) zelf voor 50% in het financiële tekort bijdragen. Met andere woorden, slechts maximaal 50% van het aangetoonde financiële tekort kan als bijdrage kan worden aangevraagd. Om de middelen uit de woningbouwimpuls zo effectief mogelijk te besteden moet er een bepaalde hardheid zijn dat de door de betrokken partijen te leveren additionele financiële middelen ook daadwerkelijk beschikbaar komen. Dit betekent dat er in het geval van de gemeente ten minste sprake moet zijn van een collegebesluit, eventueel onder voorbehoud van goedkeuring door de gemeenteraad. Naar analogie van de gemeentelijke bijdrage moet er bij een provinciale bijdrage ten minste sprake zijn van een besluit van Gedeputeerde Staten, eventueel onder voorbehoud van een goedkeuring door Provinciale Staten. Het is daarbij toegestaan dat de toezegging vanuit gemeente of provincie voorwaardelijk is aan het beschikbaar komen van de bijdrage uit de woningbouwimpuls.

Overigens was in het ontwerpbesluit Woningbouwimpuls 2020 ook een steunverklaring van de provincie als voorwaarde opgenomen voor een aanvraag. In het definitieve besluit is deze voorwaarde vervallen omdat deze op gespannen voet kan komen te staan met de reguliere wettelijke bevoegdheden van gemeenten en provincies bij de besluitvorming over woningbouwlocaties.

Rangschikking

Nadat een (volledige) aanvraag is ingediend zal deze door een zogenoemde toetsingscommissie worden getoetst aan de voorwaarden voor een Rijksbijdrage alsmede beoordeeld worden aan de hand van de volgende criteria:

  • noodzaak: in hoeverre is de bijdrage echt nodig;
  • effectiviteit: hoeveel betaalbare woningen voor starters en middeninkomens worden extra gerealiseerd ten opzichte van een programma zonder bijdrage uit de impuls;
  • efficiëntie: in hoeverre wordt met zo min mogelijk financiële middelen een zo groot mogelijk aantal betaalbare woningen gebouwd; en
  • urgentie; hoe groot is de woningschaarste in een gemeente? Woondealregio’s en andere regio’s met een groot woningtekort of -behoefte scoren bij dit criterium beter.

De weging van deze beoordelingscriteria zijn in bijlage 1 van de Regeling verder uitgewerkt.

Regio’s met een substantiële woningbouwopgave komen als eerste aan bod, maar de woningbouwimpuls is voor alle gemeenten toegankelijk zolang het beschikbare budget niet is uitgeput. De woningbouwopgave wordt bepaald op basis van de door de minister in 2020 in het kader van de staat van de woningmarkt gepubliceerde cijfers over het tekort aan woningen in 2020 vermeerderd met de verwachte groei aan huishoudens in de periode tot en met 2030.

Beschikking

Nadat de toetsingscommissie advies heeft uitgebracht over alle ingediende aanvragen volgt een beschikking van de minister, waarbij de aanvraag wordt toegekend of afgewezen. De minister stelt hiertoe op basis van de beoordeling van de toetsingscommissie een rangschikking op waarbij tevens wordt bezien of er sprake is van een onevenwichtige spreiding van de middelen over de verschillende regio’s ten opzichte van de woningbouwopgave.

 

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven