‘BeZaVa’- leed verzacht

21 december 2017 | Blog

In een procedure bij de belastingkamer van het Gerechtshof Amsterdam stond de vraag centraal of de per 1 januari 2014 geïntroduceerde gedifferentieerde premieheffing Werkhervattingskas ter zake van vangnetters zonder werkgever een van de maatregelen van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid voor vangnetters, beter bekend als de Wet Bezava ('BeZaVa') - voor de belanghebbende werkgevers tot rechtens onaanvaardbare gevolgen leidt. Het Hof concludeert kort samengevat dat de materiele terugwerkende kracht van de nieuwe regeling en/of de onevenredige financiële gevolgen daarvan in strijd komen met de algemene rechtsbeginselen en/of met artikel 1 van het Eerste Protocol ('EP') bij het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens ('EVRM').

Geen terugwerkende kracht gedifferentieerde premie BeZaVa
Volgens het Hof mochten werkgevers er in goed vertrouwen van uitgaan dat zij niet met de nadelige gevolgen zouden worden geconfronteerd van de nieuwe regeling. Tot het moment waarop voor hen duidelijk moest zijn dat de wetgever het systeem van premieheffing zodanig zou wijzigen dat het ziek worden van werknemers met een tijdelijk dienstverband voor hen tot verhoging van hun individuele premielasten zou (kunnen) leiden, ook over premietijdvakken na hun uitdiensttreding. In zoverre heeft de invoering van de nieuwe regeling gerechtvaardigde verwachtingen van de betrokken werkgevers aangetast.

Naar het oordeel van het Hof kan niet worden gezegd dat tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel de (mogelijke) gevolgen van de nieuwe regeling voor individuele werkgevers ten volle zijn overzien en besproken. Die gevolgen blijken pas uit de concrete toepassing van de in het Besluit Wfsv gegeven rekenregels. Cijfermatige gegevens met betrekking tot (verwachte) gevolgen zijn tijdens de parlementaire behandeling van de wet niet aan de orde geweest. Bovendien valt uit die stukken niet af te leiden dat de gedifferentieerde premiestelling per 1 januari 2014 zou ingaan en dat deze mede zou worden gebaseerd op anterieure feiten (t-2). Het gerechtshof merkt nog op dat bij de doelstelling van de nieuwe regeling een overgangsregeling passend ware geweest, waarbij het jaar 2014 (of eventueel ook 2013) als eerste refertejaar had gegolden. De keuze van de wetgever om heffing niet later in te laten gaan dan per 1 januari 2014 was (nagenoeg) uitsluitend gebaseerd op redenen van budgettaire aard.

Van een specifieke en dwingende redenen voor de aantasting van de gerechtvaardigde verwachtingen van de betrokken werkgevers is volgens het gerechtshof aldus geen sprake, waardoor de regeling in strijd te achten is met artikel 1 EP. Het voorgaande is volgens het Gerechtshof niet alleen van toepassing op belanghebbende maar ook op (alle) andere werkgevers in vergelijkbare omstandigheden.

Dit arrest kan verstrekkende (premie)gevolgen hebben voor (middel)grote werkgevers met oudere Ziektewet- en WGA-flexlasten. Wij adviseren werkgevers dan ook om na te gaan in hoeverre dit arrest gevolgen zou kunnen hebben voor mogelijk betaalde gedifferentieerde premies in het kader van de BeZaVa voor zieke werknemers die voor 1 januari 2014 uit dienst zijn getreden.

Juridisch advies of meer informatie?

Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Christine Kehrer.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven