In ons eerste blog in deze reeks over het Coronavirus en staatssteun gaven wij al een algemeen overzicht van de mogelijkheden die het staatssteunrecht biedt aan overheden om steun te verlenen in deze bijzondere tijden. In dit blog gaan wij in op het recente bericht van de Brancheorganisatie Koninklijke Horeca Nederland (KHN) waarin zij € 5,1 miljard claimt van de overheid als gevolg van het besluit om de deuren van de horeca in Nederland te sluiten.
Het is duidelijk: de roep om steunmaatregelen van de overheid klinkt met de dag luider. De Voorzitter (Von der Leyen) en de Vicevoorzitter (Vestager) van de Europese Commissie (Commissie) lieten al weten dat de Commissie er alles aan zal doen om waar nodig en zo snel mogelijk, steunmaatregelen goed te keuren. Tot die tijd blijft de vraag: wat is toegestaan onder de Europese staatssteunregels? In dat kader in dit tweede blog in deze reeks: de claim van KHN.
Horecabranche
Zoals hiervoor al kort genoemd, heeft het kabinet op zondag 15 maart 2020 aanvullende maatregelen genomen in de strijd tegen het Coronavirus. Het was een klap in het gezicht voor ondernemend Nederland: alle eet- en drinkgelegenheden, sport- en fitnessclubs, sauna’s, sexclubs en coffeeshops zijn gesloten van zondag 15 maart 18.00 uur tot en met maandag 6 april 2020.
KHN kwam snel met een reactie. Door de nieuwe overheidsmaatregelen loopt het omzetverlies snel op en komen veel ondernemingen direct in acute liquiditeitsproblemen. De vaste lasten blijven immers (vooralsnog) op de onderneming drukken, terwijl de inkomsten volledig wegvallen.
Om horecaondernemingen in staat te stellen de komende periode financieel te overbruggen, claimt KHN minimaal € 5,1 miljard aan overheidssteun. In dit verband roept KHN het kabinet op om een drietal concrete maatregelen te nemen. Wij bespreken hierna in hoeverre deze maatregelen (op het eerste gezicht) zijn toegestaan vanuit staatssteunrechtelijk perspectief.
Maatregelen en staatssteunrecht
- Gevraagde maatregel: versoepelen van de werktijdverkortingsregeling, onder meer door minder strikte toegangsvoorwaarden en uitbetaling van het voorschot direct na vergunningverlening.
Uit de Kamerbrief over economische maatregelen met betrekking tot het coronavirus d.d. 12 maart 2020, volgt dat het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) momenteel met veel inzet werkt aan het uitvoeren en opschalen van de regeling voor werktijdverkorting. Of deze opschaling ook een versoepeling inhoudt, wordt niet vermeld. De door KHN beoogde versoepeling is op voorhand vanuit staatssteunrechtelijk perspectief toelaatbaar. Aangezien de regeling voor werktijdsverkorting in beginsel geldt voor alle ondernemingen, wordt daarmee geen selectief economisch voordeel verschaft (één van de cumulatieve vereisten voor het bestaan van staatssteun). Een (versoepelde) regeling kwalificeert dan ook niet als staatssteun.
- Gevraagde maatregel: waarborgen van inkomen, onder meer door uitstel van betaling van (voorlopige) aanslagen inkomstenbelasting.
Uit het persbericht van de Commissie d.d. 12 maart 2020, inzake de goedkeuring van een Deense steunregeling ter compensatie van “coronaschade” (waar wij eerder over schreven in dit blog), volgt dat steunmaatregelen die gelden voor alle ondernemingen – zoals bijvoorbeeld een algemeen geldende uitstelling van betaling van inkomsten- of vennootschapsbelasting (waarover wij vanuit fiscaal perspectief schreven in dit blog) – niet onder het begrip staatssteun vallen. Ook in dit geval zal namelijk geen sprake zijn van een selectief economisch voordeel. Met andere woorden: hiermee worden ondernemingen niet bevoordeeld ten opzichte van andere ondernemingen die in een vergelijkbare situatie verkeren. Dergelijke maatregelen kunnen daarom zonder tussenkomst van de Commissie (lees: een staatssteunmelding bij de Commissie) worden ingevoerd. Van belang is dus wel dat deze maatregel niet enkel ten gunste van (specifieke) horecaondernemingen kan worden genomen.
- Gevraagde maatregel: voorzien in liquiditeit, onder meer door (a) uitstel van btw-afdrachten, (b) renteloze overbruggingskredieten, (c) uitstel dan wel (tijdelijke) ontheffing van belastingen, en (d) fiscaal vriendelijke behandeling private steunmaatregelen.
In lijn met het voorgaande kan de Nederlandse overheid vanuit staatssteunrechtelijke perspectief zonder meer besluiten tot algemeen geldende uitstel van btw-afdracht (a), uitstel of ontheffing van belastingen (c), en/of fiscaal vriendelijke behandeling van private steunmaatregelen (d). Een renteloos overbruggingskrediet (b) ligt (bij de huidige stand van zaken) echter minder voor de hand. Op voorhand lijkt het in de praktijk lastig om een dergelijke maatregel algemeen beschikbaar te stellen. Daarmee zal selectiviteit (begunstiging één specifieke onderneming) snel vaststaan. Daarbij komt dat de Commissie, overeenkomstig haar Mededeling referentiepercentages, een renteloze lening zal aanmerken als een niet-marktconform economisch voordeel. Een maatregel waarmee renteloze kredieten worden verschaft aan (specifiek(e)) horecaondernemingen, zal in beginsel kwalificeren als staatssteun en moeten worden aangemeld bij de Commissie.
Is het dan game over als een maatregel moet worden gemeld? Niet per se. Op grond van artikel 107(2)(b) VWEU (de uitzondering voor zogeheten “buitengewone omstandigheden”) kan de Commissie goedkeuring verlenen aan een dergelijke maatregel. De Commissie streeft ernaar om meldingen in het kader van de COVID-19-pandemie binnen 24 uur te behandelen. In individuele gevallen kan zij op grond van haar Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden eveneens steunmaatregelen toestaan voor ondernemingen in moeilijkheden (dat wil zeggen: ondernemingen die ”zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd [zijn] te verdwijnen”).
Tot slot
Concluderend, biedt het staatssteunrecht de Nederlandse overheid veel ruimte om steunmaatregelen te nemen ten aanzien van de getroffen horecaondernemingen. Zeker waar de door KHN gevraagde maatregelen algemeen toepasbaar zijn (en dus geen selectief economisch voordeel verschaffen), staat het staatssteunverbod van artikel 107 VWEU daar in beginsel niet aan in de weg. In afwachting van een door de Commissie aangereikt algemeen juridisch kader voor het verlenen van staatssteun ter compensatie van “coronaschade”, biedt dit mogelijk perspectieven voor de Nederlandse horecabranche.
Heeft u vragen naar aanleiding van het bovenstaande, of wilt u weten welke mogelijkheden u heeft om steun te ontvangen of te verstrekken? Aarzel dan niet om (vrijblijvend) contact op te nemen met Tom Binder of Nikee Groot.
Dit is het tweede blog in de blogreeks over het coronavirus en staatssteun.
Lees hier het eerste blog uit de reeks.
In ons eerste blog in deze reeks over het Coronavirus en staatssteun gaven wij al een algemeen overzicht van de mogelijkheden die het staatssteunrecht biedt aan overheden om steun te verlenen in deze bijzondere tijden. In dit blog gaan wij in op het recente bericht van de Brancheorganisatie Koninklijke Horeca Nederland (KHN) waarin zij € 5,1 miljard claimt van de overheid als gevolg van het besluit om de deuren van de horeca in Nederland te sluiten.
Het is duidelijk: de roep om steunmaatregelen van de overheid klinkt met de dag luider. De Voorzitter (Von der Leyen) en de Vicevoorzitter (Vestager) van de Europese Commissie (Commissie) lieten al weten dat de Commissie er alles aan zal doen om waar nodig en zo snel mogelijk, steunmaatregelen goed te keuren. Tot die tijd blijft de vraag: wat is toegestaan onder de Europese staatssteunregels? In dat kader in dit tweede blog in deze reeks: de claim van KHN.
Horecabranche
Zoals hiervoor al kort genoemd, heeft het kabinet op zondag 15 maart 2020 aanvullende maatregelen genomen in de strijd tegen het Coronavirus. Het was een klap in het gezicht voor ondernemend Nederland: alle eet- en drinkgelegenheden, sport- en fitnessclubs, sauna’s, sexclubs en coffeeshops zijn gesloten van zondag 15 maart 18.00 uur tot en met maandag 6 april 2020.
KHN kwam snel met een reactie. Door de nieuwe overheidsmaatregelen loopt het omzetverlies snel op en komen veel ondernemingen direct in acute liquiditeitsproblemen. De vaste lasten blijven immers (vooralsnog) op de onderneming drukken, terwijl de inkomsten volledig wegvallen.
Om horecaondernemingen in staat te stellen de komende periode financieel te overbruggen, claimt KHN minimaal € 5,1 miljard aan overheidssteun. In dit verband roept KHN het kabinet op om een drietal concrete maatregelen te nemen. Wij bespreken hierna in hoeverre deze maatregelen (op het eerste gezicht) zijn toegestaan vanuit staatssteunrechtelijk perspectief.
Maatregelen en staatssteunrecht
- Gevraagde maatregel: versoepelen van de werktijdverkortingsregeling, onder meer door minder strikte toegangsvoorwaarden en uitbetaling van het voorschot direct na vergunningverlening.
Uit de Kamerbrief over economische maatregelen met betrekking tot het coronavirus d.d. 12 maart 2020, volgt dat het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) momenteel met veel inzet werkt aan het uitvoeren en opschalen van de regeling voor werktijdverkorting. Of deze opschaling ook een versoepeling inhoudt, wordt niet vermeld. De door KHN beoogde versoepeling is op voorhand vanuit staatssteunrechtelijk perspectief toelaatbaar. Aangezien de regeling voor werktijdsverkorting in beginsel geldt voor alle ondernemingen, wordt daarmee geen selectief economisch voordeel verschaft (één van de cumulatieve vereisten voor het bestaan van staatssteun). Een (versoepelde) regeling kwalificeert dan ook niet als staatssteun.
- Gevraagde maatregel: waarborgen van inkomen, onder meer door uitstel van betaling van (voorlopige) aanslagen inkomstenbelasting.
Uit het persbericht van de Commissie d.d. 12 maart 2020, inzake de goedkeuring van een Deense steunregeling ter compensatie van “coronaschade” (waar wij eerder over schreven in dit blog), volgt dat steunmaatregelen die gelden voor alle ondernemingen – zoals bijvoorbeeld een algemeen geldende uitstelling van betaling van inkomsten- of vennootschapsbelasting (waarover wij vanuit fiscaal perspectief schreven in dit blog) – niet onder het begrip staatssteun vallen. Ook in dit geval zal namelijk geen sprake zijn van een selectief economisch voordeel. Met andere woorden: hiermee worden ondernemingen niet bevoordeeld ten opzichte van andere ondernemingen die in een vergelijkbare situatie verkeren. Dergelijke maatregelen kunnen daarom zonder tussenkomst van de Commissie (lees: een staatssteunmelding bij de Commissie) worden ingevoerd. Van belang is dus wel dat deze maatregel niet enkel ten gunste van (specifieke) horecaondernemingen kan worden genomen.
- Gevraagde maatregel: voorzien in liquiditeit, onder meer door (a) uitstel van btw-afdrachten, (b) renteloze overbruggingskredieten, (c) uitstel dan wel (tijdelijke) ontheffing van belastingen, en (d) fiscaal vriendelijke behandeling private steunmaatregelen.
In lijn met het voorgaande kan de Nederlandse overheid vanuit staatssteunrechtelijke perspectief zonder meer besluiten tot algemeen geldende uitstel van btw-afdracht (a), uitstel of ontheffing van belastingen (c), en/of fiscaal vriendelijke behandeling van private steunmaatregelen (d). Een renteloos overbruggingskrediet (b) ligt (bij de huidige stand van zaken) echter minder voor de hand. Op voorhand lijkt het in de praktijk lastig om een dergelijke maatregel algemeen beschikbaar te stellen. Daarmee zal selectiviteit (begunstiging één specifieke onderneming) snel vaststaan. Daarbij komt dat de Commissie, overeenkomstig haar Mededeling referentiepercentages, een renteloze lening zal aanmerken als een niet-marktconform economisch voordeel. Een maatregel waarmee renteloze kredieten worden verschaft aan (specifiek(e)) horecaondernemingen, zal in beginsel kwalificeren als staatssteun en moeten worden aangemeld bij de Commissie.
Is het dan game over als een maatregel moet worden gemeld? Niet per se. Op grond van artikel 107(2)(b) VWEU (de uitzondering voor zogeheten “buitengewone omstandigheden”) kan de Commissie goedkeuring verlenen aan een dergelijke maatregel. De Commissie streeft ernaar om meldingen in het kader van de COVID-19-pandemie binnen 24 uur te behandelen. In individuele gevallen kan zij op grond van haar Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden eveneens steunmaatregelen toestaan voor ondernemingen in moeilijkheden (dat wil zeggen: ondernemingen die ”zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd [zijn] te verdwijnen”).
Tot slot
Concluderend, biedt het staatssteunrecht de Nederlandse overheid veel ruimte om steunmaatregelen te nemen ten aanzien van de getroffen horecaondernemingen. Zeker waar de door KHN gevraagde maatregelen algemeen toepasbaar zijn (en dus geen selectief economisch voordeel verschaffen), staat het staatssteunverbod van artikel 107 VWEU daar in beginsel niet aan in de weg. In afwachting van een door de Commissie aangereikt algemeen juridisch kader voor het verlenen van staatssteun ter compensatie van “coronaschade”, biedt dit mogelijk perspectieven voor de Nederlandse horecabranche.
Heeft u vragen naar aanleiding van het bovenstaande, of wilt u weten welke mogelijkheden u heeft om steun te ontvangen of te verstrekken? Aarzel dan niet om (vrijblijvend) contact op te nemen met Tom Binder of Nikee Groot.
Dit is het tweede blog in de blogreeks over het coronavirus en staatssteun.
Lees hier het eerste blog uit de reeks.