Op 10 maart jl. heeft de Afdeling voor het eerst geoordeeld dat het criterium “gevolgen van enige betekenis” niet van toepassing is als het gaat om een concurrent-belanghebbende. Dit betekent dat een ondernemer – die in hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied werkzaam is – in principe belanghebbende is en dus bezwaar en beroep kan instellen. Een toetsing of die gevolgen ook ‘van enige betekenis’ zijn hoeft daarna niet meer plaats te vinden.
De concurrent-belanghebbende
In het bestuursrecht geldt dat alleen belanghebbenden bezwaar en beroep kunnen instellen tegen een besluit. Onder ‘belanghebbende’ wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Volgens vaste jurisprudentie is een concurrent belanghebbend bij een besluit als hij bedrijfsactiviteiten ontplooit in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment. Degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbend (zie bijvoorbeeld ABRvS 30 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3141).
Criterium “gevolgen van enige betekenis” bij omgevingsrechtelijke besluiten
Sinds 2016 hanteert de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij omgevingsrechtelijke besluiten het criterium “gevolgen van enige betekenis”. Iemand is nog niet belanghebbend als hij gevolgen van een ruimtelijk besluit ondervindt, die gevolgen moeten van enige betekenis zijn. Gevolgen van enige betekenis ontbreken, indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van de betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt (zie bijvoorbeeld ABRvS 13 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:64).
De uitspraak van 10 maart 2021: concurrent hoeft geen “gevolgen van enige betekenis” aan te tonen
In een recente uitspraak (ABRvS 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:518) heeft de Afdeling voor het eerst expliciet duidelijk gemaakt dat het criterium “gevolgen van enige betekenis” niet van toepassing is als het gaat om een concurrent-belanghebbende. Lidl had in deze zaak aangevoerd dat Detailconsult Supermarkten B.V., exploitant van een Dirk van den Broek-supermarkt op 1 kilometer afstand, niet inzichtelijk heeft gemaakt wat de effecten zijn van de voorziene supermarkt op haar omzet, en daarom niet duidelijk is of “gevolgen van enige betekenis” worden ondervonden. De Afdeling overweegt dat Detailconsult actief is in hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied en daarom op voorhand niet is uitgesloten dat de bedrijfsvoering en omzet van Detailconsult nadelig zullen worden beïnvloed door de voorziene ontwikkeling. Daarom heeft zij een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang. De Afdeling vervolgt dat, anders dan Lidl bepleit, voor de beoordeling van de belanghebbendheid van concurrenten niet de correctie via het criterium “gevolgen van enige betekenis” wordt gehanteerd.
Op 10 maart jl. heeft de Afdeling voor het eerst geoordeeld dat het criterium “gevolgen van enige betekenis” niet van toepassing is als het gaat om een concurrent-belanghebbende. Dit betekent dat een ondernemer – die in hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied werkzaam is – in principe belanghebbende is en dus bezwaar en beroep kan instellen. Een toetsing of die gevolgen ook ‘van enige betekenis’ zijn hoeft daarna niet meer plaats te vinden.
De concurrent-belanghebbende
In het bestuursrecht geldt dat alleen belanghebbenden bezwaar en beroep kunnen instellen tegen een besluit. Onder ‘belanghebbende’ wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Volgens vaste jurisprudentie is een concurrent belanghebbend bij een besluit als hij bedrijfsactiviteiten ontplooit in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment. Degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbend (zie bijvoorbeeld ABRvS 30 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3141).
Criterium “gevolgen van enige betekenis” bij omgevingsrechtelijke besluiten
Sinds 2016 hanteert de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij omgevingsrechtelijke besluiten het criterium “gevolgen van enige betekenis”. Iemand is nog niet belanghebbend als hij gevolgen van een ruimtelijk besluit ondervindt, die gevolgen moeten van enige betekenis zijn. Gevolgen van enige betekenis ontbreken, indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van de betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt (zie bijvoorbeeld ABRvS 13 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:64).
De uitspraak van 10 maart 2021: concurrent hoeft geen “gevolgen van enige betekenis” aan te tonen
In een recente uitspraak (ABRvS 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:518) heeft de Afdeling voor het eerst expliciet duidelijk gemaakt dat het criterium “gevolgen van enige betekenis” niet van toepassing is als het gaat om een concurrent-belanghebbende. Lidl had in deze zaak aangevoerd dat Detailconsult Supermarkten B.V., exploitant van een Dirk van den Broek-supermarkt op 1 kilometer afstand, niet inzichtelijk heeft gemaakt wat de effecten zijn van de voorziene supermarkt op haar omzet, en daarom niet duidelijk is of “gevolgen van enige betekenis” worden ondervonden. De Afdeling overweegt dat Detailconsult actief is in hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied en daarom op voorhand niet is uitgesloten dat de bedrijfsvoering en omzet van Detailconsult nadelig zullen worden beïnvloed door de voorziene ontwikkeling. Daarom heeft zij een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang. De Afdeling vervolgt dat, anders dan Lidl bepleit, voor de beoordeling van de belanghebbendheid van concurrenten niet de correctie via het criterium “gevolgen van enige betekenis” wordt gehanteerd.