De bestuursrechter en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten

 15 augustus 2017 | Blog

Is de bestuursrechter bevoegd om een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade als gevolg van een onrechtmatig besluit? Sinds de inwerkingtreding van het eerste deel van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Titel 8.4 Awb) per 1 juli 2013 hangt dat ervan af welke bestuursrechter over het schadeveroorzakende besluit oordeelt en hoe hoog de gevraagde schadevergoeding is.

De schadeoorzaken en de bevoegdheidsverdeling
In de praktijk is het onrechtmatige besluit de belangrijkste schadeoorzaak, dat wil zeggen het besluit dat is vernietigd, herroepen of ingetrokken. Het gaat daarbij om allerlei soorten besluiten, bijvoorbeeld over de verlening van een omgevingsvergunning, de vaststelling van een bestemmingsplan of de toekenning van een subsidie. De bestuursrechter kan echter ook oordelen over vergoeding van schade als gevolg van (onder meer) onrechtmatige voorbereidingshandelingen en het niet tijdig nemen van een besluit (artikel 8:88 Awb).

De verdeling van de bevoegdheid om kennis te nemen van een verzoek om schadevergoeding is neergelegd in artikel 8:89 Awb. Op hoofdlijnen komt die verdeling erop neer dat de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd is als de schade wordt veroorzaakt door een besluit waarover (uiteindelijk) de Centrale Raad van Beroep of de Hoge Raad heeft te oordelen, bijvoorbeeld in sociale zekerheidszaken of het belastingrecht, en indien het gaat om schadeveroorzakende besluiten ten aanzien van een vreemdeling (als zodanig).

De burgerlijke rechter is exclusief bevoegd om te oordelen over alle andere vorderingen, tenzij het gaat om relatief kleine schadebedragen. De bestuursrechter is namelijk wel bevoegd om kennis te nemen van schadevergoedingsverzoeken tot een bedrag van
25.000,-. Hierbij valt te denken aan schadeveroorzakende besluiten waarover (uiteindelijk) de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State of het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt, bijvoorbeeld in het omgevingsrecht of economisch bestuursrecht. 

De uitspraak van de Afdeling van 2 augustus 2017
Kan de benadeelde ook bij de bestuursrechter terecht indien de gevraagde vergoeding weliswaar is beperkt tot 25.000,-, maar duidelijk is dat de totale schadevergoeding waarop de benadeelde aanspraak maakt toch meer dan 25.000,- bedraagt? Een grote kamer van de Afdeling heeft die vraag inmiddels bevestigend beantwoord: de gevraagde vergoeding is bepalend voor de bevoegdheid van de bestuursrechter (uitspraak). De Afdeling oordeelt dat de bestuursrechter ook bevoegd is indien de benadeelde geen afstand heeft gedaan van zijn vordering, voor zover deze een bedrag van 25.000,- te boven gaat.

De benadeelde heeft (na afronding van de procedure bij de bestuursrechter) toegang tot de civiele rechter om vergoeding van de schade boven 25.000,- te vorderen. Daarbij geldt dat de civiele rechter alleen gebonden is aan het voorafgaande oordeel van de bestuursrechter, voor zover het betreft de toe- of afwijzing van het verzoek om een vergoeding tot 25.000,-. De civiele rechter kan wat betreft deze eerste 25.000,- niet alsnog schadevergoeding toewijzen, als de bestuursrechter het verzoek reeds heeft afgewezen. Wel kan de civiele rechter in afwijking van de overwegingen van de bestuursrechter oordelen over dat deel van de vordering dat het bedrag van 25.000,- overstijgt.

Conclusie
Onder de voorwaarde dat de benadeelde geen schadevergoeding van meer dan 25.000,- vraagt, heeft de benadeelde op grond van artikel 8:89, tweede lid, Awb de vrijheid om (eventueel: eerst) een oordeel van de bestuursrechter over de aansprakelijkheid van de overheid te vragen. Doordat de gevraagde schadevergoeding en niet de totale schade beslissend is, heeft de Afdeling de weg geopend voor proefverzoeken: zaken waarin eerst een "klein verzoek" aan de bestuursrechter wordt voorgelegd voordat ervoor wordt gekozen om het restant van de schadevergoeding al dan niet bij de burgerlijke rechter te vorderen.

Of het volgen van deze route verstandig is, verschilt uiteraard per zaak. Een voordeel hiervan voor de benadeelde is in elk geval dat deze route in financieel en praktisch opzicht laagdrempeliger is, zeker als het verzoek om schadevergoeding gedurende de procedure tegen het schadeveroorzakende besluit kan worden gedaan. Langs deze weg kan de belanghebbende relatief snel een oordeel van de bestuursrechter krijgen over belangrijke vragen als de onrechtmatigheid van een besluit of over het causaal verband met de schade.

Juridisch advies of meer informatie?  

Heeft u naar aanleiding van dit blog vragen? Neem dan contact op met Stefan van de Sande. 

Is de bestuursrechter bevoegd om een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade als gevolg van een onrechtmatig besluit? Sinds de inwerkingtreding van het eerste deel van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Titel 8.4 Awb) per 1 juli 2013 hangt dat ervan af welke bestuursrechter over het schadeveroorzakende besluit oordeelt en hoe hoog de gevraagde schadevergoeding is.

De schadeoorzaken en de bevoegdheidsverdeling
In de praktijk is het onrechtmatige besluit de belangrijkste schadeoorzaak, dat wil zeggen het besluit dat is vernietigd, herroepen of ingetrokken. Het gaat daarbij om allerlei soorten besluiten, bijvoorbeeld over de verlening van een omgevingsvergunning, de vaststelling van een bestemmingsplan of de toekenning van een subsidie. De bestuursrechter kan echter ook oordelen over vergoeding van schade als gevolg van (onder meer) onrechtmatige voorbereidingshandelingen en het niet tijdig nemen van een besluit (artikel 8:88 Awb).

De verdeling van de bevoegdheid om kennis te nemen van een verzoek om schadevergoeding is neergelegd in artikel 8:89 Awb. Op hoofdlijnen komt die verdeling erop neer dat de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd is als de schade wordt veroorzaakt door een besluit waarover (uiteindelijk) de Centrale Raad van Beroep of de Hoge Raad heeft te oordelen, bijvoorbeeld in sociale zekerheidszaken of het belastingrecht, en indien het gaat om schadeveroorzakende besluiten ten aanzien van een vreemdeling (als zodanig).

De burgerlijke rechter is exclusief bevoegd om te oordelen over alle andere vorderingen, tenzij het gaat om relatief kleine schadebedragen. De bestuursrechter is namelijk wel bevoegd om kennis te nemen van schadevergoedingsverzoeken tot een bedrag van
25.000,-. Hierbij valt te denken aan schadeveroorzakende besluiten waarover (uiteindelijk) de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State of het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt, bijvoorbeeld in het omgevingsrecht of economisch bestuursrecht. 

De uitspraak van de Afdeling van 2 augustus 2017
Kan de benadeelde ook bij de bestuursrechter terecht indien de gevraagde vergoeding weliswaar is beperkt tot 25.000,-, maar duidelijk is dat de totale schadevergoeding waarop de benadeelde aanspraak maakt toch meer dan 25.000,- bedraagt? Een grote kamer van de Afdeling heeft die vraag inmiddels bevestigend beantwoord: de gevraagde vergoeding is bepalend voor de bevoegdheid van de bestuursrechter (uitspraak). De Afdeling oordeelt dat de bestuursrechter ook bevoegd is indien de benadeelde geen afstand heeft gedaan van zijn vordering, voor zover deze een bedrag van 25.000,- te boven gaat.

De benadeelde heeft (na afronding van de procedure bij de bestuursrechter) toegang tot de civiele rechter om vergoeding van de schade boven 25.000,- te vorderen. Daarbij geldt dat de civiele rechter alleen gebonden is aan het voorafgaande oordeel van de bestuursrechter, voor zover het betreft de toe- of afwijzing van het verzoek om een vergoeding tot 25.000,-. De civiele rechter kan wat betreft deze eerste 25.000,- niet alsnog schadevergoeding toewijzen, als de bestuursrechter het verzoek reeds heeft afgewezen. Wel kan de civiele rechter in afwijking van de overwegingen van de bestuursrechter oordelen over dat deel van de vordering dat het bedrag van 25.000,- overstijgt.

Conclusie
Onder de voorwaarde dat de benadeelde geen schadevergoeding van meer dan 25.000,- vraagt, heeft de benadeelde op grond van artikel 8:89, tweede lid, Awb de vrijheid om (eventueel: eerst) een oordeel van de bestuursrechter over de aansprakelijkheid van de overheid te vragen. Doordat de gevraagde schadevergoeding en niet de totale schade beslissend is, heeft de Afdeling de weg geopend voor proefverzoeken: zaken waarin eerst een "klein verzoek" aan de bestuursrechter wordt voorgelegd voordat ervoor wordt gekozen om het restant van de schadevergoeding al dan niet bij de burgerlijke rechter te vorderen.

Of het volgen van deze route verstandig is, verschilt uiteraard per zaak. Een voordeel hiervan voor de benadeelde is in elk geval dat deze route in financieel en praktisch opzicht laagdrempeliger is, zeker als het verzoek om schadevergoeding gedurende de procedure tegen het schadeveroorzakende besluit kan worden gedaan. Langs deze weg kan de belanghebbende relatief snel een oordeel van de bestuursrechter krijgen over belangrijke vragen als de onrechtmatigheid van een besluit of over het causaal verband met de schade.

Juridisch advies of meer informatie?  

Heeft u naar aanleiding van dit blog vragen? Neem dan contact op met Stefan van de Sande.