De puzzel van private handhaving van het mededingingsrecht is weer een stukje completer

31 december 2019 | Blog

Langzaam maar zeker wordt de puzzel rondom civiele aansprakelijkheid bij kartelinbreuken steeds verder gelegd. Op 12 december 2019 heeft het EU Hof van Justitie (“Hof”) in de Otis e.a./Land Oberösterreich-zaak geoordeeld dat ook een partij die niet een directe afnemer of leverancier was van kartellisten, toch een schadevergoedingsactie kan starten tegen deze inbreukmakers op het mededingingsrecht wanneer zij schade heeft ondervonden van het betreffende kartel.

In concreto ging het om een subsidieverstrekkende overheid, die door het functioneren van een liftenkartel meer fondsen ter beschikking had moeten stellen aan de subsidieontvanger dan het geval zou zijn geweest bij afwezigheid van dat kartel. Simpelweg omdat de subsidieontvanger dan minder geld aan het kartel was kwijtgeraakt en daardoor minder subsidie nodig had gehad.

Met het oordeel van het Hof van Justitie hebben ook organisaties die indirect financieel nadeel hebben geleden van een kartel, in de toekomst dus de mogelijkheid om hun schade op de kartellisten te verhalen. In dit blog zetten wij de belangrijkste punten uit de Otis e.a./Land Oberösterreich-zaak nog even op een rijtje.

Achtergrond van de zaak

Private handhavingszaken in het mededingingsrecht hebben vaak een lange voorgeschiedenis. Ook in deze zaak gaan we even terug in de tijd. In februari 2007 heeft de Europese Commissie (“Commissie”) een boete van bijna 1 miljard euro opgelegd aan de concerns  van Otis, KONE, Schindler en ThyssenKrupp vanwege hun deelname aan een kartel inzake de installatie en het onderhoud van liften en roltrappen in België, Duitsland, Luxemburg en Nederland. In december 2007 heeft de Oostenrijkse rechtbank voor mededingingszaken boetes opgelegd aan onder andere Otis, Schindler en Kone wegens kartelvorming op de Oostenrijkse markt.

De Oostenrijkse deelstaat Land Oberösterreich is een publiekrechtelijke instantie en verleent onder andere subsidies aan derden ter financiering van bouwprojecten. De hoogte van deze leningen wordt berekend aan de hand van een bepaald percentage van de totale bouwkosten. De rente op deze leningen was lager dan de gangbare (federale) marktrente. De installatiekosten van de liften waren inbegrepen in de totale bouwkosten. Land Oberösterreich en veertien andere entiteiten claimen dat ze schade hebben geleden door het voornoemde kartel en startten in februari 2010 een schadevergoedingsactie bij de rechtbank in Wenen.

In de kern voert Land Oberösterreich aan dat de subsidies die zij heeft verstrekt, hoger waren vanwege het kartel. Immers, indien het kartel niet had bestaan, waren de totale bouwkosten lager uitgevallen. Land Oberösterreich had in dat geval lagere subsidies verstrekt. Met het geld dat Land Oberösterreich had bespaard met de lagere subsidies, had zij wellicht meer profijtelijke investeringen kunnen doen dan nu het geval was.

Oordeel van het Hof van Justitie en belang van de zaak

Kern van de zaak is de vraag of Land Oberösterreich aan te merken is als een marktdeelnemer en of de indirecte schade die zij heeft geleden, voor schadevergoeding in aanmerking komt. Via een prejudiciële vraagstellingsprocedure kwam de zaak uiteindelijk bij het Hof in Luxemburg terecht.

Het Hof antwoordt bevestigend op de gestelde prejudiciële vraag. Ook partijen die indirecte schade hebben geleden van een kartel, kunnen een schadevergoedingsactie starten tegen de karteldeelnemers. Dit recht is dus niet enkel voorbehouden aan rechtstreekse leveranciers of afnemers van kartellisten. Ware dit anders geweest, dan zou niet aan de volle werking en het nuttig effect van het kartelverbod zoals neergelegd in artikel 101 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (“VWEU”) kunnen worden voldaan. Het is vervolgens aan de nationale (feiten)rechter om te bepalen of Land Oberösterreich ook daadwerkelijk schade heeft geleden door het kartel, en indien dit het geval is, hoe hoog dit bedrag is.

Het Hof heeft met dit arrest onderstreept dat eenieder schade kan claimen indien er een causaal verband bestaat tussen de gestelde geleden schade en het kartel. Ook partijen die indirect schade hebben geleden als gevolg van een kartelinbreuk, kunnen dus een schadevergoedingsactie starten. Kartellisten zijn ook op dit punt nog maar eens gewaarschuwd.

Conclusie

Met het Otis e.a./Land Oberösterreich-arrest heeft het EU Hof van Justitie op de valreep van 2019 weer een nader stukje gelegd van de puzzel van de private handhaving van het mededingingsrecht. Ook 2020 belooft een interessant jaar te worden op het vlak van private handhaving. Wij blijven u op de hoogte houden van de belangrijkste ontwikkelingen. 

Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Willemijn Hooij of Joost Houdijk.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven