De zorgvrijstelling voor een stichting: voldoen uw statuten aan de voorwaarden van de vennootschapsbelasting?

 3 juli 2019 | Blog

Zorgstichtingen die voldoen aan de (i) doelgroepeis, (ii) de werkzaamhedeneis en (iii) de winstbestemmingseis worden vrijgesteld van vennootschapsbelasting. De voorwaarden zijn recentelijk nader toegelicht door de Staatssecretaris van Financiën in het besluit van 22 december 2018 inzake deze vrijstellingen.

De doelgroepeis en de werkzaamhedeneis zijn feitelijke vereisten. Bij de winstbestemmingseis kijkt de Belastingdienst naast de feitelijke situatie ook naar de statuten van de zorgstichting. Als de statuten niet in lijn zijn met de winstbestemmingseis, kan dit leiden tot discussies met de fiscus over het recht op vrijstelling.

In dit blog toetsen wij een aantal regelmatig voorkomende statutaire bepalingen van zorgstichtingen aan de winstbestemmingseis. Voldoen deze bepalingen aan de fiscale vereisten voor vrijstelling van de vennootschapsbelasting? Organisaties die zorg verlenen vanuit een BV blijven in deze bijdrage onbesproken, aangezien voor deze BV's andere regelgeving geldt dan voor de zorgstichtingen.

De drie vereisten
De doelgroepeis houdt in dat de werkzaamheden van de stichting zien op het genezen, verplegen of verzorgen van zieken, kraamvrouwen, mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, wezen of ouderen die niet meer zelfstandig kunnen wonen of het bieden van een passende werkzaamheid aan mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Ook mensen met een gediagnostiseerde psychische beperking vallen onder de doelgroep.

De werkzaamhedeneis houdt in dat de zorgstichting minimaal 90% van haar werkzaamheden verricht ten behoeve van de bovengenoemde doelgroep(en).

De winstbestemmingseis schrijft voor dat eventuele winsten die de zorgorganisatie behaalt, zowel statutair als feitelijk uitsluitend kunnen worden aangewend voor (i) een lichaam waarop dezelfde vrijstelling van toepassing is of (ii) een algemeen maatschappelijk belang. De winstbestemmingseis ziet zowel op de jaarwinst als op het liquidatiesaldo van de zorgorganisatie bij opheffing.

Inrichting van de statuten
De stichting is in het burgerlijk wetboek geregeld in artikel 2:285 BW en verder. Een stichting mag winst maken, maar op grond van artikel 2:285 lid 3 BW is de uitkering van deze winst aan voorwaarden verbonden:

'Het doel van de stichting mag niet inhouden het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar organen noch ook aan anderen, tenzij wat deze laatsten betreft de uitkeringen een ideale of sociale strekking hebben'.

Deze bepaling staat bekend als het 'uitkeringsverbod'. Juristen verschillen van mening over de reikwijdte van het uitkeringsverbod. Zo is nog onduidelijk of incidentele uitkeringen ook onder het uitkeringsverbod vallen.

In veel statuten van zorgstichtingen is opgenomen dat (i) de stichting geen winstoogmerk heeft en (ii) dat het vermogen van de stichting dat bij opheffing van de stichting na betaling van de schuldeisers overblijft, besteed moet worden aan een instelling met een aanverwante doelstelling. De gedachte is dat deze bepalingen in combinatie met artikel 2:285 lid 3 BW voldoende zijn om te voldoen aan de fiscale winstbestemmingseis.

Hoewel dergelijke formuleringen dicht tegen de winstbestemmingseis aanschuren, komen deze niet geheel overeen. Dat een stichting geen winstoogmerk heeft, sluit immers niet uit dat de stichting winst behaalt. Deze winst mag op grond van het uitkeringsverbod niet zomaar uitgekeerd worden. Als echter blijkt dat incidentele uitkeringen niet onder het uitkeringsverbod van artikel 2:285 lid 3 BW vallen, is de ruimte voor de zorgstichting om uitkeringen te doen ruimer dan toegestaan op basis van de winstbestemmingseis.

Artikel 2:285 lid 3 BW maakt daarnaast een uitzondering voor uitkeringen aan anderen als deze een ideale of sociale strekking hebben. Het is denkbaar dat een uitkering met een ideale strekking ruimer is dan het 'algemeen maatschappelijk belang' uit de winstbestemmingseis. Ook in dat geval heeft de zorgstichting meer ruimte voor het doen van uitkeringen dan op grond van de winstbestemmingseis is toegestaan.

Het uitkeren van het liquidatiesaldo aan een instelling met een aanverwante doelstelling zal in de praktijk vaak tot gevolg hebben dat het gaat om een instelling die eveneens de zorgvrijstelling heeft of een 'algemeen maatschappelijk belang' nastreeft, waardoor voldaan wordt aan de winstbestemmingseis. Het voorkomen van discussies daarover is echter beter dan het genezen daarvan.

Voorkom discussies met de Belastingdienst
Om discussies met de Belastingdienst te voorkomen, is het voor zorgstichtingen die voldoen aan de doelgroep- en de werkzaamhedeneis raadzaam om te controleren of de statuten voldoen aan de winstbestemmingseis. Statuten waarin is opgenomen dat de stichting geen winstoogmerk heeft en waarbij het resterende saldo na opheffing wordt uitgekeerd aan een instelling met aanverwante doelstelling, voldoen niet zonder meer aan de fiscale winstbestemmingseis. 

Zorgstichtingen die voldoen aan de (i) doelgroepeis, (ii) de werkzaamhedeneis en (iii) de winstbestemmingseis worden vrijgesteld van vennootschapsbelasting. De voorwaarden zijn recentelijk nader toegelicht door de Staatssecretaris van Financiën in het besluit van 22 december 2018 inzake deze vrijstellingen.

De doelgroepeis en de werkzaamhedeneis zijn feitelijke vereisten. Bij de winstbestemmingseis kijkt de Belastingdienst naast de feitelijke situatie ook naar de statuten van de zorgstichting. Als de statuten niet in lijn zijn met de winstbestemmingseis, kan dit leiden tot discussies met de fiscus over het recht op vrijstelling.

In dit blog toetsen wij een aantal regelmatig voorkomende statutaire bepalingen van zorgstichtingen aan de winstbestemmingseis. Voldoen deze bepalingen aan de fiscale vereisten voor vrijstelling van de vennootschapsbelasting? Organisaties die zorg verlenen vanuit een BV blijven in deze bijdrage onbesproken, aangezien voor deze BV's andere regelgeving geldt dan voor de zorgstichtingen.

De drie vereisten
De doelgroepeis houdt in dat de werkzaamheden van de stichting zien op het genezen, verplegen of verzorgen van zieken, kraamvrouwen, mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, wezen of ouderen die niet meer zelfstandig kunnen wonen of het bieden van een passende werkzaamheid aan mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Ook mensen met een gediagnostiseerde psychische beperking vallen onder de doelgroep.

De werkzaamhedeneis houdt in dat de zorgstichting minimaal 90% van haar werkzaamheden verricht ten behoeve van de bovengenoemde doelgroep(en).

De winstbestemmingseis schrijft voor dat eventuele winsten die de zorgorganisatie behaalt, zowel statutair als feitelijk uitsluitend kunnen worden aangewend voor (i) een lichaam waarop dezelfde vrijstelling van toepassing is of (ii) een algemeen maatschappelijk belang. De winstbestemmingseis ziet zowel op de jaarwinst als op het liquidatiesaldo van de zorgorganisatie bij opheffing.

Inrichting van de statuten
De stichting is in het burgerlijk wetboek geregeld in artikel 2:285 BW en verder. Een stichting mag winst maken, maar op grond van artikel 2:285 lid 3 BW is de uitkering van deze winst aan voorwaarden verbonden:

'Het doel van de stichting mag niet inhouden het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar organen noch ook aan anderen, tenzij wat deze laatsten betreft de uitkeringen een ideale of sociale strekking hebben'.

Deze bepaling staat bekend als het 'uitkeringsverbod'. Juristen verschillen van mening over de reikwijdte van het uitkeringsverbod. Zo is nog onduidelijk of incidentele uitkeringen ook onder het uitkeringsverbod vallen.

In veel statuten van zorgstichtingen is opgenomen dat (i) de stichting geen winstoogmerk heeft en (ii) dat het vermogen van de stichting dat bij opheffing van de stichting na betaling van de schuldeisers overblijft, besteed moet worden aan een instelling met een aanverwante doelstelling. De gedachte is dat deze bepalingen in combinatie met artikel 2:285 lid 3 BW voldoende zijn om te voldoen aan de fiscale winstbestemmingseis.

Hoewel dergelijke formuleringen dicht tegen de winstbestemmingseis aanschuren, komen deze niet geheel overeen. Dat een stichting geen winstoogmerk heeft, sluit immers niet uit dat de stichting winst behaalt. Deze winst mag op grond van het uitkeringsverbod niet zomaar uitgekeerd worden. Als echter blijkt dat incidentele uitkeringen niet onder het uitkeringsverbod van artikel 2:285 lid 3 BW vallen, is de ruimte voor de zorgstichting om uitkeringen te doen ruimer dan toegestaan op basis van de winstbestemmingseis.

Artikel 2:285 lid 3 BW maakt daarnaast een uitzondering voor uitkeringen aan anderen als deze een ideale of sociale strekking hebben. Het is denkbaar dat een uitkering met een ideale strekking ruimer is dan het 'algemeen maatschappelijk belang' uit de winstbestemmingseis. Ook in dat geval heeft de zorgstichting meer ruimte voor het doen van uitkeringen dan op grond van de winstbestemmingseis is toegestaan.

Het uitkeren van het liquidatiesaldo aan een instelling met een aanverwante doelstelling zal in de praktijk vaak tot gevolg hebben dat het gaat om een instelling die eveneens de zorgvrijstelling heeft of een 'algemeen maatschappelijk belang' nastreeft, waardoor voldaan wordt aan de winstbestemmingseis. Het voorkomen van discussies daarover is echter beter dan het genezen daarvan.

Voorkom discussies met de Belastingdienst
Om discussies met de Belastingdienst te voorkomen, is het voor zorgstichtingen die voldoen aan de doelgroep- en de werkzaamhedeneis raadzaam om te controleren of de statuten voldoen aan de winstbestemmingseis. Statuten waarin is opgenomen dat de stichting geen winstoogmerk heeft en waarbij het resterende saldo na opheffing wordt uitgekeerd aan een instelling met aanverwante doelstelling, voldoen niet zonder meer aan de fiscale winstbestemmingseis.