Doek valt voor Wetsvoorstel winstuitkering in de zorg

5 november 2019 | Blog

Bij brief van 25 oktober 2019 heeft de minister voor Medische Zorg en Sport (‘Minister’) het voorstel van wet Vergroten investeringsmogelijkheden in medisch-specialistische zorg (‘Wetsvoorstel winstuitkering’)’ ingetrokken. Dit wetsvoorstel had op hoofdlijnen tot doel om gereguleerde winstuitkering mogelijk te maken voor aanbieders van medisch-specialistische zorg (algemene en categorale ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra). In deze blog ga ik in op de intrekking van het Wetsvoorstel winstuitkering door de Minister.

Wetsvoorstel winstuitkering

Op grond van de Wet toelating zorginstellingen (‘WTZi’) geldt voor bepaalde categorieën van aanbieders een verbod op winstoogmerk. Met het verbod op winstoogmerk uit de WTZi werd niet zo zeer beoogd het streven naar winst (het streven naar een optimaal exploitatieresultaat) te verbieden, maar werd vooral beoogd de uitkering van winst te verbieden voor bepaalde groepen zorgaanbieders.

In het Uitvoeringsbesluit WTZi is een aantal aanbieders uitgezonderd van het winstuitkeringsverbod. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om aanbieders van extramurale zorg, zoals de huisarts, verloskundige en de wijkverpleegkundige.

Met het Wetsvoorstel winstuitkering werd beoogd om ook aanbieders van medisch-specialistische zorg ook van het winstuitkeringsverbod uit te zonderen. Dit wetsvoorstel had geen gevolgen voor de mogelijkheid winst uit te keren voor aanbieders van andere typen zorg.

Boodschap Minister

In de intrekkingsbrief van 25 oktober 2019 geeft de Minister aan dat “het kabinet de tijd op dit moment nog niet rijp acht voor een verruiming van de investeringsmogelijkheden in de medisch-specialistische zorg.” Voordat een verruiming van de mogelijkheden voor winstuitkering aan de orde kan zijn, moeten eerst verdere verbeteringen worden gerealiseerd in het inzicht in de kwaliteit van zorg, aldus de Minister. Welk verband hiertussen bestaat, is overigens helemaal niet zo duidelijk. De mogelijkheid om winst uit te keren kan de kwaliteit van de zorg ook ten goede komen, omdat extra kapitaal aangetrokken kan worden waarmee innovatie mogelijk kan worden gemaakt. Dat inzicht deelt de Minister ook (zie kamerbrief 9 juli 2019).

Ook geeft de Minister aan dat “aanvullende maatregelen nodig [zijn] om excessieve winsten te voorkomen.” Die maatregelen moeten ertoe strekken dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat organisatorische en/of financiële constructies worden gehanteerd die doelmatige besteding van zorggeld in gevaar brengen. Daarbij benoemt de Minister in ieder geval dat voorwaarden verbonden zullen worden aan dividenduitkering in de extramurale zorg. Daarmee gaat de Minister de huidige mogelijkheden voor winstuitkering voor aanbieders van extramurale zorg beperken. Dat is opvallend. Het Wetsvoorstel winstuitkering had geen gevolgen voor aanbieders van extramurale zorg.

Hoe nu verder?

De Minister ziet enerzijds de positieve effecten van ondernemerschap in de zorg. Anderzijds signaleert hij ook de risico’s van winstuitkering. Dat is mijns inziens niet onbegrijpelijk, gelet op de recente berichten over de uitkering van buitenproportioneel hoge winsten in de thuiszorg (zie bijv. Kamervragen van 12 september 2019). Hoe beoordeeld moet worden dat sprake is van excessieve winsten in plaats van normaal rendement lijkt mij lastig. Eenieder zal vinden dat het onwenselijk is als “zorgcowboys binnen twee jaar miljonair worden in de thuiszorg”. In dat geval is de balans zoek. Maar ik ben benieuwd waar volgens de Minister het evenwicht ligt. Hoe dan ook, het ziet ernaar uit dat we met de intrekking van het Wetsvoorstel winstuitkering weer terug bij af zijn.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven