Doorwerking omgevingswaarden in besluitvorming

 29 september 2016 | Blog

Omgevingswaarden vormen een nadere concretisering van het doel van de Omgevingswet. Deze wet heeft tot doel -met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu - 'een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit bereiken en in stand te houden', in samenhang met 'het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften' (artikel 1.3 Ow). Afdeling 2.3 Omgevingswet geeft de bevoegdheid met het oog op dit doel omgevingswaarden vast te stellen (artikel 2.9 lid 1 Ow). Het Rijk kan deze bij AMvB vaststellen, provincies en gemeentes kunnen dit bij omgevingsverordening respectievelijk omgevingsplan.

Omgevingswaarden zijn beleidsdoelen. Ze normeren de gewenste staat of kwaliteit van de fysieke leefomgeving of een onderdeel daarvan. Daartoe beschrijven ze de daadwerkelijke kwaliteit die op een bepaalde plaats en op een bepaald moment moet worden bereikt, nagestreefd of in stand gehouden. Deze kwaliteit wordt bepaald door een optelsom van natuurlijke processen, de invloed van activiteiten van burgers en bedrijven en de keuzes die de verschillende overheden maken bij het beheer van de fysieke leefomgeving. Ten aanzien van de laatste twee factoren is beleidsvorming mogelijk, welke met omgevingswaarden vorm kan worden gegeven.

Karakter omgevingswaarden
Een omgevingswaarde bepaalt de gewenste staat of kwaliteit, de toelaatbare belasting door activiteiten of de toelaatbare concentratie of depositie van stoffen (artikel 2.9 lid 2 Ow). Voor het vaststellen van een omgevingswaarde is mitsdien vereist dat een doelstelling voor een (onderdeel van de) fysieke leefomgeving voldoende meetbaar/berekenbaar is of anderszins in objectieve termen te vatten (artikel 2.9 lid 3 Ow). Hierbij valt te denken aan een concentratiewaarde voor stof X in de lucht, een geluidswaarde in een bepaald gebied of eisen aan de kwaliteit van een natuurgebied. Bij de vaststelling wordt bepaald of een omgevingswaarde een resultaatsverplichting, inspanningsverplichting of andersoortige verplichting behelst. Tevens wordt het tijdstip waarop of de termijn waarbinnen aan de gestelde verplichting moet zijn voldaan bepaald. Voorts worden de locaties waarop de desbetreffende omgevingswaarde van toepassing is aangewezen(artikel 2.10 lid 1 Ow). Tot slot wordt onderbouwd welke taken en bevoegdheden in elk geval worden ingezet om de omgevingswaarde te verwezenlijken (art. 2.10 lid 2 Ow).

Binding van overheden
Omgevingswaarden binden overheden. De vaststelling van een omgevingswaarde heeft in de eerste plaats tot gevolg dat een monitoringsplicht ontstaat. Voor elke omgevingswaarde wordt de staat of kwaliteit van de fysieke leefomgeving, de belasting door activiteiten of de concentratie of depositie van stoffen in de fysieke leefomgeving door monitoring bewaakt en wordt beoordeeld of aan die omgevingswaarde wordt voldaan (artikel 20.1 Ow). Het omgevingsplan, de omgevingsverordening of de AMvB waarin de omgevingswaarde is vastgesteld, wijst het bestuursorgaan of een andere instantie aan die met de monitoring is belast, alsmede wordt de methode van monitoring aangegeven.

De vaststelling van een omgevingswaarde heeft in de tweede plaats tot gevolg dat - in geval van (dreigende) overschrijving van de omgevingswaarde -een programmaplicht voor het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente ontstaat (art. 3.10 Ow). Een programma is gericht op het (alsnog) voldoen aan de omgevingswaarde en bevat in dit kader een pakket met beleids- of beheersmaatregelen. De Memorie van Toelichting geeft aan dat een programma door de maatregelen daaruit bijdraagt aan verbetering, waarbij een deel van de gebruiksruimte ten goede kan komen aan maatschappelijk gewenste ontwikkelingen. Deze methodiek is momenteel herkenbaar in onder andere het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programmaplicht geldt voor het college van burgemeester en wethouders onafhankelijk van de vraag of de omgevingswaarde door de gemeente, de provincie of het Rijk is vastgesteld. Eventueel kan bij AMvB of omgevingsverordening een ander bestuursorgaan worden aangewezen dat het programma vaststelt. Indien de (bijna) overschreden omgevingswaarde betrekking heeft op een watersysteem dat bij het waterschap of het Rijk in beheer is, geldt een programmaplicht voor de beheerder van het desbetreffende watersysteem (het dagelijks bestuur van een waterschap of de Minister van IenM).

Binding van burgers en bedrijven
Omgevingswaarden binden burgers en bedrijven niet. Zonder nadere regelstelling werken ze niet door in concrete besluiten met voorschriften die derden rechtstreeks binden, zoals omgevingsvisies, omgevingsplannen en omgevingsvergunningen. Beoogd is ruimte te creëren voor bestuursorganen om ontwikkelingsinitiatieven te plaatsen binnen een breder maatregelenpakket. Tevens is beoogd te voorkomen dat er een onnodige strikte juridische koppeling bestaat tussen een omgevingswaarde en een besluit in een concreet geval. Een dergelijke strikte koppeling zou volgens de Memorie van Toelichting slechts leiden tot het niet doorgaan van een project zonder verbetering van de toestand.

Door middel van instructieregels en beoordelingsregels kan worden bewerkstelligd dat een omgevingswaarde geldt voor een decentrale overheid of doorwerkt naar concrete besluiten. Instructieregels zien op de uitoefening van taken en bevoegdheden. Een instructieregel wordt door het Rijk of een provincie vastgelegd in een AMvB respectievelijk omgevingsverordening. Hierin kan een omgevingswaarde worden opgenomen. De instructieregel bepaalt in een dergelijk geval hoe een bepaalde omgevingswaarde bij de uitoefening van taken en bevoegdheden moet worden betrokken (art. 2.22 e.v. Ow). Hierbij valt te denken aan een instructieregel die bepaalt dat bij de vaststelling van een omgevingsplan rekening moet worden gehouden met de nachtdonkerte in een bepaald gebied of een instructieregel die bepaalt dat bij het aanleggen van wegen rekening moet worden gehouden met de broedplaatsen van vogels. Beoordelingsregels bevatten regels voor het bevoegd gezag bij de beoordeling van omgevingsvergunningen (art. 5.18 e.v. Ow). Ze kunnen worden opgenomen in AMvB's, omgevingsverordeningen en omgevingsplannen. Omgevingswaarden kunnen in beoordelingsregels worden opgenomen en aldus doorwerken in de voorschriften van een omgevingsvergunning. Hierbij valt te denken aan een beoordelingsregel inhoudende dat het bevoegd gezag een omgevingswaarde op het vlak van maximale geluidbelasting in acht moet nemen bij het verlenen van een omgevingsvergunning.

Omgevingswaarden vormen een nadere concretisering van het doel van de Omgevingswet. Deze wet heeft tot doel -met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu - 'een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit bereiken en in stand te houden', in samenhang met 'het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften' (artikel 1.3 Ow). Afdeling 2.3 Omgevingswet geeft de bevoegdheid met het oog op dit doel omgevingswaarden vast te stellen (artikel 2.9 lid 1 Ow). Het Rijk kan deze bij AMvB vaststellen, provincies en gemeentes kunnen dit bij omgevingsverordening respectievelijk omgevingsplan.

Omgevingswaarden zijn beleidsdoelen. Ze normeren de gewenste staat of kwaliteit van de fysieke leefomgeving of een onderdeel daarvan. Daartoe beschrijven ze de daadwerkelijke kwaliteit die op een bepaalde plaats en op een bepaald moment moet worden bereikt, nagestreefd of in stand gehouden. Deze kwaliteit wordt bepaald door een optelsom van natuurlijke processen, de invloed van activiteiten van burgers en bedrijven en de keuzes die de verschillende overheden maken bij het beheer van de fysieke leefomgeving. Ten aanzien van de laatste twee factoren is beleidsvorming mogelijk, welke met omgevingswaarden vorm kan worden gegeven.

Karakter omgevingswaarden
Een omgevingswaarde bepaalt de gewenste staat of kwaliteit, de toelaatbare belasting door activiteiten of de toelaatbare concentratie of depositie van stoffen (artikel 2.9 lid 2 Ow). Voor het vaststellen van een omgevingswaarde is mitsdien vereist dat een doelstelling voor een (onderdeel van de) fysieke leefomgeving voldoende meetbaar/berekenbaar is of anderszins in objectieve termen te vatten (artikel 2.9 lid 3 Ow). Hierbij valt te denken aan een concentratiewaarde voor stof X in de lucht, een geluidswaarde in een bepaald gebied of eisen aan de kwaliteit van een natuurgebied. Bij de vaststelling wordt bepaald of een omgevingswaarde een resultaatsverplichting, inspanningsverplichting of andersoortige verplichting behelst. Tevens wordt het tijdstip waarop of de termijn waarbinnen aan de gestelde verplichting moet zijn voldaan bepaald. Voorts worden de locaties waarop de desbetreffende omgevingswaarde van toepassing is aangewezen(artikel 2.10 lid 1 Ow). Tot slot wordt onderbouwd welke taken en bevoegdheden in elk geval worden ingezet om de omgevingswaarde te verwezenlijken (art. 2.10 lid 2 Ow).

Binding van overheden
Omgevingswaarden binden overheden. De vaststelling van een omgevingswaarde heeft in de eerste plaats tot gevolg dat een monitoringsplicht ontstaat. Voor elke omgevingswaarde wordt de staat of kwaliteit van de fysieke leefomgeving, de belasting door activiteiten of de concentratie of depositie van stoffen in de fysieke leefomgeving door monitoring bewaakt en wordt beoordeeld of aan die omgevingswaarde wordt voldaan (artikel 20.1 Ow). Het omgevingsplan, de omgevingsverordening of de AMvB waarin de omgevingswaarde is vastgesteld, wijst het bestuursorgaan of een andere instantie aan die met de monitoring is belast, alsmede wordt de methode van monitoring aangegeven.

De vaststelling van een omgevingswaarde heeft in de tweede plaats tot gevolg dat - in geval van (dreigende) overschrijving van de omgevingswaarde -een programmaplicht voor het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente ontstaat (art. 3.10 Ow). Een programma is gericht op het (alsnog) voldoen aan de omgevingswaarde en bevat in dit kader een pakket met beleids- of beheersmaatregelen. De Memorie van Toelichting geeft aan dat een programma door de maatregelen daaruit bijdraagt aan verbetering, waarbij een deel van de gebruiksruimte ten goede kan komen aan maatschappelijk gewenste ontwikkelingen. Deze methodiek is momenteel herkenbaar in onder andere het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programmaplicht geldt voor het college van burgemeester en wethouders onafhankelijk van de vraag of de omgevingswaarde door de gemeente, de provincie of het Rijk is vastgesteld. Eventueel kan bij AMvB of omgevingsverordening een ander bestuursorgaan worden aangewezen dat het programma vaststelt. Indien de (bijna) overschreden omgevingswaarde betrekking heeft op een watersysteem dat bij het waterschap of het Rijk in beheer is, geldt een programmaplicht voor de beheerder van het desbetreffende watersysteem (het dagelijks bestuur van een waterschap of de Minister van IenM).

Binding van burgers en bedrijven
Omgevingswaarden binden burgers en bedrijven niet. Zonder nadere regelstelling werken ze niet door in concrete besluiten met voorschriften die derden rechtstreeks binden, zoals omgevingsvisies, omgevingsplannen en omgevingsvergunningen. Beoogd is ruimte te creëren voor bestuursorganen om ontwikkelingsinitiatieven te plaatsen binnen een breder maatregelenpakket. Tevens is beoogd te voorkomen dat er een onnodige strikte juridische koppeling bestaat tussen een omgevingswaarde en een besluit in een concreet geval. Een dergelijke strikte koppeling zou volgens de Memorie van Toelichting slechts leiden tot het niet doorgaan van een project zonder verbetering van de toestand.

Door middel van instructieregels en beoordelingsregels kan worden bewerkstelligd dat een omgevingswaarde geldt voor een decentrale overheid of doorwerkt naar concrete besluiten. Instructieregels zien op de uitoefening van taken en bevoegdheden. Een instructieregel wordt door het Rijk of een provincie vastgelegd in een AMvB respectievelijk omgevingsverordening. Hierin kan een omgevingswaarde worden opgenomen. De instructieregel bepaalt in een dergelijk geval hoe een bepaalde omgevingswaarde bij de uitoefening van taken en bevoegdheden moet worden betrokken (art. 2.22 e.v. Ow). Hierbij valt te denken aan een instructieregel die bepaalt dat bij de vaststelling van een omgevingsplan rekening moet worden gehouden met de nachtdonkerte in een bepaald gebied of een instructieregel die bepaalt dat bij het aanleggen van wegen rekening moet worden gehouden met de broedplaatsen van vogels. Beoordelingsregels bevatten regels voor het bevoegd gezag bij de beoordeling van omgevingsvergunningen (art. 5.18 e.v. Ow). Ze kunnen worden opgenomen in AMvB's, omgevingsverordeningen en omgevingsplannen. Omgevingswaarden kunnen in beoordelingsregels worden opgenomen en aldus doorwerken in de voorschriften van een omgevingsvergunning. Hierbij valt te denken aan een beoordelingsregel inhoudende dat het bevoegd gezag een omgevingswaarde op het vlak van maximale geluidbelasting in acht moet nemen bij het verlenen van een omgevingsvergunning.