Duurder bier bij onze zuiderburen

6 juni 2019 | Blog

De Europese Commissie (hierna ook: "Commissie") heeft 13 mei jl. een boete van ruim €200 miljoen opgelegd aan AB InBev, de grootste bierbrouwer ter wereld. Volgens de Commissie heeft AB InBev zijn dominante machtspositie op de Belgische biermarkt misbruikt. AB InBev belemmerde de verkoop van goedkoper Jupiler bier uit Nederland naar België.

Het boetebesluit is interessant omdat de Commissie niet vaak een boete oplegt wegens misbruik machtspositie (verboden in het Europese mededingingsrecht op grond van artikel 102 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie "VWEU"). In deze zaak zet de Commissie het misbruikverbod in om private importbeperkingen door een grote marktpartij tegen te gaan. Daarnaast lijkt de Commissie een nieuwe weg ingeslagen waarbij vergaande samenwerking van de verdachte onderneming met de Commissie ook bij niet-kartelzaken een boete verlagende omstandigheid kan zijn. 

Misbruik machtspositie
In het Europese mededingingsrecht is het niet verboden om een machtspositie te hebben. Misbruik maken van deze dominante machtspositie, waaraan AB InBev zich volgens de Commissie schuldig maakt, is echter wel verboden. 

Jupiler is het populairste biermerk in België; het merk is goed voor ongeveer 40% van de bierverkopen in België. In Nederland verkoopt AB InBev Jupiler tegen lagere prijzen vanwege een hogere mate van concurrentie op de Nederlandse markt. Volgens de Commissie misbruikte AB InBev haar machtspositie door het hanteren van een doelbewuste blokkeringsstrategie. Hierdoor werden de supermarkten en groothandels beperkt in hun mogelijkheden om goedkoper Jupilerbier in Nederland in te kopen en het vervolgens door te verkopen in België. De prijzen in België werden zo kunstmatig hooggehouden. Kenmerken van genoemde doelbewuste strategie van AB InBev waren:

  • Het veranderen van de verpakkingen zodat de producten moeilijker te verkopen werden in België (bijvoorbeeld door het weghalen van verplichte informatie op de Franstalige etiketten);
  • Beperken van het volume aan Jupilerbier dat werd geleverd aan een groothandel in Nederland;
  • Het weigeren van essentiële producten aan een retailer tenzij de retailer ermee instemde de invoer van goedkoper Jupilerbier van Nederland naar België te beperken;
  • Het geven van korting aan een retailer in Nederland op voorwaarde dat deze korting niet zou gelden voor zijn klanten in België.

Margrethe Vestager, EU Commissaris van Mededinging, vatte dit als volgt samen: "De Belgische consument moest meer betalen voor zijn favoriete bier omdat AB InBev een bewuste strategie hanteerde om grensoverschrijdende verkoop tussen Nederland en België te beperken."

De Commissie had de invoerpraktijken van AB InBev al langer op de radar. In juni 2016 startte de Commissie een onderzoek, waarna ze in november 2017 een "statement of objections" naar AB InBev stuurde. Het boetebesluit van mei 2019 is hierop gebaseerd. De overtreding van het Europese mededingingsrecht liep van 9 februari 2009 tot en met 31 oktober 2016.

Vergaande medewerking in ruil voor boeteverlaging, nieuw beleid Commissie?
Omdat AB InBev vergaande medewerking verleende aan het onderzoek van de Commissie, ontving het een boetereductie van 15%. Deze vergaande medewerking bestond onder meer uit het toegeven van de schending van artikel 102 VWEU. Daarnaast heeft AB InBev een zogenaamde "corrigerende maatregel" voorgesteld. AB InBev zet de komende vijf jaar de verplichte informatie in zowel het Frans als het Nederlands op de etiketten. Deze boete verlagende omstandigheden maakten dat de Commissie een boete van "slechts" ruim €200 miljoen oplegde.

Het verlenen van vergaande medewerking in ruil voor boeteverlaging komt steeds vaker voor. Dit leek tot voor kort te zijn voorbehouden tot kartelzaken (verboden op grond van artikel 101 VWEU). De Commissie heeft een schikkingsprocedure waarin het beleid omtrent medewerking in kartelschadezaken is uitgewerkt. De Commissie lijkt nu een nieuwe weg te zijn ingeslagen, waarbij boeteverlaging in geval van genoemde samenwerking ook kan spelen bij andere schendingen van het Europese mededingingsrecht. De Commissie onderzoekt per zaak of deze hiervoor geschikt is. Het verlenen van vergaande medewerking in ruil voor een boeteverlaging is geen recht. Noch wordt er tussen partijen en de Commissie onderhandeld over het bestaan van de inbreuk van het Europese mededingingsrecht alsmede het boetebedrag (hoewel de verdachte partij wel informeel het boetebedrag probeert te verlagen). De timing, mate van medewerking en procedurele efficiëntie zijn belangrijke factoren in het vaststellen van de uiteindelijke boeteverlaging.

Recente voorbeelden zijn de Nike (maart 2019) en Guess (december 2018) zaken, waarbij de opgelegde boetes werden verlaagd met respectievelijk 40% en 50%.

Kortom, het boetebesluit van de Commissie illustreert dat vergaande samenwerking ook in niet-kartelzaken een boete verlagende omstandigheid kan zijn. Daarnaast dienen dominante marktpartijen bedacht te zijn op de mededingingsrechtelijke risico's van importbelemmeringen. Biertje erbij?

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven