Een lokaal lobbyverbod?

 23 mei 2023 | Blog

De regering wil voorkomen dat een afgetreden bewindspersoon expertise, positie en netwerk uit een eerdere hoedanigheid als bewindspersoon op onwenselijke wijze benut, voor het behartigen van de belangen van een organisatie waar hij of zij na het aftreden in dienst is getreden. Daarom heeft zij een conceptvoorstel Wet regels gewezen bewindspersonen tot stand gebracht. Zijn dergelijke regels voor oud-bestuurders ook op decentraal niveau wenselijk?  

Lobby- en draaideurverbod

In het conceptwetsvoorstel is voor oud-bewindslieden - voor de duur van twee jaar - een lobbyverbod opgenomen: geen zakelijke contacten met het ministerie waar de bewindspersoon zijn of haar ambt bekleedde. Verder zijn de beleidsterreinen waar diegene  verantwoordelijk voor was, bepalend voor de reikwijdte van het lobbyverbod. Het conceptwetsvoorstel introduceert daarnaast een draaideurverbod voor gewezen bewindspersonen om te voorkomen dat diegene  - na het aftreden - betaalde commerciële werkzaamheden ten behoeve van het voormalige eigen ministerie gaan verrichten.

In het conceptwetsvoorstel zijn geen bepalingen opgenomen over de handhaving van het lobbyverbod. Daarmee lijkt de symbolische betekenis van de nieuwe integriteitsregels belangrijker te zijn dan dat de naleving ervan ook echt wordt afgedwongen. Mogelijk dat een partij die wordt benadeeld door ontoelaatbare lobbyactiviteiten van bijvoorbeeld een oud-minister zich nog met succes tot de burgerlijke rechter kan wenden met een actie uit onrechtmatige daad.

De vraag is of een lobbyverbod niet ook voor voormalig commissarissen van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters en wethouders zou moeten gaan gelden. In de Modelgedragscode wordt in elk geval al wel de draaideurconstructie tegengegaan. Voormalig politiek ambtsdragers worden daarin in het eerste jaar na de beëindiging van hun ambtstermijn uitgesloten van ‘het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente’ (artikel 2.3 lid 1). Even los van het feit dat een dergelijke bepaling in een ander regelgevend kader thuishoort dan een gedragscode, valt er veel voor te zeggen ook binnen de provinciale en lokale democratie het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen te mijden. In dit verband zou ook binnen de decentrale overheden een lobbyverbod overwogen kunnen worden.

Handhaving op gemeentelijk niveau

Dan is wel de vraag weer relevant hoe wordt voorkomen dat dergelijke regels geen lege huls zijn. Zou bijvoorbeeld de overtreding van het lobbyverbod in een verordening als strafbaar feit omschreven kunnen worden en daar een straf op gesteld kunnen worden van maximaal drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie? Iets anders zou kunnen zijn om een verbod niet zozeer aan oud-bestuurders van de gemeente op te leggen, maar aan – zoals al gebeurt bij het tegengaan van draaideuren in de Modelgedragscode - functionarissen van het gemeentebestuur zelf: geen politiek-bestuurlijke contacten met gewezen wethouders en burgemeesters voor de duur van twee jaar. Handhaving zou dan kunnen via het bestaande instrumentarium om niet-integer handelen van politieke ambtsdragers te bestraffen, zoals moties en ontslagbesluiten, alsmede het arbeidsrecht, voor zover het om ambtenaren gaat.

Overigens voorziet het wetsvoorstel met regels voor gewezen bewindspersonen ook in een afkoelperiode: een termijn van twee jaar waarbinnen een gewezen bewindspersoon verplicht advies vraagt aan een onafhankelijk adviescollege over de aanvaardbaarheid van een vervolgfunctie op het voormalig beleidsterrein of aanpalend beleidsterrein. Voor het decentrale niveau wordt met de Modelgedragscode enerzijds tegengegaan dat een voormalig politiek ambtsdrager binnen een jaar aan de slag gaat bij een verbonden partij (artikel 2.4 lid 1), terwijl anderzijds het zonder meer wel lijkt te worden toegestaan dat hij of zij onmiddellijk bij het “eigen” overheidslichaam als ambtenaar in dienst treedt (artikel 2.3 lid 2). Mogelijk is de nu landelijk voorgestelde afkoelperiode veel beter in balans, al dient zich meteen de vraag aan wie in vergelijkbare decentrale regelingen dan het onafhankelijke adviesorgaan zou kunnen worden. Ook hier kiezen voor het voor de uitvoering van de landelijke regels geschikt geachte Adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers?

Maar mogelijk zou ook zonder formele afkoelperiode – de huidige modelbepalingen daarover zou ik als raad (dus) sowieso niet in m’n gedragscode opnemen -, reeds een lokaal lobbyverbod al preventief genoeg kunnen werken. Immers, zonder de mogelijkheid van zakelijke contacten binnen de gemeente, is het voor een oud-bestuurder sowieso niet zo evident een nieuwe werkgever te hebben die al te direct binnen de beleidsterreinen van die gemeente opereert.

De regering wil voorkomen dat een afgetreden bewindspersoon expertise, positie en netwerk uit een eerdere hoedanigheid als bewindspersoon op onwenselijke wijze benut, voor het behartigen van de belangen van een organisatie waar hij of zij na het aftreden in dienst is getreden. Daarom heeft zij een conceptvoorstel Wet regels gewezen bewindspersonen tot stand gebracht. Zijn dergelijke regels voor oud-bestuurders ook op decentraal niveau wenselijk?  

Lobby- en draaideurverbod

In het conceptwetsvoorstel is voor oud-bewindslieden - voor de duur van twee jaar - een lobbyverbod opgenomen: geen zakelijke contacten met het ministerie waar de bewindspersoon zijn of haar ambt bekleedde. Verder zijn de beleidsterreinen waar diegene  verantwoordelijk voor was, bepalend voor de reikwijdte van het lobbyverbod. Het conceptwetsvoorstel introduceert daarnaast een draaideurverbod voor gewezen bewindspersonen om te voorkomen dat diegene  - na het aftreden - betaalde commerciële werkzaamheden ten behoeve van het voormalige eigen ministerie gaan verrichten.

In het conceptwetsvoorstel zijn geen bepalingen opgenomen over de handhaving van het lobbyverbod. Daarmee lijkt de symbolische betekenis van de nieuwe integriteitsregels belangrijker te zijn dan dat de naleving ervan ook echt wordt afgedwongen. Mogelijk dat een partij die wordt benadeeld door ontoelaatbare lobbyactiviteiten van bijvoorbeeld een oud-minister zich nog met succes tot de burgerlijke rechter kan wenden met een actie uit onrechtmatige daad.

De vraag is of een lobbyverbod niet ook voor voormalig commissarissen van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters en wethouders zou moeten gaan gelden. In de Modelgedragscode wordt in elk geval al wel de draaideurconstructie tegengegaan. Voormalig politiek ambtsdragers worden daarin in het eerste jaar na de beëindiging van hun ambtstermijn uitgesloten van ‘het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente’ (artikel 2.3 lid 1). Even los van het feit dat een dergelijke bepaling in een ander regelgevend kader thuishoort dan een gedragscode, valt er veel voor te zeggen ook binnen de provinciale en lokale democratie het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen te mijden. In dit verband zou ook binnen de decentrale overheden een lobbyverbod overwogen kunnen worden.

Handhaving op gemeentelijk niveau

Dan is wel de vraag weer relevant hoe wordt voorkomen dat dergelijke regels geen lege huls zijn. Zou bijvoorbeeld de overtreding van het lobbyverbod in een verordening als strafbaar feit omschreven kunnen worden en daar een straf op gesteld kunnen worden van maximaal drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie? Iets anders zou kunnen zijn om een verbod niet zozeer aan oud-bestuurders van de gemeente op te leggen, maar aan – zoals al gebeurt bij het tegengaan van draaideuren in de Modelgedragscode - functionarissen van het gemeentebestuur zelf: geen politiek-bestuurlijke contacten met gewezen wethouders en burgemeesters voor de duur van twee jaar. Handhaving zou dan kunnen via het bestaande instrumentarium om niet-integer handelen van politieke ambtsdragers te bestraffen, zoals moties en ontslagbesluiten, alsmede het arbeidsrecht, voor zover het om ambtenaren gaat.

Overigens voorziet het wetsvoorstel met regels voor gewezen bewindspersonen ook in een afkoelperiode: een termijn van twee jaar waarbinnen een gewezen bewindspersoon verplicht advies vraagt aan een onafhankelijk adviescollege over de aanvaardbaarheid van een vervolgfunctie op het voormalig beleidsterrein of aanpalend beleidsterrein. Voor het decentrale niveau wordt met de Modelgedragscode enerzijds tegengegaan dat een voormalig politiek ambtsdrager binnen een jaar aan de slag gaat bij een verbonden partij (artikel 2.4 lid 1), terwijl anderzijds het zonder meer wel lijkt te worden toegestaan dat hij of zij onmiddellijk bij het “eigen” overheidslichaam als ambtenaar in dienst treedt (artikel 2.3 lid 2). Mogelijk is de nu landelijk voorgestelde afkoelperiode veel beter in balans, al dient zich meteen de vraag aan wie in vergelijkbare decentrale regelingen dan het onafhankelijke adviesorgaan zou kunnen worden. Ook hier kiezen voor het voor de uitvoering van de landelijke regels geschikt geachte Adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers?

Maar mogelijk zou ook zonder formele afkoelperiode – de huidige modelbepalingen daarover zou ik als raad (dus) sowieso niet in m’n gedragscode opnemen -, reeds een lokaal lobbyverbod al preventief genoeg kunnen werken. Immers, zonder de mogelijkheid van zakelijke contacten binnen de gemeente, is het voor een oud-bestuurder sowieso niet zo evident een nieuwe werkgever te hebben die al te direct binnen de beleidsterreinen van die gemeente opereert.

Gerelateerde expertises