Energieprestatie van gebouwen: waar rekening mee te houden in de aanloop naar 2030?

 7 april 2025 | Blog

Vorig jaar trad de vierde herziening van de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD-IV) in werking. Deze herziening markeert een ingrijpende verandering in de regulering rondom de energieprestaties van gebouwen. EU-lidstaten worden verplicht om maatregelen te treffen teneinde de energie-efficiëntie van gebouwen aanzienlijk te verbeteren, aangezien gebouwen momenteel verantwoordelijk zijn voor 40% van het energieverbruik en 36% van de CO₂-uitstoot binnen de EU.

De EPBD-IV heeft verstrekkende gevolgen voor zowel bestaande als nieuwe gebouwen. Dit betreft niet alleen projectontwikkelaars en bouwbedrijven, maar ook vastgoedeigenaren, investeerders en overheden. In dit blog bespreken wij de belangrijkste wijzigingen.

Van BENG naar ZEB

Met de derde herziening van de EPBD-richtlijn in 2010 (EPBD-III, 2010/31/EU) werden de Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG) -eisen geïntroduceerd. Dit hield in dat nieuwe gebouwen vanaf 2021 zowel een zeer lage energiebehoefte moesten hebben als grotendeels op hernieuwbare energiebronnen moesten draaien. De herziening van de EPBD-Richtlijn van vorig jaar gaat verder en bepaalt nu dat gebouwen niet alleen energiezuinig moeten zijn, maar ook geen directe uitstoot van fossiele brandstoffen mogen veroorzaken.

De herziene richtlijn introduceert een nieuw uitgangspunt: de Zero-Emission Building (ZEB). Concreet betekent dit dat alle nieuwe gebouwen vanaf 1 januari 2030 emissievrij moeten zijn, hetgeen betekent dat ZEB de nieuwe norm voor nieuwbouw wordt. Voor nieuwe overheidsgebouwen geldt deze ZEB-norm al eerder: al vanaf 1 januari 2028. In 2050 moeten alle bestaande gebouwen een ZEB zijn.

Wat houdt ZEB precies in?

Een ZEB-gebouw heeft een zeer lage energiebehoefte, die, voor zover technisch mogelijk, volledig wordt gedekt door hernieuwbare energiebronnen door middel van PV-installaties, warmtepompen en/of duurzame stadsverwarming. Hoewel lidstaten enige flexibiliteit hebben in het definiëren van ‘lage energievraag’, blijft het uitgangspunt dat het gebruik van fossiele brandstoffen volledig wordt uitgebannen. Dit betekent in de praktijk dat gasgestookte installaties niet meer zijn toegestaan (ook niet meer als piekvoorziening), en de focus komt te liggen op elektrificatie en energieopwekking uit hernieuwbare bronnen.

Energielabelsystematiek

Naast strengere normen voor energieprestaties introduceert de richtlijn ook uniforme standaarden aan de energielabelsystematiek voor gebouwen. Het nieuwe EU-brede sjabloon voor energielabels is bedoeld om verduurzaming te vergemakkelijken en gebouweigenaren en huurders beter te informeren over de energieprestaties van gebouwen. Hoewel de bestaande labelindeling (A t/m G) in Nederland behouden kan blijven, verandert de betekenis ervan. Energielabel A komt overeen met de minimale ZEB-norm, terwijl label G de slechtst presterende 15% van gebouwen vertegenwoordigt. Tot slot geldt dat energielabels 10 jaar geldig blijven, dat monumenten ook labelplichtig worden en dat woningeigenaren van de slechtst presterende gebouwen een uitnodiging dienen te ontvangen voor een renovatieadvies via een energieloket.

Verplichte installatie van zonne-energie-systemen op gebouwen

De herziene richtlijn inzake de energieprestatie van gebouwen (EPBD IV) is op 28 mei 2024 in werking getreden dient uiterlijk op 29 mei 2026 door EU-lidstaten in nationale wetgeving te zijn omgezet. De implementatie verloopt gefaseerd, waarbij de strengste eisen van toepassing zijn op nieuwbouw en publieke gebouwen, terwijl voor bestaande gebouwen een langere overgangsperiode geldt.

Bestaande bouw
Voor bestaande gebouwen introduceert de richtlijn zogeheten Minimum Energy Performance Standards (‘MEPS’): minimumnormen voor de energieprestatie van gebouwen welke gericht zijn op de geleidelijke verbetering van de slechtst presterende gebouwen. Overheden moeten toezien op de naleving ervan en zo nodig handhavend optreden.

Nieuwbouw
Vanaf 1 januari 2028 moeten alle nieuw op te leveren overheidsgebouwen emissievrij zijn. Deze verplichting wordt per 1 januari 2030 uitgebreid naar alle nieuwe gebouwen (zowel utiliteits- als woningbouw). Bouwbedrijven en projectontwikkelaars dienen hun ontwerpen tijdig aan te passen om aan deze eisen te voldoen.

Verplichte PV-installaties
De herziene richtlijn stelt als voorwaarde dat nieuwe en bestaande gebouwen verplicht zonne-energie-installaties moeten installeren. Uiterlijk op 31 december 2026 moeten nieuwe openbare en utiliteitsgebouwen met een vloeroppervlakte van meer dan 250 m² zijn voorzien van zonnepanelen.

Voor bestaande openbare gebouwen geldt een stapsgewijze implementatie:

  • Uiterlijk 31 december 2027: gebouwen > 2.000 m²
  • Uiterlijk 31 december 2028: gebouwen > 750 m²
  • Uiterlijk 31 december 2030: gebouwen > 250 m²

Voor bestaande utiliteitsgebouwen met een vloeroppervlakte van meer dan 500m2, geldt deze verplichting vanaf 1 januari 2028 ook, wanneer zij renovaties ondergaan, onderhoud moet worden gepleegd aan het dak en/of wanneer nieuwe gebouwenergiesystemen worden geïnstalleerd.

Vanaf 1 januari 2030 geldt de verplichting om zonne-energie-installaties te installeren voorts ook voor alle nieuwe woongebouwen en alle nieuwe overdekte parkeergelegenheden aanpalend aan gebouwen (ongeacht de functie van het gebouw).

Duurzame mobiliteit
Vanaf 2027 moeten utiliteits- en openbare gebouwen met meer dan twintig parkeerplaatsen ten minste één laadpunt per tien parkeerplaatsen hebben. Daarnaast worden eisen gesteld aan de aanleg van fietsenstallingen bij nieuwbouw en renovaties.

Tot slot

EPBD IV markeert een omslag in de Europese vastgoedsector. De overgang van BENG naar ZEB vereist dat gebouwen niet alleen energiezuinig, maar ook fossielvrij zijn. Minimumnormen gaan eveneens gelden voor bestaande gebouwen. Bovendien gelden concrete verplichtingen om zonne-energie-installaties te installeren, welke verplichting kan gaan gelden zodra een gebouweigenaren onderhoud of renovaties doorvoeren. Het is dus goed voor gebouweigenaren en financiers om hierbij stil te staan en tijdig inzichtelijk welke verduurzamingsverplichtingen in het concrete geval gelden. De in dit blog besproken verplichtingen op grond van EPDB IV dienen uiterlijk op 29 mei 2026 te zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving, en zullen daarna vanaf 1 januari 2027 trapsgewijs gaan gelden.

Vorig jaar trad de vierde herziening van de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD-IV) in werking. Deze herziening markeert een ingrijpende verandering in de regulering rondom de energieprestaties van gebouwen. EU-lidstaten worden verplicht om maatregelen te treffen teneinde de energie-efficiëntie van gebouwen aanzienlijk te verbeteren, aangezien gebouwen momenteel verantwoordelijk zijn voor 40% van het energieverbruik en 36% van de CO₂-uitstoot binnen de EU.

De EPBD-IV heeft verstrekkende gevolgen voor zowel bestaande als nieuwe gebouwen. Dit betreft niet alleen projectontwikkelaars en bouwbedrijven, maar ook vastgoedeigenaren, investeerders en overheden. In dit blog bespreken wij de belangrijkste wijzigingen.

Van BENG naar ZEB

Met de derde herziening van de EPBD-richtlijn in 2010 (EPBD-III, 2010/31/EU) werden de Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG) -eisen geïntroduceerd. Dit hield in dat nieuwe gebouwen vanaf 2021 zowel een zeer lage energiebehoefte moesten hebben als grotendeels op hernieuwbare energiebronnen moesten draaien. De herziening van de EPBD-Richtlijn van vorig jaar gaat verder en bepaalt nu dat gebouwen niet alleen energiezuinig moeten zijn, maar ook geen directe uitstoot van fossiele brandstoffen mogen veroorzaken.

De herziene richtlijn introduceert een nieuw uitgangspunt: de Zero-Emission Building (ZEB). Concreet betekent dit dat alle nieuwe gebouwen vanaf 1 januari 2030 emissievrij moeten zijn, hetgeen betekent dat ZEB de nieuwe norm voor nieuwbouw wordt. Voor nieuwe overheidsgebouwen geldt deze ZEB-norm al eerder: al vanaf 1 januari 2028. In 2050 moeten alle bestaande gebouwen een ZEB zijn.

Wat houdt ZEB precies in?

Een ZEB-gebouw heeft een zeer lage energiebehoefte, die, voor zover technisch mogelijk, volledig wordt gedekt door hernieuwbare energiebronnen door middel van PV-installaties, warmtepompen en/of duurzame stadsverwarming. Hoewel lidstaten enige flexibiliteit hebben in het definiëren van ‘lage energievraag’, blijft het uitgangspunt dat het gebruik van fossiele brandstoffen volledig wordt uitgebannen. Dit betekent in de praktijk dat gasgestookte installaties niet meer zijn toegestaan (ook niet meer als piekvoorziening), en de focus komt te liggen op elektrificatie en energieopwekking uit hernieuwbare bronnen.

Energielabelsystematiek

Naast strengere normen voor energieprestaties introduceert de richtlijn ook uniforme standaarden aan de energielabelsystematiek voor gebouwen. Het nieuwe EU-brede sjabloon voor energielabels is bedoeld om verduurzaming te vergemakkelijken en gebouweigenaren en huurders beter te informeren over de energieprestaties van gebouwen. Hoewel de bestaande labelindeling (A t/m G) in Nederland behouden kan blijven, verandert de betekenis ervan. Energielabel A komt overeen met de minimale ZEB-norm, terwijl label G de slechtst presterende 15% van gebouwen vertegenwoordigt. Tot slot geldt dat energielabels 10 jaar geldig blijven, dat monumenten ook labelplichtig worden en dat woningeigenaren van de slechtst presterende gebouwen een uitnodiging dienen te ontvangen voor een renovatieadvies via een energieloket.

Verplichte installatie van zonne-energie-systemen op gebouwen

De herziene richtlijn inzake de energieprestatie van gebouwen (EPBD IV) is op 28 mei 2024 in werking getreden dient uiterlijk op 29 mei 2026 door EU-lidstaten in nationale wetgeving te zijn omgezet. De implementatie verloopt gefaseerd, waarbij de strengste eisen van toepassing zijn op nieuwbouw en publieke gebouwen, terwijl voor bestaande gebouwen een langere overgangsperiode geldt.

Bestaande bouw
Voor bestaande gebouwen introduceert de richtlijn zogeheten Minimum Energy Performance Standards (‘MEPS’): minimumnormen voor de energieprestatie van gebouwen welke gericht zijn op de geleidelijke verbetering van de slechtst presterende gebouwen. Overheden moeten toezien op de naleving ervan en zo nodig handhavend optreden.

Nieuwbouw
Vanaf 1 januari 2028 moeten alle nieuw op te leveren overheidsgebouwen emissievrij zijn. Deze verplichting wordt per 1 januari 2030 uitgebreid naar alle nieuwe gebouwen (zowel utiliteits- als woningbouw). Bouwbedrijven en projectontwikkelaars dienen hun ontwerpen tijdig aan te passen om aan deze eisen te voldoen.

Verplichte PV-installaties
De herziene richtlijn stelt als voorwaarde dat nieuwe en bestaande gebouwen verplicht zonne-energie-installaties moeten installeren. Uiterlijk op 31 december 2026 moeten nieuwe openbare en utiliteitsgebouwen met een vloeroppervlakte van meer dan 250 m² zijn voorzien van zonnepanelen.

Voor bestaande openbare gebouwen geldt een stapsgewijze implementatie:

  • Uiterlijk 31 december 2027: gebouwen > 2.000 m²
  • Uiterlijk 31 december 2028: gebouwen > 750 m²
  • Uiterlijk 31 december 2030: gebouwen > 250 m²

Voor bestaande utiliteitsgebouwen met een vloeroppervlakte van meer dan 500m2, geldt deze verplichting vanaf 1 januari 2028 ook, wanneer zij renovaties ondergaan, onderhoud moet worden gepleegd aan het dak en/of wanneer nieuwe gebouwenergiesystemen worden geïnstalleerd.

Vanaf 1 januari 2030 geldt de verplichting om zonne-energie-installaties te installeren voorts ook voor alle nieuwe woongebouwen en alle nieuwe overdekte parkeergelegenheden aanpalend aan gebouwen (ongeacht de functie van het gebouw).

Duurzame mobiliteit
Vanaf 2027 moeten utiliteits- en openbare gebouwen met meer dan twintig parkeerplaatsen ten minste één laadpunt per tien parkeerplaatsen hebben. Daarnaast worden eisen gesteld aan de aanleg van fietsenstallingen bij nieuwbouw en renovaties.

Tot slot

EPBD IV markeert een omslag in de Europese vastgoedsector. De overgang van BENG naar ZEB vereist dat gebouwen niet alleen energiezuinig, maar ook fossielvrij zijn. Minimumnormen gaan eveneens gelden voor bestaande gebouwen. Bovendien gelden concrete verplichtingen om zonne-energie-installaties te installeren, welke verplichting kan gaan gelden zodra een gebouweigenaren onderhoud of renovaties doorvoeren. Het is dus goed voor gebouweigenaren en financiers om hierbij stil te staan en tijdig inzichtelijk welke verduurzamingsverplichtingen in het concrete geval gelden. De in dit blog besproken verplichtingen op grond van EPDB IV dienen uiterlijk op 29 mei 2026 te zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving, en zullen daarna vanaf 1 januari 2027 trapsgewijs gaan gelden.

Gerelateerde expertises