Gasloos bouwen kan in bestemmingsplannen verplicht worden gesteld

 1 mei 2020 | Blog

In het kader van het vaststellen van bestemmingsplannen of het verlenen van omgevingsvergunningen, moeten ook de effecten van de met de ontwikkeling gepaard gaande stikstofdepositie op de natuur inzichtelijk gemaakt worden. Veel ontwikkelaars en vergunningverleners zullen herkennen dat de plannen dan op details worden aangepast, om ervoor te zorgen dat uit de AERIUS-berekening volgt dat er “geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar” zijn. Het is dan natuurlijk wel zaak om ervoor te zorgen dat het een en ander ook in de besluitvorming wordt veiliggesteld. Een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State maakt duidelijkheid dat het in dit verband toelaatbaar is om in planregels te verplichten dat bouwwerken gasloos worden gerealiseerd.

Indien slechts 10 van de 80 recreatiewoningen over een gasaansluiting zullen beschikken…

De uitspraak heeft betrekking op de vaststelling van een bestemmingsplan dat onder meer de bouw en het gebruik van 80 nieuwe recreatiewoningen in de gemeente Putten mogelijk maakte. Een van de appellanten die tegen de vaststelling beroep instelde, meende dat onvoldoende was gewaarborgd dat de ontwikkeling geen onaanvaardbare gevolgen zou hebben voor stikstofgevoelige natuur op de nabijgelegen Veluwe. 

Ten behoeve van het plan was evenwel een AERIUS-berekening gemaakt, waarvan de uitkomst was dat er “geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar” zijn. Tijdens de bestudering van de berekening merkte de Afdeling op dat er in de berekening het uitgangspunt was gehanteerd slechts 10 van de 80 te realiseren recreatiewoningen over een gasaansluiting zouden beschikken. De overige 70 recreatiewoningen zouden gasloos worden gerealiseerd.

… moet het gasloos realiseren van de overige 70 wel zijn verzekerd

In de bestemmingsplanregels was echter niet veiliggesteld dat ten minste 70 recreatiewoningen zonder gasaansluiting zouden worden gerealiseerd. Ook deden zich geen andere omstandigheden voor die het gasloos bouwen veiligstelden. Volgens de Afdeling kon op basis van de AERIUS-berekening daarom niet worden geoordeeld dat significante negatieve effecten op stikstofgevoelige natuur bij voorbaat al zijn uitgesloten. In zoverre is het bestemmingsplan volgens de Afdeling vastgesteld in strijd met artikel 2.7 lid 1 van de Wet natuurbescherming.

Deze vaststelling van de Afdeling heeft grote gevolgen voor het vastgestelde bestemmingsplan. Zij biedt het gemeentebestuur geen herstelmogelijkheid, maar vernietigt de onderdelen van het bestemmingsplan die in de 80 nieuwe recreatiewoningen voorzien. Om de ontwikkeling alsnog van de grond te krijgen, zit er voor het gemeentebestuur en de ontwikkelaar dus niets anders op dan een nieuw besluitvormingstraject op te starten.

Een planologische verplichting om gasloos te bouwen

Al eerder werd duidelijk dat een bestemmingsplan regels mag bevatten die een toename van de stikstofdepositie verbieden. Dat volgt onder meer uit een uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2020. Aanleiding voor de uitspraak was een bestemmingsplan waarin een planregel was opgenomen die bepaalde dat onder planologisch strijdig gebruik – kort samengevat – wordt verstaan een gebruik dat leidt tot een toename van de stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied. De Afdeling past de details van die regeling aan, maar laat de kern ervan in stand. Een belangrijk voordeel van deze regeling is dat significante gevolgen worden uitgesloten, zodat geen plan-mer nodig is. 

Uit de uitspraak van 25 maart 2020 volgt in aanvulling hierop dat het ruimtelijk relevant en toelaatbaar is om in een bestemmingsplan de verplichting op te nemen om de bouwwerken waarin het voorziet, gasloos op te leveren. In een uitspraak van 17 april 2019 overwoog de Afdeling nog dat de vraag of gasloos wordt gebouwd een uitvoeringsaspect betreft, dat zich niet leent voor een regeling in het bestemmingsplan. Via de band van de stikstofproblematiek blijkt deze ruimte er nu toch te zijn.

 

In het kader van het vaststellen van bestemmingsplannen of het verlenen van omgevingsvergunningen, moeten ook de effecten van de met de ontwikkeling gepaard gaande stikstofdepositie op de natuur inzichtelijk gemaakt worden. Veel ontwikkelaars en vergunningverleners zullen herkennen dat de plannen dan op details worden aangepast, om ervoor te zorgen dat uit de AERIUS-berekening volgt dat er “geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar” zijn. Het is dan natuurlijk wel zaak om ervoor te zorgen dat het een en ander ook in de besluitvorming wordt veiliggesteld. Een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State maakt duidelijkheid dat het in dit verband toelaatbaar is om in planregels te verplichten dat bouwwerken gasloos worden gerealiseerd.

Indien slechts 10 van de 80 recreatiewoningen over een gasaansluiting zullen beschikken…

De uitspraak heeft betrekking op de vaststelling van een bestemmingsplan dat onder meer de bouw en het gebruik van 80 nieuwe recreatiewoningen in de gemeente Putten mogelijk maakte. Een van de appellanten die tegen de vaststelling beroep instelde, meende dat onvoldoende was gewaarborgd dat de ontwikkeling geen onaanvaardbare gevolgen zou hebben voor stikstofgevoelige natuur op de nabijgelegen Veluwe. 

Ten behoeve van het plan was evenwel een AERIUS-berekening gemaakt, waarvan de uitkomst was dat er “geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar” zijn. Tijdens de bestudering van de berekening merkte de Afdeling op dat er in de berekening het uitgangspunt was gehanteerd slechts 10 van de 80 te realiseren recreatiewoningen over een gasaansluiting zouden beschikken. De overige 70 recreatiewoningen zouden gasloos worden gerealiseerd.

… moet het gasloos realiseren van de overige 70 wel zijn verzekerd

In de bestemmingsplanregels was echter niet veiliggesteld dat ten minste 70 recreatiewoningen zonder gasaansluiting zouden worden gerealiseerd. Ook deden zich geen andere omstandigheden voor die het gasloos bouwen veiligstelden. Volgens de Afdeling kon op basis van de AERIUS-berekening daarom niet worden geoordeeld dat significante negatieve effecten op stikstofgevoelige natuur bij voorbaat al zijn uitgesloten. In zoverre is het bestemmingsplan volgens de Afdeling vastgesteld in strijd met artikel 2.7 lid 1 van de Wet natuurbescherming.

Deze vaststelling van de Afdeling heeft grote gevolgen voor het vastgestelde bestemmingsplan. Zij biedt het gemeentebestuur geen herstelmogelijkheid, maar vernietigt de onderdelen van het bestemmingsplan die in de 80 nieuwe recreatiewoningen voorzien. Om de ontwikkeling alsnog van de grond te krijgen, zit er voor het gemeentebestuur en de ontwikkelaar dus niets anders op dan een nieuw besluitvormingstraject op te starten.

Een planologische verplichting om gasloos te bouwen

Al eerder werd duidelijk dat een bestemmingsplan regels mag bevatten die een toename van de stikstofdepositie verbieden. Dat volgt onder meer uit een uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2020. Aanleiding voor de uitspraak was een bestemmingsplan waarin een planregel was opgenomen die bepaalde dat onder planologisch strijdig gebruik – kort samengevat – wordt verstaan een gebruik dat leidt tot een toename van de stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied. De Afdeling past de details van die regeling aan, maar laat de kern ervan in stand. Een belangrijk voordeel van deze regeling is dat significante gevolgen worden uitgesloten, zodat geen plan-mer nodig is. 

Uit de uitspraak van 25 maart 2020 volgt in aanvulling hierop dat het ruimtelijk relevant en toelaatbaar is om in een bestemmingsplan de verplichting op te nemen om de bouwwerken waarin het voorziet, gasloos op te leveren. In een uitspraak van 17 april 2019 overwoog de Afdeling nog dat de vraag of gasloos wordt gebouwd een uitvoeringsaspect betreft, dat zich niet leent voor een regeling in het bestemmingsplan. Via de band van de stikstofproblematiek blijkt deze ruimte er nu toch te zijn.

 

Gerelateerde expertises