Als bestuursorganen rechtsmiddelen willen aanwenden, dan is daarvoor nodig (1) een procesbesluit, en (2) een hoger beroepschrift. In de jurisprudentie was het de lijn dat het ontbreken van een binnen de beroepstermijn genomen procesbesluit (van het college van burgemeester en wethouders respectievelijk gedeputeerde staten) per definitie zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid.
In de uitspraak van 17 maart 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘de Afdeling’) een nieuwe lijn ingezet omtrent het instellen van rechtsmiddelen door bestuursorganen. Vanaf nu vindt de Afdeling het voldoende dat tijdens de beroepsprocedure komt vast te staan dat het bestuursorgaan instemt met het ingestelde hoger beroep. Reparatie achteraf is daarmee mogelijk.
In dit blog lichten wij kort toe wat een procesbesluit is, hoe de oude lijn gold en hoe nu de nieuwe lijn luidt.
Het procesbesluit
Het college van burgemeester en wethouders/college van gedeputeerde staten (‘het college’) moet expliciet besluiten tot het instellen van (hoger) beroep. Dat volgt uit artikel 160, lid 1, onder e, Gemeentewet en artikel 158, lid 1, onder e, Provinciewet: het college is bevoegd tot het besluiten om namens de gemeente/provincie dan wel haar bestuursorganen rechtsdingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten.
Het college heeft de mogelijkheid om een van de leden te machtigen tot het nemen van een procesbesluit, zo volgt uit artikel 168 Gemeentewet en artikel 166 Provinciewet. Mandaatverlening – en ook ondermandaatverlening – is dus mogelijk. Dit betekent dat in de praktijk een in de mandaatregeling en/of mandaatbesluit aangewezen ambtenaar bevoegd is om het procesbesluit namens het college te nemen.
De oude lijn in het kort
Onder de oude lijn gold voor een rechtsgeldig besluit van het college tot het instellen van hoger beroep de instemming van het voltallige college vereist, tenzij het college een of meer van zijn leden daartoe heeft gemachtigd. Het rechtsgeldig procesbesluit moest zijn genomen binnen de hoger beroepstermijn van zes weken na de uitspraak van de rechtbank.
Als om wat voor reden dan ook niet binnen de beroepstermijn een procesbesluit was genomen, dan was het procesbesluit niet rechtsgeldig. Dit betekende dat het bestuursorgaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak niet-ontvankelijk werd verklaard. Bekrachtiging achteraf – dus na het verstrijken van de termijn – was onvoldoende om het procesbesluit alsnog rechtsgeldig te maken (zie bijvoorbeeld ABRvS 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1104).
Geen rechtsgeldig procesbesluit? Dan ook geen toegang tot de bestuursrechter in hoger beroep. De rechtbankuitspraak werd daarmee onherroepelijk.
De nieuwe lijn
Sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 17 maart 2021 is deze lijn versoepeld. Anders dan voorheen leidt het ontbreken van een binnen de beroepstermijn genomen procesbesluit niet per definitie tot niet-ontvankelijkverklaring van het ingestelde beroep. Van belang is dat in de procedure komt vast te staan dat het bestuursorgaan instemt met het instellen van het hoger beroep. Een procesbesluit kan daarmee ook na het verstrijken van de hoger beroepstermijn worden overgelegd.
Overigens was de persoon die namens het bestuursorgaan hoger beroep had ingesteld daartoe ook niet gemachtigd in deze zaak. In dit geval was machtiging tot het instellen van hoger beroep met terugwerkende kracht voldoende om dit gebrek te repareren. Hiermee staat vast dat bevoegdelijk namens het bestuursorgaan hoger beroep is ingesteld. Een afzonderlijk procesbesluit is dan volgens de Afdeling niet meer nodig.
De twee herstelmogelijkheden
Een belangrijke uitspraak voor bestuursorganen, nu de strenge lijn omtrent het procesbesluit door de Afdeling is verlaten. Als onverhoopt het procesbesluit niet (tijdig, lees: gedurende de hoger beroepstermijn) is genomen, dan heeft het college de mogelijkheid om dit te herstellen. Uit de uitspraak leiden wij twee herstelmogelijkheden af, namelijk:
- Het alsnog nemen van een procesbesluit, en
- Met terugwerkende kracht de indiener van het hoger beroepschrift machtigen tot het instellen van hoger beroep.
Bestuursorganen kunnen met deze herstelmogelijkheden een niet-ontvankelijkheid vanwege het ontbreken van een (tijdig) procesbesluit voorkomen.
Als bestuursorganen rechtsmiddelen willen aanwenden, dan is daarvoor nodig (1) een procesbesluit, en (2) een hoger beroepschrift. In de jurisprudentie was het de lijn dat het ontbreken van een binnen de beroepstermijn genomen procesbesluit (van het college van burgemeester en wethouders respectievelijk gedeputeerde staten) per definitie zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid.
In de uitspraak van 17 maart 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘de Afdeling’) een nieuwe lijn ingezet omtrent het instellen van rechtsmiddelen door bestuursorganen. Vanaf nu vindt de Afdeling het voldoende dat tijdens de beroepsprocedure komt vast te staan dat het bestuursorgaan instemt met het ingestelde hoger beroep. Reparatie achteraf is daarmee mogelijk.
In dit blog lichten wij kort toe wat een procesbesluit is, hoe de oude lijn gold en hoe nu de nieuwe lijn luidt.
Het procesbesluit
Het college van burgemeester en wethouders/college van gedeputeerde staten (‘het college’) moet expliciet besluiten tot het instellen van (hoger) beroep. Dat volgt uit artikel 160, lid 1, onder e, Gemeentewet en artikel 158, lid 1, onder e, Provinciewet: het college is bevoegd tot het besluiten om namens de gemeente/provincie dan wel haar bestuursorganen rechtsdingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten.
Het college heeft de mogelijkheid om een van de leden te machtigen tot het nemen van een procesbesluit, zo volgt uit artikel 168 Gemeentewet en artikel 166 Provinciewet. Mandaatverlening – en ook ondermandaatverlening – is dus mogelijk. Dit betekent dat in de praktijk een in de mandaatregeling en/of mandaatbesluit aangewezen ambtenaar bevoegd is om het procesbesluit namens het college te nemen.
De oude lijn in het kort
Onder de oude lijn gold voor een rechtsgeldig besluit van het college tot het instellen van hoger beroep de instemming van het voltallige college vereist, tenzij het college een of meer van zijn leden daartoe heeft gemachtigd. Het rechtsgeldig procesbesluit moest zijn genomen binnen de hoger beroepstermijn van zes weken na de uitspraak van de rechtbank.
Als om wat voor reden dan ook niet binnen de beroepstermijn een procesbesluit was genomen, dan was het procesbesluit niet rechtsgeldig. Dit betekende dat het bestuursorgaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak niet-ontvankelijk werd verklaard. Bekrachtiging achteraf – dus na het verstrijken van de termijn – was onvoldoende om het procesbesluit alsnog rechtsgeldig te maken (zie bijvoorbeeld ABRvS 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1104).
Geen rechtsgeldig procesbesluit? Dan ook geen toegang tot de bestuursrechter in hoger beroep. De rechtbankuitspraak werd daarmee onherroepelijk.
De nieuwe lijn
Sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 17 maart 2021 is deze lijn versoepeld. Anders dan voorheen leidt het ontbreken van een binnen de beroepstermijn genomen procesbesluit niet per definitie tot niet-ontvankelijkverklaring van het ingestelde beroep. Van belang is dat in de procedure komt vast te staan dat het bestuursorgaan instemt met het instellen van het hoger beroep. Een procesbesluit kan daarmee ook na het verstrijken van de hoger beroepstermijn worden overgelegd.
Overigens was de persoon die namens het bestuursorgaan hoger beroep had ingesteld daartoe ook niet gemachtigd in deze zaak. In dit geval was machtiging tot het instellen van hoger beroep met terugwerkende kracht voldoende om dit gebrek te repareren. Hiermee staat vast dat bevoegdelijk namens het bestuursorgaan hoger beroep is ingesteld. Een afzonderlijk procesbesluit is dan volgens de Afdeling niet meer nodig.
De twee herstelmogelijkheden
Een belangrijke uitspraak voor bestuursorganen, nu de strenge lijn omtrent het procesbesluit door de Afdeling is verlaten. Als onverhoopt het procesbesluit niet (tijdig, lees: gedurende de hoger beroepstermijn) is genomen, dan heeft het college de mogelijkheid om dit te herstellen. Uit de uitspraak leiden wij twee herstelmogelijkheden af, namelijk:
- Het alsnog nemen van een procesbesluit, en
- Met terugwerkende kracht de indiener van het hoger beroepschrift machtigen tot het instellen van hoger beroep.
Bestuursorganen kunnen met deze herstelmogelijkheden een niet-ontvankelijkheid vanwege het ontbreken van een (tijdig) procesbesluit voorkomen.