Hoeveel rek zit er in het mededingingsrecht in tijden van (corona) crisis? Optie twee: samenwerking via gezamenlijke distributie

 31 maart 2020 | Blog

Samenwerking op het vlak van distributie kan bedrijven logischerwijs efficiëntie-voordelen opleveren. Er zijn op het vlak van distributie binnen het mededingingsrecht eigenlijk twee varianten: distributie-afspraken tussen directe concurrenten, en distributie-afspraken tussen bedrijven die in een verticale relatie staan tot elkaar (denk bij dit laatste aan de verhouding tussen enerzijds een producent of leverancier en anderzijds een distributeur zoals een groothandel of een detaillist).

Lees hier meer informatie over de mogelijkheden tot samenwerking tussen ondernemingen.

Verticale relatie

In geval van distributie-afspraken tussen bedrijven die in een verticale relatie staan tot elkaar, is er veel mogelijk. Zo mogen deze ondernemingen onder bepaalde voorwaarden afspraken maken over merkexclusiviteit, alleenverkoop, klantenexclusiviteit, selectieve distributie, franchising en exclusieve levering.

Belangrijk hierbij is wel dat het relevante marktaandeel van elk van de bij de overeenkomst betrokken partijen niet uitkomt boven 30%. En er blijven bepaalde ‘no-go areas’ zoals prijsafstemming: zo mag de producent/leverancier zijn distributeur niet voorschrijven voor welke (minimum) prijzen de producten worden verkocht.

Horizontale relatie

Afspraken tussen directe concurrenten (bedrijven die zich in een zogenaamde ‘horizontale verhouding’ tot elkaar bevinden) worden onder het mededingingsrecht doorgaans kritischer bekeken dan afspraken tussen ondernemingen die zich verticaal tot elkaar verhouden, Zo ook op het vlak van distributieovereenkomsten.

Gezamenlijke distributie tussen directie concurrenten wordt binnen het mededingingsrecht gezien als een variant van de categorie ‘commercialiseringsovereenkomst’, omdat de samenwerking betrekking heeft op één bepaalde commercialiseringsfunctie (net zoals bijvoorbeeld service of reclame).

In het mededingingsrecht wordt aangenomen dat gezamenlijke distributie is toegestaan wanneer het marktaandeel van de partijen bij de overeenkomst niet boven 15% uitkomt. De aanname is dan dat de betrokken ondernemingen door hun relatief geringe gezamenlijke marktaandeel niet over marktmacht in de betreffende productmarkt beschikken.

Mocht het gezamenlijke marktaandeel boven 15% liggen, dan bestaan er wellicht nog steeds mogelijkheden voor betrokken bedrijven om samen te werken op het vlak van distributie, maar dit zal dan specifiek moeten worden onderzocht. De kenmerken van de betrokken markt zijn daarbij van invloed (inclusief de positie van de contractspartijen op die markt – het maakt natuurlijk verschil of het gezamenlijke marktaandeel bijv. 18% is of 35%). De precieze inhoud van de afspraken tussen partijen speelt een rol. Een belangrijke factor is (ook) hoe hoog het gedeelte van gedeelde kosten door de samenwerking zal worden; in sommige gevallen zullen er wellicht al gedeelde kosten bestaan die door de distributiesamenwerking verder toenemen.

Mededingingsproblemen kunnen met namen opkomen indien de verkoopkosten een groot deel van de variabele kosten voor de betrokken producten vertegenwoordigen. Dat zal bij homogene producten, waarbij de productie de belangrijkste kostenfactor is, doorgaans niet het geval zijn. Het delen van kosten aan de verkoopzijde van de bedrijfsvoering kan mededingingsrechtelijk wél problematisch zijn bij producten waarvan die verkoopkant veel kosten meebrengt, bijvoorbeeld hoge distributie- of marketingkosten.

Voorts is het zo dat een eventuele samenwerking tussen concurrenten op het vlak van distributie zich beperkt tot afspraken die nodig zijn om de gezamenlijke distributie te organiseren. Geen afspraken dus over bijvoorbeeld gezamenlijke prijzen. Indien partijen (ook) op dat punt tot een afstemming zouden willen komen, moeten zij kijken naar de mogelijkheden van een andere variant van de commercialiseringsovereenkomst, namelijk gezamenlijke verkoop. Deze variant wordt in een ander blog behandeld.

Conclusie

Het mededingingsrecht geeft bedrijven relatief ruime mogelijkheden tot samenwerking op het vlak van distributie. Een onderscheid kan daarbij gemaakt worden tussen distributieafspraken tussen partijen die in een verticale relatie respectievelijk een horizontale verhouding tot elkaar staan. Voor beide categorieën van samenwerking bestaan onder het mededingingsrecht aparte ‘toelatings’-criteria.

Voor ondernemingen die directe concurrenten zijn van elkaar bestaan onder het mededingingsrecht dus wel degelijk mogelijkheden om kosten te reduceren door samen te (gaan) werken op het vlak van gezamenlijke distributie. Hiervoor gelden wel bepaalde criteria/voorwaarden (denk aan een marktaandeelcriterium van 15%) waar bedrijven goed op moeten letten alvorens zij de distributiesamenwerking aan gaan of verder vormgeven.

Heeft u naar aanleiding van dit blog nog vragen? Neem dan gerust contact op met Joost Houdijk.

Samenwerking op het vlak van distributie kan bedrijven logischerwijs efficiëntie-voordelen opleveren. Er zijn op het vlak van distributie binnen het mededingingsrecht eigenlijk twee varianten: distributie-afspraken tussen directe concurrenten, en distributie-afspraken tussen bedrijven die in een verticale relatie staan tot elkaar (denk bij dit laatste aan de verhouding tussen enerzijds een producent of leverancier en anderzijds een distributeur zoals een groothandel of een detaillist).

Lees hier meer informatie over de mogelijkheden tot samenwerking tussen ondernemingen.

Verticale relatie

In geval van distributie-afspraken tussen bedrijven die in een verticale relatie staan tot elkaar, is er veel mogelijk. Zo mogen deze ondernemingen onder bepaalde voorwaarden afspraken maken over merkexclusiviteit, alleenverkoop, klantenexclusiviteit, selectieve distributie, franchising en exclusieve levering.

Belangrijk hierbij is wel dat het relevante marktaandeel van elk van de bij de overeenkomst betrokken partijen niet uitkomt boven 30%. En er blijven bepaalde ‘no-go areas’ zoals prijsafstemming: zo mag de producent/leverancier zijn distributeur niet voorschrijven voor welke (minimum) prijzen de producten worden verkocht.

Horizontale relatie

Afspraken tussen directe concurrenten (bedrijven die zich in een zogenaamde ‘horizontale verhouding’ tot elkaar bevinden) worden onder het mededingingsrecht doorgaans kritischer bekeken dan afspraken tussen ondernemingen die zich verticaal tot elkaar verhouden, Zo ook op het vlak van distributieovereenkomsten.

Gezamenlijke distributie tussen directie concurrenten wordt binnen het mededingingsrecht gezien als een variant van de categorie ‘commercialiseringsovereenkomst’, omdat de samenwerking betrekking heeft op één bepaalde commercialiseringsfunctie (net zoals bijvoorbeeld service of reclame).

In het mededingingsrecht wordt aangenomen dat gezamenlijke distributie is toegestaan wanneer het marktaandeel van de partijen bij de overeenkomst niet boven 15% uitkomt. De aanname is dan dat de betrokken ondernemingen door hun relatief geringe gezamenlijke marktaandeel niet over marktmacht in de betreffende productmarkt beschikken.

Mocht het gezamenlijke marktaandeel boven 15% liggen, dan bestaan er wellicht nog steeds mogelijkheden voor betrokken bedrijven om samen te werken op het vlak van distributie, maar dit zal dan specifiek moeten worden onderzocht. De kenmerken van de betrokken markt zijn daarbij van invloed (inclusief de positie van de contractspartijen op die markt – het maakt natuurlijk verschil of het gezamenlijke marktaandeel bijv. 18% is of 35%). De precieze inhoud van de afspraken tussen partijen speelt een rol. Een belangrijke factor is (ook) hoe hoog het gedeelte van gedeelde kosten door de samenwerking zal worden; in sommige gevallen zullen er wellicht al gedeelde kosten bestaan die door de distributiesamenwerking verder toenemen.

Mededingingsproblemen kunnen met namen opkomen indien de verkoopkosten een groot deel van de variabele kosten voor de betrokken producten vertegenwoordigen. Dat zal bij homogene producten, waarbij de productie de belangrijkste kostenfactor is, doorgaans niet het geval zijn. Het delen van kosten aan de verkoopzijde van de bedrijfsvoering kan mededingingsrechtelijk wél problematisch zijn bij producten waarvan die verkoopkant veel kosten meebrengt, bijvoorbeeld hoge distributie- of marketingkosten.

Voorts is het zo dat een eventuele samenwerking tussen concurrenten op het vlak van distributie zich beperkt tot afspraken die nodig zijn om de gezamenlijke distributie te organiseren. Geen afspraken dus over bijvoorbeeld gezamenlijke prijzen. Indien partijen (ook) op dat punt tot een afstemming zouden willen komen, moeten zij kijken naar de mogelijkheden van een andere variant van de commercialiseringsovereenkomst, namelijk gezamenlijke verkoop. Deze variant wordt in een ander blog behandeld.

Conclusie

Het mededingingsrecht geeft bedrijven relatief ruime mogelijkheden tot samenwerking op het vlak van distributie. Een onderscheid kan daarbij gemaakt worden tussen distributieafspraken tussen partijen die in een verticale relatie respectievelijk een horizontale verhouding tot elkaar staan. Voor beide categorieën van samenwerking bestaan onder het mededingingsrecht aparte ‘toelatings’-criteria.

Voor ondernemingen die directe concurrenten zijn van elkaar bestaan onder het mededingingsrecht dus wel degelijk mogelijkheden om kosten te reduceren door samen te (gaan) werken op het vlak van gezamenlijke distributie. Hiervoor gelden wel bepaalde criteria/voorwaarden (denk aan een marktaandeelcriterium van 15%) waar bedrijven goed op moeten letten alvorens zij de distributiesamenwerking aan gaan of verder vormgeven.

Heeft u naar aanleiding van dit blog nog vragen? Neem dan gerust contact op met Joost Houdijk.