Hof: geen recht op onteigening. Een recht op aankoop op grond van het gelijkheidsbeginsel lijkt niet uitgesloten.

26 maart 2020 | Blog

Er wordt in de overheidspraktijk vaak een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel (zie bijvoorbeeld dit vorige blog). Zo ook in een recent arrest van het Hof Den Bosch. In dit arrest werd aangevoerd dat de gemeente op grond van het gelijkheidsbeginsel het perceel van de appellanten had moeten aankopen of onteigenen. Andere eigenaren om hen heen die (ook) waren wegbestemd, waren namelijk uitgekocht op basis van een reële marktwaarde terwijl de appellanten niets hadden gekregen. Dit betoog haalt het niet bij het Hof. Het feit dat anderen zijn uitgekocht om een bepaalde bestemming te realiseren, betekent namelijk nog niet dat alle percelen in het plangebied door de gemeente verworven moeten worden om een toegekende bestemming te realiseren.

Les voor de praktijk

Dit arrest leert dat een recht op onteigening niet bestaat. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan mogelijk reden zijn tot aankoop, maar een beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt zelden. In het kader van een beroep op het gelijkheidsbeginsel bevestigt dit arrest verder weer eens dat niet (alleen) gekeken moet worden naar de uitkomst (‘zij krijgen wel een vergoeding en ik niet’), maar ook en vooral naar de feiten en de (belangen-)afweging die aan het besluit of de handeling die leidde tot die uitkomst ten grondslag heeft gelegen. Dan blijkt vaak dat gevallen niet gelijk zijn.

Achtergrond van het arrest

De appellanten hebben, na een bouwvergunning verleend te hebben gekregen, een huis gebouwd op een perceel buiten het bouwblok en niet op de in de bouwvergunning aangeduide plaats. Op dit perceel werden door de appellanten ook bedrijfsmatige activiteiten verricht. Op een zeker moment besluit de raad een nieuw bestemmingsplan vast te stellen waarin het perceel van appellanten bestemd is tot bedrijventerrein. De woning is niet positief bestemd in het bestemmingsplan, wat door de Hoge Raad aangemerkt is als het wegbestemmen van de woning. Voor dit wegbestemmen hebben appellanten geen vergoeding ontvangen. Naar de stelling van de appellanten zijn zij als enige wegbestemde niet uitgekocht en kregen zij ook geen schadevergoeding. Dat is volgens de appellanten in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

Oordeel van het Hof: geen recht op onteigening, geen strijd met het gelijkheidsbeginsel

Zoals in de inleiding al aangekondigd: het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt bij het Hof niet. Volgens het Hof is een essentieel verschil tussen het perceel van appellanten en de andere percelen dat de gemeente wél de nieuwe bestemming wilde realiseren op de percelen van de overige eigenaren, maar niét op het perceel van appellanten. Een gemeente is volgens het Hof in beginsel niet gehouden om op alle percelen in een bestemmingsplan de nieuwe bestemming (zelf) te realiseren en dus evenmin om alle percelen te verwerven om dat mogelijk te maken. Verder overweegt het Hof dat een recht op onteigening in dit soort situaties niet bestaat. Wel moet het besluit om de nieuwe bestemming van het bestemmingsplan op andere percelen te realiseren en op die van de appelanten niet, gebaseerd zijn op een onderscheid gebaseerd redelijke en zakelijke gronden. In zijn algemeenheid dus geen recht op onteigening, maar mogelijk wel een recht op aankoop gebaseerd op het gelijkheidsbeginsel.

Zijn de gevallen gelijk?

De toekenning van de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden’ aan het perceel van de appellanten is – zo overweegt het Hof -  gebeurd op verzoek of met instemming van de appellanten en ter legalisering van het bestaand gebruik van het perceel. Het Hof komt daarom tot het oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de gemeente het onderscheid tussen het perceel van de appellant en de aangekochte percelen op onredelijke, niet zakelijke gronden heeft gemaakt. Van handelen in strijd met het gelijkheidsbeginsel is daarom geen sprake.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven