Juridische instrumenten tegen no-shows

 15 september 2023 | Blog

Op 22 augustus 2023 berichtte Zorgvisie dat honderdduizenden patiënten per jaar niet komen opdagen op hun afspraak in het ziekenhuis. Vaak is er dan te weinig tijd om een andere patiënt van de wachtlijst op te roepen, waardoor geen zorg wordt verleend. De kosten voor de zorg van deze zogenaamde ‘no-shows’ worden geschat op 300 miljoen euro per jaar. De patiënt die niet komt opdagen, moet in principe op een later moment de zorg weer ‘inhalen’. Ook de (lange) wachttijden in de zorg zijn niet gebaat bij no-shows.

Een no-show wordt gezien als een patiënt die niet op de afspraak verschijnt zonder zich (tijdig) af te melden. Kunnen ziekenhuizen no-shows bestrijden? In dit blog licht ik vier mogelijke middelen toe: een boetebeding, het terugsturen naar de huisarts, het opzeggen van de behandelovereenkomst of het in rekening brengen van een tarief. Aan het einde van de blog ga ik in op eventuele overmacht aan de zijde van de patiënt.

Boetebeding

Bij sommige ziekenhuizen moet een patiënt een boete betalen bij een no-show. Een boetebeding kan effectief zijn. Voor het succesvol hanteren van een boetebeding noem ik drie juridische aandachtspunten.

  1. In de eerste plaats is het zaak dat de boeteclausule voldoende duidelijk en ondubbelzinnig is. Het moet duidelijk zijn dat een no-show wordt gesanctioneerd met een boete en hoe hoog deze boete zal zijn. Ook moet duidelijk zijn wanneer een no-show zich voordoet. Denk daarbij aan de omschrijving dat sprake is van een no-show als een patiënt niet opdaagt en zich niet uiterlijk een x aantal uren of een x aantal dagen van tevoren heeft afgemeld. Verder is het aanbevolen te vermelden op welke wijze de boete bij de patiënt in rekening wordt gebracht.
  2. In de tweede plaats geldt een informatieplicht aan de zijde van het ziekenhuis ( art. 6:233 onder b BW jo. art. 6:234 BW). De patiënt moet een redelijke mogelijkheid zijn geboden om van het boetebeding kennis te nemen. Dit kan bijvoorbeeld door het vermelden van de boeteclausule in een informatiefolder die aan de patiënt wordt gegeven voordat de behandeling begint. Dat de patiënt de informatiefolder of boeteclausule vervolgens niet leest, staat in principe niet aan de geldigheid van de boeteclausule in de weg (art. 6:232 BW). Uiteraard kan het, ter preventie van no-shows, wenselijk zijn om de patiënt er expliciet op te wijzen dat er consequenties (kunnen) zijn bij het niet komen opdagen.
  3. In de derde plaats mag een boetebeding niet onredelijk bezwarend zijn (art. 6:233 onder a BW, vgl. art. 6:248 BW). Daarbij is het in het bijzonder de vraag of een boete niet te hoog is. Hoe hoog een boete bij een no-show mag zijn, is niet eerder – voor zover ik heb kunnen vinden – in de rechtspraak en in uitspraken van de geschillencommissies aan de orde geweest. Een boete van bijvoorbeeld € 60 doorstaat wat mij betreft de toets der kritiek – nog los van de vraag in welke mate een hogere boete ook aanvaardbaar is.

Terugsturen naar de huisarts

Een andere optie die in de praktijk wordt gehanteerd is om de patiënt bij een no-show terug naar de huisarts te sturen voor een nieuwe verwijzing. Vooropgesteld moet worden dat ook deze sanctie – en vrijwel elke andere mogelijke sanctie – net zoals de boeteclausule in beginsel (i) duidelijk moet zijn, (ii) vóóraf kenbaar moet zijn gemaakt én (iii) niet onredelijk bezwarend mag zijn.

Er zijn argumenten die zien op de laatste (derde) eis. Ter illustratie wijs ik naar de zogenaamde grijze lijst. De grijze-lijst is een wettelijke lijst met (type) bedingen waarvan wordt vermoed dat zij onredelijk bezwarend zijn ( art. 6:237 BW). Pleitbaar is dat een dergelijke sanctie de inhoud van de verplichtingen van het ziekenhuis wezenlijk beperkt ten opzichte van hetgeen de wederpartij, mede gelet op de wettelijke regels die op de overeenkomst betrekking hebben, zonder dat beding redelijkerwijs mocht verwachten (art. 6:237 onder b BW).

Ik meen dat een dergelijke sanctie niet onredelijk bezwarend is als hij wordt ingezet wanneer het niet komen opdagen van patiënt in kwestie een structureel karakter heeft.

Opzeggen van de behandelovereenkomst

De zorgaanbieder kan, met uitzondering van gewichtige redenen, de behandelovereenkomst niet opzeggen (art. 7:460 BW). De richtlijn “Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelovereenkomst” van de KNMG is richtinggevend voor wat een gewichtige reden kan zijn. Deze richtlijn gaat niet expliciet in op opzegging wegens no-show(s). Wel kan het voortdurend niet betalen aan de zijde van patiënt volgens de richtlijn een gewichtige reden zijn in de zin van art. 7:460 BW.

De lat voor rechtsgeldige opzegging is hoog. Het is denkbaar dat ten minste meerdere malen sprake moet zijn geweest van een no-show en patiënt hier (meerdere malen) op is aangesproken, voordat tot opzegging kan worden overgegaan. Bij onderliggende problematiek is – denk aan de psychische gesteldheid van patiënt –  nog meer terughoudendheid geboden.

In rekening brengen van een tarief voor zorgverlening niet mogelijk

Het is zorgaanbieders in principe verboden voor zorg een tarief in rekening te brengen, die niet ook door de NZa in een tariefbeschikking is omschreven. (art. 35 Wmg). Er is bij een ‘no-show’ geen sprake van geleverde zorg, laat staan van zorg die door de NZa in een tariefbeschikking is omschreven (zie toelichting van de NZa). Het is dus niet mogelijk bij een no-show de zorgverzekeraar een rekening te sturen voor de zorg die anders verleend zou zijn.

Overmacht

Een patiënt is niet gehouden gevolg te geven aan een sanctie zoals een boete als sprake is van overmacht (art. 6:74 BW; art. 6:75 BW). De bewijslast ligt wat dat betreft bij patiënt.

Het is denkbaar  dat een uitnodiging van een afspraak naar een (oud) woonadres is gestuurd. Als de patiënt op meerdere manieren op de hoogte is gebracht van zijn afspraak – denk aan post, mail en sms –  kan hij zich echter moeilijk op het standpunt stellen dat hij niet van de afspraak afwist.

Lastiger is wanneer ziekte de aangegeven reden voor een no-show is. Als de patiënt echt (te) ziek is, dan is het aannemelijk dat sprake is van overmacht. Het kan een (praktische) beleidsoverweging zijn om de patiënt te geloven als deze vanwege ziekte niet is komen opdagen.

Dat de afspraak niet uitkomt of dat het om een niet-urgente controleafspraak gaat, kennelijk geregeld voorkomende redenen voor no-show, kwalificeren naar mijn mening niet als overmacht. Het is terecht dat ziekenhuizen dit soort no-shows proberen terug te dringen.

Slot

Heb je vragen naar aanleiding van dit blog? Schroom dan niet om (uiteraard vrijblijvend) contact op te nemen.

Op 22 augustus 2023 berichtte Zorgvisie dat honderdduizenden patiënten per jaar niet komen opdagen op hun afspraak in het ziekenhuis. Vaak is er dan te weinig tijd om een andere patiënt van de wachtlijst op te roepen, waardoor geen zorg wordt verleend. De kosten voor de zorg van deze zogenaamde ‘no-shows’ worden geschat op 300 miljoen euro per jaar. De patiënt die niet komt opdagen, moet in principe op een later moment de zorg weer ‘inhalen’. Ook de (lange) wachttijden in de zorg zijn niet gebaat bij no-shows.

Een no-show wordt gezien als een patiënt die niet op de afspraak verschijnt zonder zich (tijdig) af te melden. Kunnen ziekenhuizen no-shows bestrijden? In dit blog licht ik vier mogelijke middelen toe: een boetebeding, het terugsturen naar de huisarts, het opzeggen van de behandelovereenkomst of het in rekening brengen van een tarief. Aan het einde van de blog ga ik in op eventuele overmacht aan de zijde van de patiënt.

Boetebeding

Bij sommige ziekenhuizen moet een patiënt een boete betalen bij een no-show. Een boetebeding kan effectief zijn. Voor het succesvol hanteren van een boetebeding noem ik drie juridische aandachtspunten.

  1. In de eerste plaats is het zaak dat de boeteclausule voldoende duidelijk en ondubbelzinnig is. Het moet duidelijk zijn dat een no-show wordt gesanctioneerd met een boete en hoe hoog deze boete zal zijn. Ook moet duidelijk zijn wanneer een no-show zich voordoet. Denk daarbij aan de omschrijving dat sprake is van een no-show als een patiënt niet opdaagt en zich niet uiterlijk een x aantal uren of een x aantal dagen van tevoren heeft afgemeld. Verder is het aanbevolen te vermelden op welke wijze de boete bij de patiënt in rekening wordt gebracht.
  2. In de tweede plaats geldt een informatieplicht aan de zijde van het ziekenhuis ( art. 6:233 onder b BW jo. art. 6:234 BW). De patiënt moet een redelijke mogelijkheid zijn geboden om van het boetebeding kennis te nemen. Dit kan bijvoorbeeld door het vermelden van de boeteclausule in een informatiefolder die aan de patiënt wordt gegeven voordat de behandeling begint. Dat de patiënt de informatiefolder of boeteclausule vervolgens niet leest, staat in principe niet aan de geldigheid van de boeteclausule in de weg (art. 6:232 BW). Uiteraard kan het, ter preventie van no-shows, wenselijk zijn om de patiënt er expliciet op te wijzen dat er consequenties (kunnen) zijn bij het niet komen opdagen.
  3. In de derde plaats mag een boetebeding niet onredelijk bezwarend zijn (art. 6:233 onder a BW, vgl. art. 6:248 BW). Daarbij is het in het bijzonder de vraag of een boete niet te hoog is. Hoe hoog een boete bij een no-show mag zijn, is niet eerder – voor zover ik heb kunnen vinden – in de rechtspraak en in uitspraken van de geschillencommissies aan de orde geweest. Een boete van bijvoorbeeld € 60 doorstaat wat mij betreft de toets der kritiek – nog los van de vraag in welke mate een hogere boete ook aanvaardbaar is.

Terugsturen naar de huisarts

Een andere optie die in de praktijk wordt gehanteerd is om de patiënt bij een no-show terug naar de huisarts te sturen voor een nieuwe verwijzing. Vooropgesteld moet worden dat ook deze sanctie – en vrijwel elke andere mogelijke sanctie – net zoals de boeteclausule in beginsel (i) duidelijk moet zijn, (ii) vóóraf kenbaar moet zijn gemaakt én (iii) niet onredelijk bezwarend mag zijn.

Er zijn argumenten die zien op de laatste (derde) eis. Ter illustratie wijs ik naar de zogenaamde grijze lijst. De grijze-lijst is een wettelijke lijst met (type) bedingen waarvan wordt vermoed dat zij onredelijk bezwarend zijn ( art. 6:237 BW). Pleitbaar is dat een dergelijke sanctie de inhoud van de verplichtingen van het ziekenhuis wezenlijk beperkt ten opzichte van hetgeen de wederpartij, mede gelet op de wettelijke regels die op de overeenkomst betrekking hebben, zonder dat beding redelijkerwijs mocht verwachten (art. 6:237 onder b BW).

Ik meen dat een dergelijke sanctie niet onredelijk bezwarend is als hij wordt ingezet wanneer het niet komen opdagen van patiënt in kwestie een structureel karakter heeft.

Opzeggen van de behandelovereenkomst

De zorgaanbieder kan, met uitzondering van gewichtige redenen, de behandelovereenkomst niet opzeggen (art. 7:460 BW). De richtlijn “Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelovereenkomst” van de KNMG is richtinggevend voor wat een gewichtige reden kan zijn. Deze richtlijn gaat niet expliciet in op opzegging wegens no-show(s). Wel kan het voortdurend niet betalen aan de zijde van patiënt volgens de richtlijn een gewichtige reden zijn in de zin van art. 7:460 BW.

De lat voor rechtsgeldige opzegging is hoog. Het is denkbaar dat ten minste meerdere malen sprake moet zijn geweest van een no-show en patiënt hier (meerdere malen) op is aangesproken, voordat tot opzegging kan worden overgegaan. Bij onderliggende problematiek is – denk aan de psychische gesteldheid van patiënt –  nog meer terughoudendheid geboden.

In rekening brengen van een tarief voor zorgverlening niet mogelijk

Het is zorgaanbieders in principe verboden voor zorg een tarief in rekening te brengen, die niet ook door de NZa in een tariefbeschikking is omschreven. (art. 35 Wmg). Er is bij een ‘no-show’ geen sprake van geleverde zorg, laat staan van zorg die door de NZa in een tariefbeschikking is omschreven (zie toelichting van de NZa). Het is dus niet mogelijk bij een no-show de zorgverzekeraar een rekening te sturen voor de zorg die anders verleend zou zijn.

Overmacht

Een patiënt is niet gehouden gevolg te geven aan een sanctie zoals een boete als sprake is van overmacht (art. 6:74 BW; art. 6:75 BW). De bewijslast ligt wat dat betreft bij patiënt.

Het is denkbaar  dat een uitnodiging van een afspraak naar een (oud) woonadres is gestuurd. Als de patiënt op meerdere manieren op de hoogte is gebracht van zijn afspraak – denk aan post, mail en sms –  kan hij zich echter moeilijk op het standpunt stellen dat hij niet van de afspraak afwist.

Lastiger is wanneer ziekte de aangegeven reden voor een no-show is. Als de patiënt echt (te) ziek is, dan is het aannemelijk dat sprake is van overmacht. Het kan een (praktische) beleidsoverweging zijn om de patiënt te geloven als deze vanwege ziekte niet is komen opdagen.

Dat de afspraak niet uitkomt of dat het om een niet-urgente controleafspraak gaat, kennelijk geregeld voorkomende redenen voor no-show, kwalificeren naar mijn mening niet als overmacht. Het is terecht dat ziekenhuizen dit soort no-shows proberen terug te dringen.

Slot

Heb je vragen naar aanleiding van dit blog? Schroom dan niet om (uiteraard vrijblijvend) contact op te nemen.

Gerelateerde expertises