Onlangs heeft de Centrale Raad van Beroep (‘CRvB’) uitspraak gedaan in een zaak die speelde tussen het college van b&w van de gemeente Kampen en twee bijstandsgerechtigden. Het ging in deze uitspraak voornamelijk om de vraag of de inzet van ANPR (Automatic Number Plate Recognition) rechtmatig was ingezet om uitkeringsfraude (in dit geval: bijstandsfraude) op te sporen.
De inzet van verborgen camera’s door gemeenten om uitkeringsfraude op te sporen werd in 2016 al een halt toe geroepen. Destijds heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (“AP”) naar aanleiding van een uitspraak van de CRvB aangegeven dat de inzet van verborgen camera’s in bestuursrechtelijke handhavingstrajecten alleen kan worden gebaseerd op een wettelijke regeling. Nu een dergelijke wettelijke regeling ontbreekt, mogen gemeenten geen verborgen camera’s inzetten om uitkeringsfraude op te sporen, aldus de AP.
De recente uitspraak van de CRvB laat opnieuw zien dat dat de middelen om bijstandsfraude op te sporen niet onbegrensd zijn. Lees in dit blog meer over een aantal interessante onderdelen uit deze uitspraak, met name over de vraag wanneer ANPR wel en niet mag worden ingezet.
Wat is ANPR?
ANPR is een techniek waarmee kentekens van voertuigen kunnen worden gelezen door middel van kenteken lezende camera’s. Van elk voertuig dat een dergelijke camera passeert, wordt een foto gemaakt en worden de gegevens (onder andere locatie, datum, tijd en kenteken) gescand en opgeslagen. Vervolgens worden deze gegevens vergeleken met de gegevens (kentekens) die in de zogenaamde vergelijkingsbestanden zijn opgenomen.
Wat speelde er in deze zaak?
Nadat de Sociale Recherche in de betreffende regio een aantal anonieme meldingen over de twee bijstandsgerechtigden had ontvangen, met de strekking dat een van deze personen werkzaam is als illegaal taxichauffeur, heeft de Sociale Recherche een bestuursrechtelijk onderzoek ingesteld naar de betrokkenen. De Sociale Recherche is de instantie die zich bezighoudt met fraude van uitkeringen of zorggelden.
Periode 1: bestuursrechtelijk onderzoek
In het kader van het bestuursrechtelijke onderzoek naar de bijstandsgerechtigden heeft de Sociale Recherche onder andere bij de Dienst Wegverkeer kilometerstanden opgevraagd van het kenteken van een van de betrokkenen. Hierna heeft de sociaal rechercheur de betreffende officier van justitie om toestemming gevraagd om onder andere het kenteken van een van de betrokkenen voor een bepaalde periode op te nemen in het ANPR-systeem van de landelijke politie om zijn reisbewegingen vast te leggen. De officier van justitie heeft deze toestemming vervolgens gegeven.
De sociale recherche heeft de officier van justitie dus verzocht om het kenteken van de betrokkene op te nemen in een vergelijkingsbestand, waardoor het kenteken van betrokkene uit het vergelijkingsbestand telkens een hit opleverde, wanneer hij met zijn auto een registratiepunt passeerde.
Periode 2: strafrechtelijk onderzoek
In de periode die volgde op de periode waarin de ANPR-registratie voor het eerst werd ingezet (het bestuursrechtelijke onderzoek), is een van de betrokkene na overleg met de officier van justitie als verdachte van overtreding van artikel 225, 227a en 227b Wetboek van Strafrecht aangemerkt. Vervolgens is er een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar de betrokkene, waarbij onder meer met toestemming van de officier van justitie opnieuw het kenteken van betrokkene is opgenomen in het ANPR-systeem.
De CRvB diende zich in deze zaak onder meer uit te laten over de vraag of de inbreuk die is gemaakt op het recht op respect voor het privéleven van de betrokkene in de zin van artikel 8 lid 1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (‘EVRM’) in overeenstemming is met lid 2 van datzelfde artikel. Op basis van lid 2 is de inzet van het ANPR-systeem alleen toegestaan wanneer deze berust op een voldoende duidelijke en voorzienbare wettelijke grondslag. In geval van het heimelijk inzetten van opsporingsmethodes dient er volgens vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de wettelijke regeling te zijn opgenomen onder welke omstandigheden de autoriteiten bevoegd zijn om een dergelijk opsporingsmiddel in te zetten.
ANPR in het bestuursrechtelijk onderzoek?
Met betrekking tot het bestuursrechtelijk onderzoek, stelde het college zich op het standpunt dat de inbreuk gebaseerd kan worden op artikel 53a Participatiewet (‘PW’) dan wel op artikel 5:13 Algemene wet bestuursrecht. De CRvB ging hier niet in mee.
De CRvB oordeelde eerst dat registratie in het ANPR-systeem een ingrijpend opsporingsmiddel is, nu langdurig gebruik ervoor kan zorgen dat een groot deel van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van iemand worden vastgelegd. Door de CRvB wordt aangegeven dat dit een meer concreet omschreven legitimatie vergt. Zo regelt artikel 53a PW niet onder welke voorwaarden een technisch hulpmiddel mag worden ingezet en hoe de hieruit verkregen gegevens mogen worden gebruikt. Ook regelt dit artikel niet in welke gevallen en gedurende welke periode kentekengegevens in het ANPR-systeem mogen worden geregistreerd en gerapporteerd. Hierdoor is de mogelijke inzet van dit middel niet voorzienbaar voor de betrokkene, aldus de CRvB. Verder bevatten geen van beide door het college ingeroepen bepalingen adequate en effectieve waarborgen ter bescherming tegen willekeurige inmenging in het privéleven, nu niet is geregeld op welke wijze en door wie toestemming wordt verleend voor het inzetten van dit middel. Volgens de CRvB doet het feit dat de Sociale Recherche toestemming heeft gekregen voor de inzet van het ANPR-systeem niet af aan het ontbreken van een wettelijke bepaling die de toestemming regelt.
De CRvB komt met betrekking tot het bestuursrechtelijk onderzoek dus tot de conclusie dat de inzet van het ANPR-systeem niet berust op een voldoende duidelijke en voorzienbare en met waarborgen omklede wettelijke grondslag, waardoor artikel 8 EVRM wordt geschonden.
De CRvB onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat het college het door middel van het ANPR-systeem verkregen bewijs heeft ontvangen op een wijze die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat het gebruik hiervan door het college ontoelaatbaar moet worden geacht.
ANPR in het strafrechtelijk onderzoek?
Laatstgenoemde beoordelingsmaatstaf leidt met betrekking tot het strafrechtelijke onderzoek echter tot een andere conclusie. De CRvB is hier vrij summier over en overweegt dat de sociaal rechercheur met toestemming van de officier van justitie aan de landelijke politie heeft verzocht het kenteken van de betrokkene op te nemen in het vergelijkingsbestand van het ANPR-systeem. Verder geeft de CRvB aan dat er geen rechterlijk oordeel is dat de bevindingen van het strafrechtelijk onderzoek onrechtmatig zijn verkregen en er ook niet op andere wijze vaststaat dat de landelijke politie het bewijs onrechtmatig heeft verkregen. Hierdoor zijn de door het college van de landelijke politie ontvangen gegevens uit het ANPR-system niet verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht.
Tot slot
Hoewel de Sociale Recherche vergaande bevoegdheden heeft, was zij in het kader van het bestuursrechtelijke onderzoek dus niet gerechtigd ANPR in te zetten om bijstandsfraude op te sporen.
Naast de recente uitspraak van de CRvB, zijn er onlangs ook berichten uit andere hoek verschenen over het ANPR-systeem. Zo kwam begin augustus naar voren dat de voor ANPR gebruikte camera’s de afgelopen vijf jaar ook foto’s hebben gemaakt van bestuurders en bijrijders. Deze foto’s zijn vervolgens onder andere gebruikt voor opsporing en strafrechtelijke onderzoeken.
Verder heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) begin deze maand twee rapporten uitgebracht die betrekking hebben op de inzet van ANPR. Uit deze rapporten volgt onder meer dat het op dit moment niet duidelijk is waar de ANPR-camera’s geplaatst zijn en waarom ze daar staan.
Daarnaast is Stichting Privacy First een rechtszaak gestart tegen de Staat om het wetsartikel waarop de inzet van ANPR wordt gebaseerd, buiten werking te laten stellen.
Onlangs heeft de Centrale Raad van Beroep (‘CRvB’) uitspraak gedaan in een zaak die speelde tussen het college van b&w van de gemeente Kampen en twee bijstandsgerechtigden. Het ging in deze uitspraak voornamelijk om de vraag of de inzet van ANPR (Automatic Number Plate Recognition) rechtmatig was ingezet om uitkeringsfraude (in dit geval: bijstandsfraude) op te sporen.
De inzet van verborgen camera’s door gemeenten om uitkeringsfraude op te sporen werd in 2016 al een halt toe geroepen. Destijds heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (“AP”) naar aanleiding van een uitspraak van de CRvB aangegeven dat de inzet van verborgen camera’s in bestuursrechtelijke handhavingstrajecten alleen kan worden gebaseerd op een wettelijke regeling. Nu een dergelijke wettelijke regeling ontbreekt, mogen gemeenten geen verborgen camera’s inzetten om uitkeringsfraude op te sporen, aldus de AP.
De recente uitspraak van de CRvB laat opnieuw zien dat dat de middelen om bijstandsfraude op te sporen niet onbegrensd zijn. Lees in dit blog meer over een aantal interessante onderdelen uit deze uitspraak, met name over de vraag wanneer ANPR wel en niet mag worden ingezet.
Wat is ANPR?
ANPR is een techniek waarmee kentekens van voertuigen kunnen worden gelezen door middel van kenteken lezende camera’s. Van elk voertuig dat een dergelijke camera passeert, wordt een foto gemaakt en worden de gegevens (onder andere locatie, datum, tijd en kenteken) gescand en opgeslagen. Vervolgens worden deze gegevens vergeleken met de gegevens (kentekens) die in de zogenaamde vergelijkingsbestanden zijn opgenomen.
Wat speelde er in deze zaak?
Nadat de Sociale Recherche in de betreffende regio een aantal anonieme meldingen over de twee bijstandsgerechtigden had ontvangen, met de strekking dat een van deze personen werkzaam is als illegaal taxichauffeur, heeft de Sociale Recherche een bestuursrechtelijk onderzoek ingesteld naar de betrokkenen. De Sociale Recherche is de instantie die zich bezighoudt met fraude van uitkeringen of zorggelden.
Periode 1: bestuursrechtelijk onderzoek
In het kader van het bestuursrechtelijke onderzoek naar de bijstandsgerechtigden heeft de Sociale Recherche onder andere bij de Dienst Wegverkeer kilometerstanden opgevraagd van het kenteken van een van de betrokkenen. Hierna heeft de sociaal rechercheur de betreffende officier van justitie om toestemming gevraagd om onder andere het kenteken van een van de betrokkenen voor een bepaalde periode op te nemen in het ANPR-systeem van de landelijke politie om zijn reisbewegingen vast te leggen. De officier van justitie heeft deze toestemming vervolgens gegeven.
De sociale recherche heeft de officier van justitie dus verzocht om het kenteken van de betrokkene op te nemen in een vergelijkingsbestand, waardoor het kenteken van betrokkene uit het vergelijkingsbestand telkens een hit opleverde, wanneer hij met zijn auto een registratiepunt passeerde.
Periode 2: strafrechtelijk onderzoek
In de periode die volgde op de periode waarin de ANPR-registratie voor het eerst werd ingezet (het bestuursrechtelijke onderzoek), is een van de betrokkene na overleg met de officier van justitie als verdachte van overtreding van artikel 225, 227a en 227b Wetboek van Strafrecht aangemerkt. Vervolgens is er een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar de betrokkene, waarbij onder meer met toestemming van de officier van justitie opnieuw het kenteken van betrokkene is opgenomen in het ANPR-systeem.
De CRvB diende zich in deze zaak onder meer uit te laten over de vraag of de inbreuk die is gemaakt op het recht op respect voor het privéleven van de betrokkene in de zin van artikel 8 lid 1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (‘EVRM’) in overeenstemming is met lid 2 van datzelfde artikel. Op basis van lid 2 is de inzet van het ANPR-systeem alleen toegestaan wanneer deze berust op een voldoende duidelijke en voorzienbare wettelijke grondslag. In geval van het heimelijk inzetten van opsporingsmethodes dient er volgens vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de wettelijke regeling te zijn opgenomen onder welke omstandigheden de autoriteiten bevoegd zijn om een dergelijk opsporingsmiddel in te zetten.
ANPR in het bestuursrechtelijk onderzoek?
Met betrekking tot het bestuursrechtelijk onderzoek, stelde het college zich op het standpunt dat de inbreuk gebaseerd kan worden op artikel 53a Participatiewet (‘PW’) dan wel op artikel 5:13 Algemene wet bestuursrecht. De CRvB ging hier niet in mee.
De CRvB oordeelde eerst dat registratie in het ANPR-systeem een ingrijpend opsporingsmiddel is, nu langdurig gebruik ervoor kan zorgen dat een groot deel van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van iemand worden vastgelegd. Door de CRvB wordt aangegeven dat dit een meer concreet omschreven legitimatie vergt. Zo regelt artikel 53a PW niet onder welke voorwaarden een technisch hulpmiddel mag worden ingezet en hoe de hieruit verkregen gegevens mogen worden gebruikt. Ook regelt dit artikel niet in welke gevallen en gedurende welke periode kentekengegevens in het ANPR-systeem mogen worden geregistreerd en gerapporteerd. Hierdoor is de mogelijke inzet van dit middel niet voorzienbaar voor de betrokkene, aldus de CRvB. Verder bevatten geen van beide door het college ingeroepen bepalingen adequate en effectieve waarborgen ter bescherming tegen willekeurige inmenging in het privéleven, nu niet is geregeld op welke wijze en door wie toestemming wordt verleend voor het inzetten van dit middel. Volgens de CRvB doet het feit dat de Sociale Recherche toestemming heeft gekregen voor de inzet van het ANPR-systeem niet af aan het ontbreken van een wettelijke bepaling die de toestemming regelt.
De CRvB komt met betrekking tot het bestuursrechtelijk onderzoek dus tot de conclusie dat de inzet van het ANPR-systeem niet berust op een voldoende duidelijke en voorzienbare en met waarborgen omklede wettelijke grondslag, waardoor artikel 8 EVRM wordt geschonden.
De CRvB onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat het college het door middel van het ANPR-systeem verkregen bewijs heeft ontvangen op een wijze die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat het gebruik hiervan door het college ontoelaatbaar moet worden geacht.
ANPR in het strafrechtelijk onderzoek?
Laatstgenoemde beoordelingsmaatstaf leidt met betrekking tot het strafrechtelijke onderzoek echter tot een andere conclusie. De CRvB is hier vrij summier over en overweegt dat de sociaal rechercheur met toestemming van de officier van justitie aan de landelijke politie heeft verzocht het kenteken van de betrokkene op te nemen in het vergelijkingsbestand van het ANPR-systeem. Verder geeft de CRvB aan dat er geen rechterlijk oordeel is dat de bevindingen van het strafrechtelijk onderzoek onrechtmatig zijn verkregen en er ook niet op andere wijze vaststaat dat de landelijke politie het bewijs onrechtmatig heeft verkregen. Hierdoor zijn de door het college van de landelijke politie ontvangen gegevens uit het ANPR-system niet verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht.
Tot slot
Hoewel de Sociale Recherche vergaande bevoegdheden heeft, was zij in het kader van het bestuursrechtelijke onderzoek dus niet gerechtigd ANPR in te zetten om bijstandsfraude op te sporen.
Naast de recente uitspraak van de CRvB, zijn er onlangs ook berichten uit andere hoek verschenen over het ANPR-systeem. Zo kwam begin augustus naar voren dat de voor ANPR gebruikte camera’s de afgelopen vijf jaar ook foto’s hebben gemaakt van bestuurders en bijrijders. Deze foto’s zijn vervolgens onder andere gebruikt voor opsporing en strafrechtelijke onderzoeken.
Verder heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) begin deze maand twee rapporten uitgebracht die betrekking hebben op de inzet van ANPR. Uit deze rapporten volgt onder meer dat het op dit moment niet duidelijk is waar de ANPR-camera’s geplaatst zijn en waarom ze daar staan.
Daarnaast is Stichting Privacy First een rechtszaak gestart tegen de Staat om het wetsartikel waarop de inzet van ANPR wordt gebaseerd, buiten werking te laten stellen.