Maatregelen om een ongecontroleerd ziekenhuisfaillissement tegen te gaan

30 juni 2020 | Blog

In een brief van 19 juni 2020 heeft de minister voor Medische Zorg en Sport een gebundelde beleidsreactie op de rapporten over faillissementen van MC-Slotervaartziekenhuis en MC-IJsselmeerziekenhuizen gepubliceerd. Verschillende instanties hebben zich vanuit verschillende perspectieven over deze faillissementen gebogen. Dat heeft een hoop papierwerk opgeleverd met aanbevelingen voor het treffen van juridische maatregelen om “onverwachte en ongecontroleerde” ziekenhuisfaillissementen te voorkomen. De minister vermeldt welke maatregelen hij in dat verband heeft genomen en nog gaat nemen. Deze blog bespreekt een aantal van die maatregelen.

Een ‘gecontroleerd’ ziekenhuisfaillissement

Het huidige zorgstelsel maakt het mogelijk dat ziekenhuizen failliet kunnen gaan zonder waarborgen voor een gecontroleerde afbouw en overdracht van zorg. Dat is ook de conclusie van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid. De wettelijk verankerde zorgplicht voor zorgverzekeraars maar ook het faillissementsrecht is ontoereikend voor dit soort situaties.

In de brief van 19 juni 2020 zet de minister uiteen welke maatregelen al zijn ingezet om de continuïteit van zorg zoveel mogelijk te waarborgen als zorgaanbieders met “een grote maatschappelijke impact” in financiële problemen komen. Een onverwacht en ongecontroleerd ziekenhuisfaillissement moet daarmee worden voorkomen. Ook geeft de minister aan welke maatregelen in aanvulling op de reeds ingezette maatregelen mogelijk nog ingezet of onderzocht zullen worden.

Early warning systeem in de zorg

De minister wijst in dat kader onder meer op het early warning systeem. Dit houdt in dat zorgaanbieders bij dreigende discontinuïteit van zorg in de praktijk veelal contractueel verplicht zijn daarvan melding te doen bij zorgverzekeraars en zorgkantoren, die dat op hun beurt op basis van overeengekomen ‘werkafspraken’ aan de NZa melden (zie ook de Regeling meldplicht continuïteit van cruciale zorg).

De minister stelt nu voor een wettelijke meldplicht bij de IGJ en/of NZa in te voeren voor zorgaanbieders waarvan de discontinuïteit een grote maatschappelijke impact zou hebben. Om tot een ‘gecontroleerd’ ziekenhuisfaillissement te kunnen komen zou mijns inziens de vertrouwelijkheid bij de beoogde wettelijke meldplicht voorop moeten staan. Voorkomen moet worden dat deze informatie openbaar wordt door middel van een zogenoemd ‘Wob-verzoek’.

Bescherming beschikbaar- en bereikbaarheid acute zorg

In de brief van 19 juni 2020 wijst de minister verder op de ‘algemene maatregel van bestuur beschikbaarheid en bereikbaarheid acute zorg’ (AMvB, zie hier). Deze treedt formeel pas inwerking als de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders in werking treedt. Niettemin roept de minister betrokken partijen in zijn brief van 19 juni 2020 alvast op dienovereenkomstig te handelen.

De AMvB stelt eisen aan het besluitvormingsproces van bepaalde categorieën van zorgaanbieder als door financiële problemen wordt overwogen om over te gaan tot gehele of gedeeltelijke opschorting of beëindiging van spoedeisende hulp, acute verloskunde, huisartsenposten of beoordelingslocaties in de acute ggz (zie artikel 8A.4 AMvB).

De zorgaanbieder moet in dat geval de IGJ schriftelijk informeren over de mogelijke beëindiging of opschorting. Ook moet de zorgaanbieder met diverse partijen in overleg treden, zoals het regionaal overleg acute zorgketen, het college van B&W, zorgverzekeraars en andere zorgaanbieders in de regio. Ook moet de zorgaanbieder zich “aantoonbaar inspannen” om onzekerheid te voorkomen bij de inwoners uit de omgeving die belang hebben bij de door de zorgaanbieder geboden acute zorg.

Voorstel tot aanpassing faillissementsrecht voor de zorg

Verder wordt voorgesteld om wettelijk vast te leggen dat een ziekenhuis alleen failliet kan gaan na een “stille voorbereidingsfase”. In dat geval wordt een beoogd curator aangesteld die voorbereidingen treft voor een gecontroleerde afwikkeling van het ziekenhuisfaillissement. De minister wijst erop dat hiermee de kans op een doorstart kan worden vergroot en de kans op een ongecontroleerd faillissement aanzienlijk wordt verkleind. Ik betwijfel of met de hiervoor geschetste maatregelen, waarbij transparantie juist voorop staat, een stille voorbereiding nog wel tot de mogelijkheden behoort.

Ook moet een wettelijke grondslag erin voorzien dat de curator het maatschappelijk belang van een patiëntveilige afbouw en/of voortzetting van zorgactiviteiten in voorkomende gevallen mag laten prevaleren boven het belang van de gezamenlijke schuldeisers bij een zo hoog mogelijke boedelopbrengst. Terecht geeft de minister aan dat een balans moet worden gevonden tussen het maatschappelijk belang en het belang van crediteuren. Maar dat zal nog niet zo eenvoudig zijn bij een zorgsysteem dat gebaseerd is op gereguleerde marktwerking. Bovendien kan ik mij goed voorstellen dat deze wetswijziging tot gevolg kan hebben dat de zorgmarkt minder aantrekkelijk wordt voor investeerders.

Aandacht voor vertrouwelijkheid

De minister geeft aan voortvarend met onder meer bovengenoemde maatregelen aan de slag te gaan. Ik verwacht dat de juridische uitwerking nog wel wat voeten in de aarde zal hebben. In ieder geval zou de minister mijns inziens bij de uitwerking volop aandacht moeten hebben voor de vertrouwelijkheid. Openheid van zaken zal niet bijdragen aan het realiseren van een doorstart of het voorkomen van een ongecontroleerd faillissement. Het zal juist tot onrust leiden, vooral als inwoners erbij betrokken moeten worden, met het risico dat het faillissement misschien zelfs wel eerder zal worden uitgesproken.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven