Benadering 11a Opiumwet ook van toepassing bij 10a Opiumwet

 26 april 2023 | Blog

De Afdeling heeft op 29 maart 2023 verduidelijkt dat bij de toepassing van 13b, eerste lid onder b, van de Opiumwet, als het gaat om voorbereidingshandelingen als bedoeld in 10a, Opiumwet eenzelfde benadering als bij artikel 11a Opiumwet geldt. Dit betekent dat de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid onder b, in combinatie met artikel 10a Opiumwet bevoegd is een pand te sluiten, als hij op basis van de feitelijke situatie voldoende aannemelijk maakt dat er in het pand voorwerpen of stoffen aanwezig waren waarvan kan worden geweten of ernstig kan worden vermoed dat deze bestemd waren voor drugshandel

Benadering was al van toepassing bij artikel 11a Opiumwet

De Afdeling benadrukte al eerder (op 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2523, zie ook ons blog) de verschillen in beoordeling tussen artikel 13b (sluiting pand vanwege handelshoeveelheid hard-/softdrugs) en artikel 11a Opiumwet (strafbaarstelling voorbereidingshandelingen). De Afdeling overwoog hierbij dat artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet zich niet richt tot een persoon. Het betreft namelijk een pandgerichte maatregel. Dat maakt dat voor de toepassing van artikel 13b Opiumwet enkel relevant is of zich in een pand een handelshoeveelheid stoffen als bedoeld op lijst I of II Opiumwet bevinden. Voor de toepassing van artikel 11a Opiumwet is van belang of in het pand goederen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor strafbare voorbereidingshandelingen. Hierbij hoeft de burgemeester niet aannemelijk te maken dat de aangeschreven persoon wetenschap, dan wel een ernstig vermoeden, van deze illegale bestemming had. Het gaat zuiver om de feitelijke situatie ter plaatse. Wel kan wetenschap of verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon van belang zijn voor de beoordeling of de burgemeester van zijn bevoegdheid gebruik mocht maken (de evenredigheid).

Persoonsgerichte benadering nu ook van belang voor toepassing 10a Opiumwet

De Afdeling heeft op 29 maart 2023 verduidelijkt dat de overwegingen over de persoonsgerichte benadering bij artikel 11a Opiumwet óók relevant zijn bij de toepassing van 13b, eerste lid onder b, van de Opiumwet, als het gaat om voorbereidingshandelingen als bedoeld in 10a. Ook dan zal het gaan om de vraag of de feitelijke situatie zo is dat er in het pand voorwerpen of stoffen aanwezig waren waarvan kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat deze bestemd waren voor drugshandel.

De rechtbank heeft in dit geval bij de beantwoording van de vraag of de burgemeester bevoegd was tot sluiting een onjuiste toetsingsmaatstaf toegepast. Het hoger beroep van de burgemeester is gegrond.

De Afdeling heeft op 29 maart 2023 verduidelijkt dat bij de toepassing van 13b, eerste lid onder b, van de Opiumwet, als het gaat om voorbereidingshandelingen als bedoeld in 10a, Opiumwet eenzelfde benadering als bij artikel 11a Opiumwet geldt. Dit betekent dat de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid onder b, in combinatie met artikel 10a Opiumwet bevoegd is een pand te sluiten, als hij op basis van de feitelijke situatie voldoende aannemelijk maakt dat er in het pand voorwerpen of stoffen aanwezig waren waarvan kan worden geweten of ernstig kan worden vermoed dat deze bestemd waren voor drugshandel

Benadering was al van toepassing bij artikel 11a Opiumwet

De Afdeling benadrukte al eerder (op 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2523, zie ook ons blog) de verschillen in beoordeling tussen artikel 13b (sluiting pand vanwege handelshoeveelheid hard-/softdrugs) en artikel 11a Opiumwet (strafbaarstelling voorbereidingshandelingen). De Afdeling overwoog hierbij dat artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet zich niet richt tot een persoon. Het betreft namelijk een pandgerichte maatregel. Dat maakt dat voor de toepassing van artikel 13b Opiumwet enkel relevant is of zich in een pand een handelshoeveelheid stoffen als bedoeld op lijst I of II Opiumwet bevinden. Voor de toepassing van artikel 11a Opiumwet is van belang of in het pand goederen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor strafbare voorbereidingshandelingen. Hierbij hoeft de burgemeester niet aannemelijk te maken dat de aangeschreven persoon wetenschap, dan wel een ernstig vermoeden, van deze illegale bestemming had. Het gaat zuiver om de feitelijke situatie ter plaatse. Wel kan wetenschap of verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon van belang zijn voor de beoordeling of de burgemeester van zijn bevoegdheid gebruik mocht maken (de evenredigheid).

Persoonsgerichte benadering nu ook van belang voor toepassing 10a Opiumwet

De Afdeling heeft op 29 maart 2023 verduidelijkt dat de overwegingen over de persoonsgerichte benadering bij artikel 11a Opiumwet óók relevant zijn bij de toepassing van 13b, eerste lid onder b, van de Opiumwet, als het gaat om voorbereidingshandelingen als bedoeld in 10a. Ook dan zal het gaan om de vraag of de feitelijke situatie zo is dat er in het pand voorwerpen of stoffen aanwezig waren waarvan kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat deze bestemd waren voor drugshandel.

De rechtbank heeft in dit geval bij de beantwoording van de vraag of de burgemeester bevoegd was tot sluiting een onjuiste toetsingsmaatstaf toegepast. Het hoger beroep van de burgemeester is gegrond.