Niet goed, geld terug: Dat geldt ook voor staatssteun

 13 juni 2018 | Blog

Met de inwerkingtreding van de Wet terugvordering staatssteun ('Wet') per 1 juli 2018 wordt het makkelijker voor de staat om staatssteun terug te (laten) vorderen, inclusief rente. De Wet moet de huidige niet eenduidige en niet efficiënte regels vervangen.

Achtergrond
Hoe zit het ook alweer? De Commissie kan niet zelf een steunmaatregel intrekken of wijzigen. Tevens kan zij niet zelf tot terugvordering overgaan. De Commissie kan daartoe wel een bevel geven aan de betrokken lidstaat. De lidstaat is verplicht om aan een dergelijk bevel uitvoering te geven, maar is vrij in de middelen die zij daartoe aanwendt, zolang dit geen afbreuk doet aan de strekking en doeltreffendheid van het Unierecht. Ook de Nederlandse rechter kan een bevel tot terugvordering geven in het geval van onrechtmatige staatssteun.

De wet is een reactie op een inbreukprocedure van de Commissie en de toezegging van Nederland daarop om in adequate regelgeving te voorzien. De Eerste en Tweede Kamer hebben de Wet inmiddels aangenomen en bij koninklijk besluit is vervolgens bekendgemaakt dat de Wet in werking zal treden, per 1 juli 2018.

Huidig Nederlands recht
Naast het ontbreken van een zelfstandige terugvorderingsgrondslag voor zowel staatssteun als de ontvangen rente daarop, noem ik enkele bestuurs- en privaatrechtelijke lacunes van de huidige terugvorderingsmogelijkheden.

Bestuursrechtelijk

  • Enkel van subsidieontvangers kan worden teruggevorderd, terwijl terugbetaling van staatssteun zich ook kan uitstrekken tot andere partijen, zoals indirect begunstigden die op andere wijzen hebben geprofiteerd van de financiële steun.

Privaatrechtelijk

  • De terugvorderingsinstrumenten onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking verjaren na 5 jaar, terwijl de EC procedureverordening een verjaringstermijn van 10 jaar aangeeft.
  • Daarnaast gaat art. 6:119 BW in tegenstelling tot de EC procedureverordening, uit van de wettelijke rente en een afwijkende termijn waarover de rente verschuldigd is.

Inhoud van de Wet
Voor de duidelijkheid: het wetsvoorstel creëert geen nieuwe situaties waarin moet worden teruggevorderd, maar voorziet in eenduidige regels met een zelfstandige nationale grondslag ter uitvoering van de verplichting tot terugvordering, indien een besluit van de Commissie daartoe verplicht. Het wetsvoorstel draagt dus in praktische zin bij aan het doel van een terugvorderingsbesluit, namelijk marktvoordeel dat een begunstigde door de staatssteun heeft genoten ongedaan maken en de voorheen bestaande marktsituatie herstellen.

Hoe terug te vorderen in de toekomst?
De Wet voorziet allereerst in een zelfstandige terugvorderingsgrondslag voor zowel staatssteun als rente. Daarnaast omvat het begrip begunstigde zowel direct als indirect begunstigden en zijn de afdelingen met betrekking tot verzuim, wettelijke rente en verjaring van de Algemene wet bestuursrecht uitgezonderd waarmee wordt aangesloten bij de procedureverordening. Overige aspecten van de Wet zijn:

  • invordering bij dwangbevel, waarbij het bestuursorgaan zonder tussenkomst van de burgerlijke rechter een executoriale titel heeft om betaling af te dwingen. Overigens heeft een daartegen aangespannen executiegeschil (zoals verzet) niet van rechtswege schorsende werking;
  • centralisatie van de mogelijkheid tot beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, uitzonderingen daargelaten. Deze mogelijkheid geldt specifiek voor beschikkingen tot terugbetaling van verleende staatssteun;
  • een grondslag voor verplichte herziening van een beschikking die in strijd is met het staatssteunrecht, indien er (nog) geen sprake is van een Commissiebesluit;
  • een weigeringsgrond indien de verstrekking van een subsidie evident in strijd is met het staatssteunrecht;
  • de terugvorderingsverplichting ligt in beginsel bij het bestuursorgaan dat de staatssteun heeft verstrekt. Ook is de situatie ondervangen waarbij de staatssteun wordt verstrekt door een publiek of privaatrechtelijke rechtspersoon. Hiervoor wordt aangesloten bij het bestuursorgaan waarvan de publiekrechtelijke rechtspersoon deel uitmaakt, of het bestuursorgaan dat (in)direct zeggenschap uitoefent in de privaatrechtelijke rechtspersoon.

Het laatste zit overigens anders voor de bestemming van het teruggevorderde bedrag. Dat komt toe aan de rechtspersoon die de betreffende staatssteun heeft verstrekt, of waartoe het bestuursorgaan behoort dat in het verleden de staatssteun heeft verstrekt. Kortom, indien de staatssteun is verleend door een rechtspersoon ligt de terugvorderingsverplichting weliswaar bij het bestuursorgaan dat (in)directe zeggenschap uitoefent, maar komt het teruggevorderde bedrag toe aan de rechtspersoon.

De Wet voorziet overigens niet in iedere lacune. Zoals hiervoor aangegeven biedt de wet wel een herzieningsgrond voor beschikkingen die in strijd zijn met het staatssteunrecht waarvoor een besluit van de Commissie ontbreekt, maar dit geldt niet voor privaatrechtelijk verleende staatssteun (via een overeenkomst). Volgens de toelichting bestaan daarvoor reeds voldoende terugvorderingsmogelijkheden. Dit geldt volgens de wet ook voor fiscale steun, waarbij de staatssteun met behulp van de Algemene wet inzake rijksbelastingen moet worden teruggevorderd, indien Commissiebesluit daartoe noopt.

Overgangsrecht
Terugvorderingen waar voorafgaand aan 1 juli 2018 reeds rechtshandelingen voor zijn verricht, zijn uitgezonderd van de verplichting om op basis van de Wet terug te vorderen. Dergelijke terugvorderingsprocedures kunnen dus met de huidige instrumenten worden vervolgd, maar bestuursorganen kunnen ook kiezen om de Wet toe te passen. 

Juridisch advies of meer informatie?
Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Philip Brink (+32 4 74 98 19 85).

Met de inwerkingtreding van de Wet terugvordering staatssteun ('Wet') per 1 juli 2018 wordt het makkelijker voor de staat om staatssteun terug te (laten) vorderen, inclusief rente. De Wet moet de huidige niet eenduidige en niet efficiënte regels vervangen.

Achtergrond
Hoe zit het ook alweer? De Commissie kan niet zelf een steunmaatregel intrekken of wijzigen. Tevens kan zij niet zelf tot terugvordering overgaan. De Commissie kan daartoe wel een bevel geven aan de betrokken lidstaat. De lidstaat is verplicht om aan een dergelijk bevel uitvoering te geven, maar is vrij in de middelen die zij daartoe aanwendt, zolang dit geen afbreuk doet aan de strekking en doeltreffendheid van het Unierecht. Ook de Nederlandse rechter kan een bevel tot terugvordering geven in het geval van onrechtmatige staatssteun.

De wet is een reactie op een inbreukprocedure van de Commissie en de toezegging van Nederland daarop om in adequate regelgeving te voorzien. De Eerste en Tweede Kamer hebben de Wet inmiddels aangenomen en bij koninklijk besluit is vervolgens bekendgemaakt dat de Wet in werking zal treden, per 1 juli 2018.

Huidig Nederlands recht
Naast het ontbreken van een zelfstandige terugvorderingsgrondslag voor zowel staatssteun als de ontvangen rente daarop, noem ik enkele bestuurs- en privaatrechtelijke lacunes van de huidige terugvorderingsmogelijkheden.

Bestuursrechtelijk

  • Enkel van subsidieontvangers kan worden teruggevorderd, terwijl terugbetaling van staatssteun zich ook kan uitstrekken tot andere partijen, zoals indirect begunstigden die op andere wijzen hebben geprofiteerd van de financiële steun.

Privaatrechtelijk

  • De terugvorderingsinstrumenten onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking verjaren na 5 jaar, terwijl de EC procedureverordening een verjaringstermijn van 10 jaar aangeeft.
  • Daarnaast gaat art. 6:119 BW in tegenstelling tot de EC procedureverordening, uit van de wettelijke rente en een afwijkende termijn waarover de rente verschuldigd is.

Inhoud van de Wet
Voor de duidelijkheid: het wetsvoorstel creëert geen nieuwe situaties waarin moet worden teruggevorderd, maar voorziet in eenduidige regels met een zelfstandige nationale grondslag ter uitvoering van de verplichting tot terugvordering, indien een besluit van de Commissie daartoe verplicht. Het wetsvoorstel draagt dus in praktische zin bij aan het doel van een terugvorderingsbesluit, namelijk marktvoordeel dat een begunstigde door de staatssteun heeft genoten ongedaan maken en de voorheen bestaande marktsituatie herstellen.

Hoe terug te vorderen in de toekomst?
De Wet voorziet allereerst in een zelfstandige terugvorderingsgrondslag voor zowel staatssteun als rente. Daarnaast omvat het begrip begunstigde zowel direct als indirect begunstigden en zijn de afdelingen met betrekking tot verzuim, wettelijke rente en verjaring van de Algemene wet bestuursrecht uitgezonderd waarmee wordt aangesloten bij de procedureverordening. Overige aspecten van de Wet zijn:

  • invordering bij dwangbevel, waarbij het bestuursorgaan zonder tussenkomst van de burgerlijke rechter een executoriale titel heeft om betaling af te dwingen. Overigens heeft een daartegen aangespannen executiegeschil (zoals verzet) niet van rechtswege schorsende werking;
  • centralisatie van de mogelijkheid tot beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, uitzonderingen daargelaten. Deze mogelijkheid geldt specifiek voor beschikkingen tot terugbetaling van verleende staatssteun;
  • een grondslag voor verplichte herziening van een beschikking die in strijd is met het staatssteunrecht, indien er (nog) geen sprake is van een Commissiebesluit;
  • een weigeringsgrond indien de verstrekking van een subsidie evident in strijd is met het staatssteunrecht;
  • de terugvorderingsverplichting ligt in beginsel bij het bestuursorgaan dat de staatssteun heeft verstrekt. Ook is de situatie ondervangen waarbij de staatssteun wordt verstrekt door een publiek of privaatrechtelijke rechtspersoon. Hiervoor wordt aangesloten bij het bestuursorgaan waarvan de publiekrechtelijke rechtspersoon deel uitmaakt, of het bestuursorgaan dat (in)direct zeggenschap uitoefent in de privaatrechtelijke rechtspersoon.

Het laatste zit overigens anders voor de bestemming van het teruggevorderde bedrag. Dat komt toe aan de rechtspersoon die de betreffende staatssteun heeft verstrekt, of waartoe het bestuursorgaan behoort dat in het verleden de staatssteun heeft verstrekt. Kortom, indien de staatssteun is verleend door een rechtspersoon ligt de terugvorderingsverplichting weliswaar bij het bestuursorgaan dat (in)directe zeggenschap uitoefent, maar komt het teruggevorderde bedrag toe aan de rechtspersoon.

De Wet voorziet overigens niet in iedere lacune. Zoals hiervoor aangegeven biedt de wet wel een herzieningsgrond voor beschikkingen die in strijd zijn met het staatssteunrecht waarvoor een besluit van de Commissie ontbreekt, maar dit geldt niet voor privaatrechtelijk verleende staatssteun (via een overeenkomst). Volgens de toelichting bestaan daarvoor reeds voldoende terugvorderingsmogelijkheden. Dit geldt volgens de wet ook voor fiscale steun, waarbij de staatssteun met behulp van de Algemene wet inzake rijksbelastingen moet worden teruggevorderd, indien Commissiebesluit daartoe noopt.

Overgangsrecht
Terugvorderingen waar voorafgaand aan 1 juli 2018 reeds rechtshandelingen voor zijn verricht, zijn uitgezonderd van de verplichting om op basis van de Wet terug te vorderen. Dergelijke terugvorderingsprocedures kunnen dus met de huidige instrumenten worden vervolgd, maar bestuursorganen kunnen ook kiezen om de Wet toe te passen. 

Juridisch advies of meer informatie?
Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Philip Brink (+32 4 74 98 19 85).