Afgelopen maand zijn er weer de nodige mededingingsrechtelijke ontwikkelingen voorbijgekomen op nationaal en op Europees niveau. Wij behandelen in deze nieuwsbrief de belangrijkste ontwikkelingen van de afgelopen periode.
Kartelafspraken
De Europese Commissie beboet Pierre Cardin en zijn licentiehouder Ahlers
Pierre Cardin geeft licenties aan derden om kleding met het merknaam Pierre Cardin te produceren en distribueren. Door met haar grootste licentiehouder in de Europese Economische Ruimte, namelijk Ahlers, mededingingsbeperkende afspraken te maken, heeft Pierre Cardin samen met Ahlers de grensoverschrijdende verkoop van Pierre Cardin kleding beperkt.
Door de afspraken tussen partijen verkreeg Ahlers absolute territoriale bescherming in haar licentiegebieden. Met de afspraken werd voorkomen dat andere licentiehouders bij online of offline verkoop buiten hun licentiegebied producten konden aanbieden en/of goedkope retailers (zoals discounters) Pierre Cardin kleding tegen lagere prijzen konden aanbieden.
Door deze afspraken werden retailers, wegens kunstmatige verdeling van de interne markt, beperkt in hun mogelijkheden om producten in EU-lidstaten met lagere prijzen in te kopen. De Commissie legde partijen een boete op van in totaal EUR 5.7 miljoen.
Moedermaatschappij met beleidsbepalende bevoegdheden kan aan haar opgelegde kartelboete niet op ex-dochter verhalen
Bencis was de moedermaatschappij van Meneba (thans Dossche). Bencis en Meneba zijn beide door de ACM beboet wegens het overtreden van de mededingingsregels. Bencis stelt dat Meneba onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en vordert in een civielrechtelijke procedure vergoeding van de schade die zij heeft geleden wegens de boete. Het Gerechtshof Den Haag (hierna tevens: “het Hof”) oordeelt dat Bencis geen schadevergoeding van Meneba kan vorderen.
De ACM had Meneba bij apart besluit hoofdelijk een boete opgelegd wegens inbreuk op het kartelverbod van artikel 6 van de Mededingingswet en artikel 101 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (“VWEU”). Bencis is in een later besluit vervolgens ook beboet, omdat de inbreuk ook aan Bencis werd toegerekend, aangezien zij beslissende invloed uitoefende op Meneba en daarmee één onderneming vormde met Meneba in de zin van het mededingingsrecht.
Het Hof oordeelt ten eerste dat de verdeling van aansprakelijkheid voor een boete wegens overtreding van het kartelverbod een kwestie is die naar nationaal recht moet worden beoordeeld. Voorts oordeelt het Hof dat indien Bencis en Meneba hoofdelijk waren beboet, Bencis mogelijk een beroep op artikel 6:10 BW zou kunnen doen als zij een groter deel van de boete zou hebben betaald dan haar in de onderlinge verhouding met Meneba aanging. Dat is echter niet het geval, omdat partijen afzonderlijk zijn beboet.
Het Hof oordeelt dat niet is uitgesloten dat in een dergelijk geval onderling verhaal kan plaatsvinden volgens eenzelfde uitgangspunt als opgenomen in artikel 6:10 BW (het gedeelte van de gezamenlijke boetes dat ieder aangaat) op grond van de figuur van ongerechtvaardigde verrijking.
Het Hof oordeelt echter dat in dit geval Bencis geen vordering op basis van ongerechtvaardigde verrijking toekomt. Ten eerste omdat Meneba en Bencis beide naar draagkracht hebben bijgedragen aan de boete, aangezien elk afzonderlijk is beboet naar rato van een maximum van 10% van ieders eigen omzet. Voorts stelde Bencis dat niet Bencis, maar Meneba de daadwerkelijke inbreukpleger is. Het Hof oordeelt ten aanzien van dat argument dat Bencis deel uitmaakte van de inbreukpleger en haar beleidsbepalende rechtspersoon was. Derhalve was Bencis wel betrokken bij de inbreuk.
Het Hof stelt dat het niet is uitgesloten dat een onderneming een boete kan verhalen op een rechtspersoon die deel uitmaakt van de onderneming indien deze rechtspersoon een grotere invloed heeft uitgeoefend op het beleid van de onderneming. In de relatie van een moedermaatschappij met een beslissende invloed op het beleid van de dochter, kan de moedermaatschappij echter niet stellen dat de inbreuk uitsluitend aan de dochter is toe te rekenen. Het argument dat de moedermaatschappij een due diligence onderzoek heeft verricht en jaarlijks navraag doet naar mogelijke wetsovertredingen, is volgens het Hof niet voldoende om de moedermaatschappij te ontslaan van haar verantwoordelijkheid voor de inbreuk. Derhalve is er geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking van Meneba ten koste van Bencis en worden alle grondslagen van aansprakelijkheid van Meneba die Bencis had aangevoerd afgewezen.
Misbruik van een economische machtspositie
Europese Commissie legt Meta boete op van EUR 797.72 miljoen voor misbruik machtspositie met Facebook Marketplace
De Europese Commissie (hierna tevens: “de Commissie”) heeft techbedrijf Meta, moederbedrijf van onder andere Facebook, een boete opgelegd voor het overtreden van het verbod op misbruik van een economische machtspositie.
Volgens de Commissie heeft Meta zich schuldig gemaakt aan koppelverkoop: Facebook Marketplace, haar onlineadvertentie dienstverlener, werd gekoppeld aan haar sociaal netwerk Facebook. Vanwege deze ‘koppelverkoop’, werden gebruikers van het sociaal netwerk Facebook automatisch en regelmatig blootgesteld aan Facebook Marketplace, of ze dat nu wilden of niet. Volgens de Commissie kan deze constructie ertoe leiden dat concurrenten van Facebook Marketplace worden uitgesloten, omdat deze ‘koppelverkoop’ Facebook Marketplace een substantieel distributievoordeel geeft ten opzichte van haar concurrenten.
Daarnaast zou Meta oneerlijke handelsvoorwaarden hebben opgelegd aan andere aanbieders van onlineadvertentie dienstverleners die op Meta’s platforms adverteren (met name op Facebook en op Instagram). Daarmee kon Meta de door deze andere adverteerders gegenereerde gegevens gebruiken voor Facebook Marketplace en haar eigen dienstverlening bevoordelen.
Europese Commissie legt Teva boete op voor misbruik machtspositie in de markt voor medicijnen tegen multiple sclerosis
De Europese Commissie (hierna tevens: “de Commissie”) heeft Teva een boete van EUR 462,6 miljoen opgelegd wegens misbruik van haar machtspositie om concurrentie met betrekking tot haar geneesmiddel Copaxone te vertragen en haar eigen exclusiviteit op de markt te behouden.
Volgens de Commissie heeft Teva kunstmatig de octrooibescherming van Copaxone verlengd door het indienen van afgesplitste patentaanvragen voor Copaxone. Daarmee creëerde Teva juridische onzekerheid over zijn patenten en belemmerde Teva de toetreding van concurrerende medicijnen.
Tevens verspreidde Teva misleidende informatie over de veiligheid en effectiviteit van een concurrerend.
Concentratietoezicht
Het Gerecht van de EU verwerpt het beroep van Iliad tegen de goedkeuring voor de fusie tussen Telecom Italia en Vodafone
Het Gerecht van de Europese Unie (hierna tevens: “het Gerecht”) heeft op 13 november het beroep tegen het goedkeuringsbesluit van de Europese Commissie (hierna tevens: “de Commissie”) voor de fusie tussen Vodafone en Telecom Italia verworpen.
Vodafone en Telecom Italia zijn beide actief op de Italiaanse markt voor mobiele en vaste telecommunicatiediensten. Na de fusie zouden Vodafone en Telecom Italia gezamenlijk ongeveer 22.000 radiotoegang-netwerksites beheren. De Commissie had aanvankelijk grote twijfels bij de overname, omdat de overnameo nder meer tot problemen zou kunnen leiden voor de toegang tot radio-infrastructuur voor nieuwkomers op deze markt. Nadat partijen bij de fusie enkele toezeggingen hadden aangeboden, heeft de Commissie toestemming verleend voor de overname.
De toezeggingen omvatten het beschikbaar stellen aan nieuwkomers van 4000 radiotoegang-netwerksites in gemeenten met meer dan 35.000 inwoners gedurende een periode van acht jaar.
Volgens Iliad zijn deze toezeggingen i) niet voldoende gedefinieerd en onduidelijk geformuleerd en ii) onvoldoende om de door de fusie veroorzaakte mededingingsproblemen te verhelpen. Het Gerecht oordeelt dat bij de beoordeling van de duidelijkheid van toezeggingen alle definities in die toezeggingen in hun geheel moeten worden gelezen en beoordeeld.
Daarnaast stelde Iliad dat de door de fuserende partijen gehanteerde toetredingsvoorwaarden tot de infrastructuur de toegang beperken voor nieuwkomers. Het Gerecht gaat niet mee in deze stelling door te oordelen dat het formuleren van bepaalde toetredingsvoorwaarden in dit geval gerechtvaardigd is omdat het gaat om schaarse (fysieke en elektromagnetische) ruimte en de gehanteerde voorwaarden marktconform zijn. Verder stelde Iliad dat de aangeboden ruimte was gesitueerd op ongunstige plaatsen. Het Gerecht stelt echter dat de Commissie heeft bepaald dat toegang zal worden verleend op voor marktpartijen interessante locaties. Ook stelt het Gerecht dat Iliad in haar zienswijzen aan de Commissie heeft aangegeven dat zij aan een bepaald percentage netwerktoegang voldoende zou hebben. Nu de toezeggingen van de fuserende partijen ver boven dat door Iliad opgegeven percentage liggen, kan Iliad niet stellen dat deze toezeggingen onvoldoende zijn. Het beroep van Iliad wordt verworpen.
Afgelopen maand zijn er weer de nodige mededingingsrechtelijke ontwikkelingen voorbijgekomen op nationaal en op Europees niveau. Wij behandelen in deze nieuwsbrief de belangrijkste ontwikkelingen van de afgelopen periode.
Kartelafspraken
De Europese Commissie beboet Pierre Cardin en zijn licentiehouder Ahlers
Pierre Cardin geeft licenties aan derden om kleding met het merknaam Pierre Cardin te produceren en distribueren. Door met haar grootste licentiehouder in de Europese Economische Ruimte, namelijk Ahlers, mededingingsbeperkende afspraken te maken, heeft Pierre Cardin samen met Ahlers de grensoverschrijdende verkoop van Pierre Cardin kleding beperkt.
Door de afspraken tussen partijen verkreeg Ahlers absolute territoriale bescherming in haar licentiegebieden. Met de afspraken werd voorkomen dat andere licentiehouders bij online of offline verkoop buiten hun licentiegebied producten konden aanbieden en/of goedkope retailers (zoals discounters) Pierre Cardin kleding tegen lagere prijzen konden aanbieden.
Door deze afspraken werden retailers, wegens kunstmatige verdeling van de interne markt, beperkt in hun mogelijkheden om producten in EU-lidstaten met lagere prijzen in te kopen. De Commissie legde partijen een boete op van in totaal EUR 5.7 miljoen.
Moedermaatschappij met beleidsbepalende bevoegdheden kan aan haar opgelegde kartelboete niet op ex-dochter verhalen
Bencis was de moedermaatschappij van Meneba (thans Dossche). Bencis en Meneba zijn beide door de ACM beboet wegens het overtreden van de mededingingsregels. Bencis stelt dat Meneba onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en vordert in een civielrechtelijke procedure vergoeding van de schade die zij heeft geleden wegens de boete. Het Gerechtshof Den Haag (hierna tevens: “het Hof”) oordeelt dat Bencis geen schadevergoeding van Meneba kan vorderen.
De ACM had Meneba bij apart besluit hoofdelijk een boete opgelegd wegens inbreuk op het kartelverbod van artikel 6 van de Mededingingswet en artikel 101 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (“VWEU”). Bencis is in een later besluit vervolgens ook beboet, omdat de inbreuk ook aan Bencis werd toegerekend, aangezien zij beslissende invloed uitoefende op Meneba en daarmee één onderneming vormde met Meneba in de zin van het mededingingsrecht.
Het Hof oordeelt ten eerste dat de verdeling van aansprakelijkheid voor een boete wegens overtreding van het kartelverbod een kwestie is die naar nationaal recht moet worden beoordeeld. Voorts oordeelt het Hof dat indien Bencis en Meneba hoofdelijk waren beboet, Bencis mogelijk een beroep op artikel 6:10 BW zou kunnen doen als zij een groter deel van de boete zou hebben betaald dan haar in de onderlinge verhouding met Meneba aanging. Dat is echter niet het geval, omdat partijen afzonderlijk zijn beboet.
Het Hof oordeelt dat niet is uitgesloten dat in een dergelijk geval onderling verhaal kan plaatsvinden volgens eenzelfde uitgangspunt als opgenomen in artikel 6:10 BW (het gedeelte van de gezamenlijke boetes dat ieder aangaat) op grond van de figuur van ongerechtvaardigde verrijking.
Het Hof oordeelt echter dat in dit geval Bencis geen vordering op basis van ongerechtvaardigde verrijking toekomt. Ten eerste omdat Meneba en Bencis beide naar draagkracht hebben bijgedragen aan de boete, aangezien elk afzonderlijk is beboet naar rato van een maximum van 10% van ieders eigen omzet. Voorts stelde Bencis dat niet Bencis, maar Meneba de daadwerkelijke inbreukpleger is. Het Hof oordeelt ten aanzien van dat argument dat Bencis deel uitmaakte van de inbreukpleger en haar beleidsbepalende rechtspersoon was. Derhalve was Bencis wel betrokken bij de inbreuk.
Het Hof stelt dat het niet is uitgesloten dat een onderneming een boete kan verhalen op een rechtspersoon die deel uitmaakt van de onderneming indien deze rechtspersoon een grotere invloed heeft uitgeoefend op het beleid van de onderneming. In de relatie van een moedermaatschappij met een beslissende invloed op het beleid van de dochter, kan de moedermaatschappij echter niet stellen dat de inbreuk uitsluitend aan de dochter is toe te rekenen. Het argument dat de moedermaatschappij een due diligence onderzoek heeft verricht en jaarlijks navraag doet naar mogelijke wetsovertredingen, is volgens het Hof niet voldoende om de moedermaatschappij te ontslaan van haar verantwoordelijkheid voor de inbreuk. Derhalve is er geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking van Meneba ten koste van Bencis en worden alle grondslagen van aansprakelijkheid van Meneba die Bencis had aangevoerd afgewezen.
Misbruik van een economische machtspositie
Europese Commissie legt Meta boete op van EUR 797.72 miljoen voor misbruik machtspositie met Facebook Marketplace
De Europese Commissie (hierna tevens: “de Commissie”) heeft techbedrijf Meta, moederbedrijf van onder andere Facebook, een boete opgelegd voor het overtreden van het verbod op misbruik van een economische machtspositie.
Volgens de Commissie heeft Meta zich schuldig gemaakt aan koppelverkoop: Facebook Marketplace, haar onlineadvertentie dienstverlener, werd gekoppeld aan haar sociaal netwerk Facebook. Vanwege deze ‘koppelverkoop’, werden gebruikers van het sociaal netwerk Facebook automatisch en regelmatig blootgesteld aan Facebook Marketplace, of ze dat nu wilden of niet. Volgens de Commissie kan deze constructie ertoe leiden dat concurrenten van Facebook Marketplace worden uitgesloten, omdat deze ‘koppelverkoop’ Facebook Marketplace een substantieel distributievoordeel geeft ten opzichte van haar concurrenten.
Daarnaast zou Meta oneerlijke handelsvoorwaarden hebben opgelegd aan andere aanbieders van onlineadvertentie dienstverleners die op Meta’s platforms adverteren (met name op Facebook en op Instagram). Daarmee kon Meta de door deze andere adverteerders gegenereerde gegevens gebruiken voor Facebook Marketplace en haar eigen dienstverlening bevoordelen.
Europese Commissie legt Teva boete op voor misbruik machtspositie in de markt voor medicijnen tegen multiple sclerosis
De Europese Commissie (hierna tevens: “de Commissie”) heeft Teva een boete van EUR 462,6 miljoen opgelegd wegens misbruik van haar machtspositie om concurrentie met betrekking tot haar geneesmiddel Copaxone te vertragen en haar eigen exclusiviteit op de markt te behouden.
Volgens de Commissie heeft Teva kunstmatig de octrooibescherming van Copaxone verlengd door het indienen van afgesplitste patentaanvragen voor Copaxone. Daarmee creëerde Teva juridische onzekerheid over zijn patenten en belemmerde Teva de toetreding van concurrerende medicijnen.
Tevens verspreidde Teva misleidende informatie over de veiligheid en effectiviteit van een concurrerend.
Concentratietoezicht
Het Gerecht van de EU verwerpt het beroep van Iliad tegen de goedkeuring voor de fusie tussen Telecom Italia en Vodafone
Het Gerecht van de Europese Unie (hierna tevens: “het Gerecht”) heeft op 13 november het beroep tegen het goedkeuringsbesluit van de Europese Commissie (hierna tevens: “de Commissie”) voor de fusie tussen Vodafone en Telecom Italia verworpen.
Vodafone en Telecom Italia zijn beide actief op de Italiaanse markt voor mobiele en vaste telecommunicatiediensten. Na de fusie zouden Vodafone en Telecom Italia gezamenlijk ongeveer 22.000 radiotoegang-netwerksites beheren. De Commissie had aanvankelijk grote twijfels bij de overname, omdat de overnameo nder meer tot problemen zou kunnen leiden voor de toegang tot radio-infrastructuur voor nieuwkomers op deze markt. Nadat partijen bij de fusie enkele toezeggingen hadden aangeboden, heeft de Commissie toestemming verleend voor de overname.
De toezeggingen omvatten het beschikbaar stellen aan nieuwkomers van 4000 radiotoegang-netwerksites in gemeenten met meer dan 35.000 inwoners gedurende een periode van acht jaar.
Volgens Iliad zijn deze toezeggingen i) niet voldoende gedefinieerd en onduidelijk geformuleerd en ii) onvoldoende om de door de fusie veroorzaakte mededingingsproblemen te verhelpen. Het Gerecht oordeelt dat bij de beoordeling van de duidelijkheid van toezeggingen alle definities in die toezeggingen in hun geheel moeten worden gelezen en beoordeeld.
Daarnaast stelde Iliad dat de door de fuserende partijen gehanteerde toetredingsvoorwaarden tot de infrastructuur de toegang beperken voor nieuwkomers. Het Gerecht gaat niet mee in deze stelling door te oordelen dat het formuleren van bepaalde toetredingsvoorwaarden in dit geval gerechtvaardigd is omdat het gaat om schaarse (fysieke en elektromagnetische) ruimte en de gehanteerde voorwaarden marktconform zijn. Verder stelde Iliad dat de aangeboden ruimte was gesitueerd op ongunstige plaatsen. Het Gerecht stelt echter dat de Commissie heeft bepaald dat toegang zal worden verleend op voor marktpartijen interessante locaties. Ook stelt het Gerecht dat Iliad in haar zienswijzen aan de Commissie heeft aangegeven dat zij aan een bepaald percentage netwerktoegang voldoende zou hebben. Nu de toezeggingen van de fuserende partijen ver boven dat door Iliad opgegeven percentage liggen, kan Iliad niet stellen dat deze toezeggingen onvoldoende zijn. Het beroep van Iliad wordt verworpen.