Normen voor goed bestuur jeugdhulpaanbieders in aantocht?

28 september 2020 | Blog

De afgelopen jaren is er veel aandacht voor goed bestuur in de zorg. Denk daarbij aan de Governancecode Zorg 2017,  het Kader goed bestuur van de IGJ en de NZa en de nieuwe WTZa en AWtza. Nieuw is dat het concept-wetsvoorstel ‘Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen’ dat ter consultatie is aangeboden deze normen ook wil toepassen op jeugdhulpaanbieders. In deze blog bespreek ik de beoogde wetswijzigingen op het gebied van governance voor jeugdhulpaanbieders en het toezicht van de IGJ en NZa daarop.

Consultatie ‘Wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen’

Op 10 juli 2020 is het concept-wetsvoorstel Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen in consultatie gegaan. Dit consultatie wetsvoorstel beoogt de randvoorwaarden voor beschikbaarheid van zorg voor jeugdigen te verbeteren teneinde ervoor te zorgen dat de nodige zorg voor jeugdigen altijd tijdig beschikbaar is.

In dit wetsvoorstel ligt de nadruk op het versterken van het opdrachtgeverschap van gemeenten door regionale samenwerking, versterken van de toegang tot de jeugdhulp, versterken van het opdrachtnemerschap en goed bestuur van aanbieders, en het versterken van inzicht in en toezicht op zorg voor jeugdigen door de IGJ en NZa.

Normen voor goed bestuur jeugdhulpaanbieders

Paragraaf 4.4 en 4.5 van het consultatie wetsvoorstel ‘Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen’ vormen de juridische basis voor de eisen ten aanzien van goed bestuur voor jeugdhulpaanbieders. Uitgangspunt is dat jeugdhulpaanbieders die jeugdhulp (doen) verlenen dan wel hun taken laten uitvoeren door in de regel meer dan tien personen, moeten voldoen aan de volgende governance-eisen.

De jeugdhulpaanbieder moet op basis van dit consultatie wetsvoorstel een interne toezichthouder hebben die voldoet aan de in artikel 4.4 Jeugdwet (nieuw) opgenomen vereisten. Deze verplichting geldt op dit moment reeds voor aanbieders van Zvw- en Wlz-zorg op basis van de WTZi en Uitvoeringsbesluit WTZi (en zal naar verwachting vanaf 1 juli 2021 op grond van de WTZa, AWtza en Uitvoeringsbesluit WTZa (hierna gezamenlijk: ‘WTZa’) gelden).

De nieuwe artikelen 4.5.1 en 4.5.2 Jeugdwet hebben specifiek betrekking op “goed bestuur”. De jeugdhulpaanbieder moet – samengevat – een transparante financiële bedrijfsvoering hebben en voldoen aan de verplichtingen omtrent de jaarverantwoording. Dergelijke verplichtingen gelden op dit moment al voor andere zorgaanbieders.

Op grond van artikel 4.5.1 lid 1 Jeugdwet (nieuw) moet de jeugdhulpaanbieder zorg dragen voor eenduidige verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden ten aanzien van een beheerste bedrijfsvoering en deze schriftelijk vastleggen. Wat er precies van de jeugdhulpaanbieder wordt verwacht, is echter niet duidelijk. Wel vermeldt de concept memorie van toelichting (‘concept MvT’) dat deze verdeling alle niveaus en onderdelen van de organisatie moet omvatten.

Naar aanleiding van het tweede lid van artikel 4.5.1 Jeugdwet (nieuw) moeten de activiteiten in financiële zin op het gebied van jeugdhulpverlening, uitvoering kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering onderscheiden worden van andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten. Ook moeten de ontvangsten en betalingen duidelijk traceerbaar zijn naar bron en bestemming, en duidelijk moet zijn wie op welk moment welke verplichtingen namens de organisatie is aangegaan. Hiertoe zijn jeugdhulpaanbieders mijns inziens op basis van artikel 2:10 BW ook nu al verplicht.

Tot slot stelt artikel 4.5.2 Jeugdwet (nieuw) regels omtrent de jaarverantwoording voor jeugdhulpaanbieders. Net als andere zorgaanbieders moeten zij jaarlijks vóór 1 juni de “jaarverantwoording” openbaar maken. Het tweede lid bepaalt welke stukken daarvoor aangeleverd moeten worden. De uitwerking daarvan zal neergelegd worden in een ministeriële regeling, waarin ook onderscheid kan worden gemaakt in de zwaarte en omvang van de verplichtingen voor verschillende categorieën van jeugdhulpaanbieders.

Toezicht op goed bestuur jeugdhulpaanbieders

De NZa en IGJ zullen elk vanuit hun eigen perspectief toezicht houden op de governance-eisen. De NZa zal bezien of op grond van deze bepalingen de financiële administratie en jaarverantwoording voldoende inzichtelijk is gemaakt. De concept MvT vermeldt dat het toezicht van de NZa betrekking heeft op de vraag of de jeugdhulpaanbieder voldaan heeft aan de verplichting om inzicht te geven in gemaakte keuzes. Het betreft geen kwalitatieve toets op de inrichting van de bedrijfsvoering zelf of op het functioneren van het bestuur in deze.

De IGJ zal toezicht houden op nakoming van de verplichting om over een interne toezichthouder te beschikken (paragraaf 4.4). Ook gaat de IGJ toezicht houden op de verplichting uit paragraaf 4.5 tot het voeren van een transparante financiële bedrijfsvoering en de eisen ten aanzien van opstellen van de jaarverantwoording “voor zover althans het niet naleven ervan de kwaliteit van de jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering in gevaar kan brengen.”

De praktijk zal moeten uitwijzen hoe de IGJ en NZa hun toezicht vanwege de overlap zullen inrichten. In ieder geval lijkt de concept MvT erop te wijzen dat de IGJ niet snel handhavend zal optreden. De concept MvT vermeldt dat het niet nakomen van de eisen ten aanzien van de financiële bedrijfsvoering of de openbare jaarverantwoording slechts “zeer zelden een directe negatieve uitwerking zal hebben op de kwaliteit van de verleende hulp.”

Slot

Inmiddels is er veel kritiek in de consultatiefase geuit op het concept-wetsvoorstel – er zijn maar liefst 156 reacties binnengekomen (zie hier). Twijfelachtig is of het consultatie wetsvoorstel in deze vorm de eindstreep wel gaat halen. Wij houden de ontwikkelingen in de gaten.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven