Ook bij overschrijding van de KDW kan een toename van de stikstofdepositie toelaatbaar zijn

 1 mei 2020 | Blog

Indien een activiteit leidt tot een toename van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, brengt dat niet in alle gevallen met zich dat toestemmingverlening achterwege moet blijven. Dat is slechts zo indien de toename van de stikstofdepositie de natuurlijke kenmerken van het gebied kan aantasten. Dat vergt een ecologische beoordeling van de effecten van de depositietoename. Ook indien de kritische depositiewaarde voor het betreffende habibattype wordt overschreden, kan uit die beoordeling de zekerheid worden verkregen dat die aantasting niet zal plaatsvinden. Dit wordt bevestigd in een aantal recente uitspraken van de Afdeling.

De KDW is een risico-indicatie, maar verschaft geen zekerheid over de staat van een habitattype

Aan ieder stikstofgevoelig habitattype is een kritische depositiewaarde (KDW) toegekend. Dat is de grens waarboven het risico bestaat dat de kwaliteit van het habitattype significant wordt aangetast als gevolg van de stikstofdepositie. Voor de vraag of een toename van de depositie toelaatbaar is, wordt in eerste instantie dan ook naar eventuele overschrijdingen van de KDW gekeken. In de jurisprudentie van vóór de PAS-uitspraken (bijvoorbeeld deze uitspraak) werd al de hoofdregel gehanteerd dat een overschrijding van de KDW weliswaar betekent dat het risico op significante aantasting bestaat, maar niet dat die aantasting ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Ook bij een overschrijding van de KDW kan een habitattype dus in goede staat verkeren.

Een overschrijding van de KDW betekent volgens dezelfde hoofdregel wel dat significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied niet langer op voorhand kunnen worden uitgesloten. Dat betekent dat steeds een ecologisch (voor)onderzoek zal moeten worden verricht om de staat van het habitattype en de gevolgen van de depositietoename in kaart te brengen. Blijkt daaruit dat significante gevolgen niet kunnen worden uitgesloten, dan moet een passende beoordeling worden gemaakt in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. In dat geval kan slechts toestemming worden verleend indien de passende beoordeling aantoont dat de natuurlijke kenmerken niet zullen worden aangetast.

Ecologische beoordeling kan ook bij overschrijding van de KDW toelaatbaarheid aantonen

In een aantal recente uitspraken heeft de Afdeling in lijn met het voorgaande geoordeeld dat een project doorgang kon vinden, ondanks het feit dat daarmee een toename van de stikstofdepositie gepaard ging op habitattypen in Natura 2000-gebieden waarvan de KDW al overschreden werd.

  • In de uitspraak van 11 maart 2020 oordeelt de Afdeling over het bestemmingsplan inzake de Pallas-reactor in de gemeente Schagen. Een appellant stelde dat niet kan worden uitgesloten dat het plan tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het nabijgelegen Natura 2000-gebied zal leiden, nu het een depositietoename veroorzaakt en de KDW al wordt overschreden. Die optelsom volgt de Afdeling niet. Nu uit de passende beoordeling volgde dat geen aantasting zal optreden, hadden de appellanten deze conclusie inhoudelijk (bijvoorbeeld met een tegenrapport) moeten betwisten.
  • In de uitspraak van 22 april 2020 oordeelt de Afdeling dat ook de versterking van de Markermeerdijken mag doorgaan. Een aantal appellanten had beroep ingesteld tegen het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland goedkeuring hadden verleend aan het projectplan dat in deze werken voorziet. Een van hen voerde aan dat een overschrijding van de KDW betekent dat iedere toename van de depositie de natuurlijke kenmerken aantast, omdat het een noodzakelijke afname van de depositie in de weg zit. Ook in dit geval volgde uit de passende beoordeling dat die aantasting niet zou optreden. De conclusies daarvan waren onvoldoende inhoudelijk bestreden, zodat de Afdeling oordeelt dat het besluit in redelijkheid genomen had mogen worden.
  • Ook op 22 april 2020 deed de Afdeling uitspraak over een bestemmingsplan van de gemeente Schagen, dat voorzag in een enkele nieuwe woning op gronden die in het vorige bestemmingsplan als “Tuin” waren bestemd. Uit de AERIUS-berekening bleek dat het project in de gebruiksfase niet met stikstofdepositie gepaard ging, maar in de aanlegfase wel. Hoewel die toename onder meer zou plaatsvinden op een habitattype waar de depositie al twee keer zo hoog was als de KDW, blijft het bestemmingsplan in stand. Uit een natuurtoets volgde dat de tijdelijke en beperkte toename van de stikstofdepositie geen significante gevolgen zou hebben voor de habitattypen. De Afdeling zag in hetgeen de appellant had aangevoerd geen aanleiding om aan deze conclusie te twijfelen.

De uitspraken laten opnieuw zien dat een ecologische (voor)toets uitkomst kan bieden bij plannen die tot een toename van de stikstofdepositie leiden. Zelfs indien voor het betreffende habitattype de KDW wordt overschreden, kan daarmee inzichtelijk worden gemaakt dat significante gevolgen achterwege zullen blijven.

Indien een activiteit leidt tot een toename van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, brengt dat niet in alle gevallen met zich dat toestemmingverlening achterwege moet blijven. Dat is slechts zo indien de toename van de stikstofdepositie de natuurlijke kenmerken van het gebied kan aantasten. Dat vergt een ecologische beoordeling van de effecten van de depositietoename. Ook indien de kritische depositiewaarde voor het betreffende habibattype wordt overschreden, kan uit die beoordeling de zekerheid worden verkregen dat die aantasting niet zal plaatsvinden. Dit wordt bevestigd in een aantal recente uitspraken van de Afdeling.

De KDW is een risico-indicatie, maar verschaft geen zekerheid over de staat van een habitattype

Aan ieder stikstofgevoelig habitattype is een kritische depositiewaarde (KDW) toegekend. Dat is de grens waarboven het risico bestaat dat de kwaliteit van het habitattype significant wordt aangetast als gevolg van de stikstofdepositie. Voor de vraag of een toename van de depositie toelaatbaar is, wordt in eerste instantie dan ook naar eventuele overschrijdingen van de KDW gekeken. In de jurisprudentie van vóór de PAS-uitspraken (bijvoorbeeld deze uitspraak) werd al de hoofdregel gehanteerd dat een overschrijding van de KDW weliswaar betekent dat het risico op significante aantasting bestaat, maar niet dat die aantasting ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Ook bij een overschrijding van de KDW kan een habitattype dus in goede staat verkeren.

Een overschrijding van de KDW betekent volgens dezelfde hoofdregel wel dat significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied niet langer op voorhand kunnen worden uitgesloten. Dat betekent dat steeds een ecologisch (voor)onderzoek zal moeten worden verricht om de staat van het habitattype en de gevolgen van de depositietoename in kaart te brengen. Blijkt daaruit dat significante gevolgen niet kunnen worden uitgesloten, dan moet een passende beoordeling worden gemaakt in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. In dat geval kan slechts toestemming worden verleend indien de passende beoordeling aantoont dat de natuurlijke kenmerken niet zullen worden aangetast.

Ecologische beoordeling kan ook bij overschrijding van de KDW toelaatbaarheid aantonen

In een aantal recente uitspraken heeft de Afdeling in lijn met het voorgaande geoordeeld dat een project doorgang kon vinden, ondanks het feit dat daarmee een toename van de stikstofdepositie gepaard ging op habitattypen in Natura 2000-gebieden waarvan de KDW al overschreden werd.

  • In de uitspraak van 11 maart 2020 oordeelt de Afdeling over het bestemmingsplan inzake de Pallas-reactor in de gemeente Schagen. Een appellant stelde dat niet kan worden uitgesloten dat het plan tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het nabijgelegen Natura 2000-gebied zal leiden, nu het een depositietoename veroorzaakt en de KDW al wordt overschreden. Die optelsom volgt de Afdeling niet. Nu uit de passende beoordeling volgde dat geen aantasting zal optreden, hadden de appellanten deze conclusie inhoudelijk (bijvoorbeeld met een tegenrapport) moeten betwisten.
  • In de uitspraak van 22 april 2020 oordeelt de Afdeling dat ook de versterking van de Markermeerdijken mag doorgaan. Een aantal appellanten had beroep ingesteld tegen het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland goedkeuring hadden verleend aan het projectplan dat in deze werken voorziet. Een van hen voerde aan dat een overschrijding van de KDW betekent dat iedere toename van de depositie de natuurlijke kenmerken aantast, omdat het een noodzakelijke afname van de depositie in de weg zit. Ook in dit geval volgde uit de passende beoordeling dat die aantasting niet zou optreden. De conclusies daarvan waren onvoldoende inhoudelijk bestreden, zodat de Afdeling oordeelt dat het besluit in redelijkheid genomen had mogen worden.
  • Ook op 22 april 2020 deed de Afdeling uitspraak over een bestemmingsplan van de gemeente Schagen, dat voorzag in een enkele nieuwe woning op gronden die in het vorige bestemmingsplan als “Tuin” waren bestemd. Uit de AERIUS-berekening bleek dat het project in de gebruiksfase niet met stikstofdepositie gepaard ging, maar in de aanlegfase wel. Hoewel die toename onder meer zou plaatsvinden op een habitattype waar de depositie al twee keer zo hoog was als de KDW, blijft het bestemmingsplan in stand. Uit een natuurtoets volgde dat de tijdelijke en beperkte toename van de stikstofdepositie geen significante gevolgen zou hebben voor de habitattypen. De Afdeling zag in hetgeen de appellant had aangevoerd geen aanleiding om aan deze conclusie te twijfelen.

De uitspraken laten opnieuw zien dat een ecologische (voor)toets uitkomst kan bieden bij plannen die tot een toename van de stikstofdepositie leiden. Zelfs indien voor het betreffende habitattype de KDW wordt overschreden, kan daarmee inzichtelijk worden gemaakt dat significante gevolgen achterwege zullen blijven.

Gerelateerde expertises