Openbaarmaking of bescherming persoonlijke levenssfeer?

 6 november 2019 | Nieuws

Door middel van de Wob kan iedereen verzoeken om openbaarmaking van informatie die bij de overheid berust. Er zijn wel gronden waarop openbaarmaking van documenten achterwege kan blijven. Dit is onder andere het geval wanneer de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang om de documenten openbaar te maken. Nu kan er in dit verband een spanningsveld zijn tussen enerzijds de privacy van een bestuurder of ambtenaar en anderzijds de gevraagde openbaarmaking van een integriteitsrapport. Hierover zijn dit jaar twee belangrijke uitspraken gedaan.

De eerste uitspraak is van de Afdeling van 9 januari 2019. Appellant had verzocht het rapport over het integriteitsonderzoek naar een ambtenaar openbaar te maken. In dit verband is van belang dat het rapport deels betrekking op de integriteit van de ambtenaar had en ziet op het persoonlijk functioneren met betrekking tot zijn functie. De eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de belanghebbende staat daarom volgens de Afdeling in de weg aan openbaarmaking van het rapport. Echter, mocht het rapport niet integraal worden geweigerd, omdat er ook onderdelen zijn die zien op het handelen van de gemeente.

Namen van medewerkers

Voorafgaand aan een uitspraak van de Afdeling van 25 september 2019 voerde appellante aan dat openbaarmaking van het dossier in het belang is ter controle op de integriteit van de besluitvorming. Appellante vermoedde dat de besluitvorming negatief beïnvloed is door de afgunst van een aantal medewerkers richting haar en haar gemachtigde. Om dit te controleren vroeg zij om de openbaarmaking van de namen van de medewerkers in de opgevraagde dossiers. De Afdeling herhaalt haar rechtspraak van 31 januari 2018 waarin is overwogen dat de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich verzet tegen de openbaarmaking van namen van medewerkers die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden, tenzij de indiener van het desbetreffende Wob-verzoek aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van de openbaarheid in een concreet geval zwaarder weegt. In dit geval kan appellante volgens de Afdeling met de wel openbaar gemaakte informatie ook onderzoeken of er objectief door het college is beslist. Het college mocht het openbaar maken van de namen dan ook weigeren

Door middel van de Wob kan iedereen verzoeken om openbaarmaking van informatie die bij de overheid berust. Er zijn wel gronden waarop openbaarmaking van documenten achterwege kan blijven. Dit is onder andere het geval wanneer de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang om de documenten openbaar te maken. Nu kan er in dit verband een spanningsveld zijn tussen enerzijds de privacy van een bestuurder of ambtenaar en anderzijds de gevraagde openbaarmaking van een integriteitsrapport. Hierover zijn dit jaar twee belangrijke uitspraken gedaan.

De eerste uitspraak is van de Afdeling van 9 januari 2019. Appellant had verzocht het rapport over het integriteitsonderzoek naar een ambtenaar openbaar te maken. In dit verband is van belang dat het rapport deels betrekking op de integriteit van de ambtenaar had en ziet op het persoonlijk functioneren met betrekking tot zijn functie. De eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de belanghebbende staat daarom volgens de Afdeling in de weg aan openbaarmaking van het rapport. Echter, mocht het rapport niet integraal worden geweigerd, omdat er ook onderdelen zijn die zien op het handelen van de gemeente.

Namen van medewerkers

Voorafgaand aan een uitspraak van de Afdeling van 25 september 2019 voerde appellante aan dat openbaarmaking van het dossier in het belang is ter controle op de integriteit van de besluitvorming. Appellante vermoedde dat de besluitvorming negatief beïnvloed is door de afgunst van een aantal medewerkers richting haar en haar gemachtigde. Om dit te controleren vroeg zij om de openbaarmaking van de namen van de medewerkers in de opgevraagde dossiers. De Afdeling herhaalt haar rechtspraak van 31 januari 2018 waarin is overwogen dat de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich verzet tegen de openbaarmaking van namen van medewerkers die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden, tenzij de indiener van het desbetreffende Wob-verzoek aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van de openbaarheid in een concreet geval zwaarder weegt. In dit geval kan appellante volgens de Afdeling met de wel openbaar gemaakte informatie ook onderzoeken of er objectief door het college is beslist. Het college mocht het openbaar maken van de namen dan ook weigeren