Overheden: wees je bewust van de verplichtingen uit de Wet basisregistratie ondergrond

16 april 2020 | Blog

Elektriciteitskabels, gasleidingen, glasvezelnetwerken, ondergronds transport, de opslag van CO2 en warmte- en koudeopslag… Zo kunnen we nog wel even doorgaan met de opsomming van alle werken die zich op dit moment in de ondergrond bevinden. In een vorige blog schreven wij het al: het wordt steeds drukker in de Nederlandse ondergrond. Voor het plaatsen en onderhouden van deze werken is het van belang dat we kennis van de ondergrond hebben, maar dit belang reikt verder dan dat. Voor de aanpak van maatschappelijke opgaven zoals de energietransitie, de woningbouwopgave, de aanleg van infrastructuur en de realisatie van werken in het kader van waterveiligheid moet de bovengrond intensief gebruikt worden en gedegen kennis van de ondergrond is daarvoor cruciaal. Die kennis moet beter gewaarborgd worden met de Wet Basisregistratie Ondergrond (hierna: “Wet BRO”) die sinds 1 januari 2018 van kracht is.

In de contracten die overheden sluiten met ontwikkelaars en aannemers is naar onze ervaring weinig tot geen aandacht voor de Wet BRO, terwijl dat wel belangrijk kan zijn. Het gebruik van de Wet BRO kan namelijk verschil maken als overheden aansprakelijk worden gesteld uit hoofde van onzorgvuldig handelen. Bij het geven van opdrachten tot het aanleggen van werken (zoals het aanleggen van een weg), doen overheden er daarom verstandig aan om in contracten vast te leggen dat:

  • Opdrachtnemers de Landelijke Voorziening Basisregistratie Ondergrond (hierna: “LV BRO”) moeten raadplegen en de relevante gegevens die in de BRO als ‘authentiek’ aangemerkt zijn, moeten gebruiken;
  • Opdrachtnemers verplicht zijn om namens de betrokken overheid bij gerede twijfel over de juistheid van gegevens in de LV BRO onder opgaaf van redenen melding te doen volgens de daarvoor geldende procedure;
  • Ondergrondgegevens die opdrachtnemers in het kader van de werkzaamheden inwinnen, moeten voldoen aan het format van de LV BRO;
  • Opdrachtnemers de ingewonnen ondergrondgegevens binnen 20 werkdagen in de daartoe bestemde elektronische vorm aangeleverd moeten hebben bij de LV BRO;
  • Opdrachtnemers de betrokken overheid zullen vrijwaren voor aanspraken van derden tot vergoeding van schade als de aan de LV BRO geleverde gegevens onjuist blijken te zijn vanwege aan de opdrachtnemers toe te rekenen oorzaken.

Lees in dit blog meer over de verplichtingen die gelden op grond van de Wet BRO.

Waarom is er de BRO?

Vóór inwerkingtreding van de Wet BRO was informatie over de geologische en bodemkundige opbouw van de ondergrond versnipperd te vinden, was aanlevering van dergelijke informatie aan de verschillende datasystemen niet verplicht en werd deze informatie ook niet altijd even goed bewaard. Het gevolg daarvan was dat bodemonderzoeken onnodig dubbel uitgevoerd moesten worden en er door een gebrekkige informatievoorziening soms informatie over de ondergrond gemist werd, met alle gevolgen van dien. De Wet BRO moet aan die situatie een einde maken door één basisregistratie in te voeren die door bestuursorganen verplicht gebruikt moet worden en waar bestuursorganen verplicht resultaten van onderzoeken naar de ondergrond voor moeten aanleveren.

De basisregistratie ondergrond (hierna: “BRO”) moet daarmee ook een waarborg bieden voor zorgvuldig overheidshandelen. Gebruikt het bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn publieke taak de authentieke gegevens uit de BRO en neemt het daarbij de zorgvuldigheid in acht die kan worden gevergd (wat bijvoorbeeld wil zeggen: het controleren van de authentieke gegevens op juistheid), dan handelt het bestuursorgaan in zoverre zorgvuldig (zie Kamerstukken II 2013/14, 33839, 3, p. 25).

Wat staat er in de BRO?

De gegevens die aan de BRO moeten worden aangeleverd zijn onder te verdelen in vier hoofdcategorieën: verkenningen, gebruiksrechten, ondergrondse constructies en authentieke modellen. In elke categorie is een aantal soorten registratieobjecten te onderkennen, zoals het registratieobject ‘booronderzoek’ binnen de categorie ‘verkenningen’ (art. 2.1.3. van het Besluit BRO). Met betrekking tot de registratieobjecten worden in het Besluit BRO bepaalde documenten – in tranches – aangewezen als ‘brondocumenten’. Deze brondocumenten vormen de feitelijke inhoud van de BRO. Belangrijk om in dat verband te vermelden is dat brondocumenten uitsluitend gegevens zullen bevatten die door of in opdracht van bestuursorganen zijn verzameld.

Hoewel de BRO tot doel heeft om één database te creëren voor informatie over de ondergrond, is het belangrijk om voor ogen te houden dat niet álle informatie over de ondergrond is opgenomen in de BRO. Zo zal men er (nog) geen informatie vinden over kabels en leidingen, riolering, archeologie, niet gesprongen explosieven en ondergrondse topografie (denk aan: informatie over parkeergarages, metrostations en ondergrondse afvalcontainers). Denkbaar is wel dat er in de toekomst onderdelen aan de BRO toegevoegd worden. Zo wordt op dit moment onderzocht of gegevens over PFAS opgenomen kunnen worden in de BRO.

Hoe werkt de BRO?

Op hoofdlijnen werkt het systeem van de BRO als volgt. Als een bestuursorgaan bij de uitvoering van een wettelijke taak of bij het verrichten van werkzaamheden een zogenaamd (in het Besluit BRO aangewezen) ‘brondocument’ ontvangt, moet het bestuursorgaan dat brondocument via het zogenoemde bronhouderportaal aanleveren bij de Minister van BZK. De Minister moet vervolgens zorgdragen voor het inschrijven van dit brondocument in het register brondocumenten ondergrond. Als feitelijk beheerder van de registratie, zal TNO vervolgens de in het brondocument vervatte gegevens in de registratie ondergrond opnemen.

De verantwoordelijkheid om brondocumenten aan te leveren ligt bij de bronhouders (bestuursorganen van gemeenten, provincies en waterschappen en in enkele gevallen de Minister). Bronhouders kunnen echter ook een andere partij opdragen om namens het bestuursorgaan gegevens te leveren aan de BRO, bijvoorbeeld door middel van een vergunningvoorschrift of als onderdeel van een overeenkomst die wordt gesloten na een aanbesteding (zie Stb. 2017, 421, p. 7).

Wanneer een bestuursorgaan in de uitoefening van een publiekrechtelijke taak een gegeven nodig heeft dat als authentiek gegeven in de BRO is opgenomen, dan moet het bestuursorgaan dat gegeven in beginsel gebruiken. Die verplichting geldt niet alleen bij publiekrechtelijke besluitvorming door bestuursorganen, maar ook bij privaatrechtelijk en feitelijk handelen van overheden zoals het geven van een opdracht tot het aanleggen van een weg. Houd daar als overheid dan ook rekening mee bij het contracteren van een opdrachtnemer.

Om de kwaliteit van de BRO te waarborgen kent de BRO de plicht voor, in hoofdzaak, bestuursorganen om het aan de Minister (als houder van de basisadministratie) te melden als zij twijfelen aan de juistheid of het ontbreken van een authentiek gegeven in de basisadministratie (de terugmeldplicht). Naast deze terugmeldplicht heeft een ieder de mogelijkheid om bij gerede twijfel over de juistheid van een in de registratie ondergrond opgenomen authentiek gegeven over een verkenning, gebruiksrecht of constructie of bij het ontbreken van een dergelijk gegeven, de Minister te verzoeken dat gegeven te wijzigen, op te nemen of ongeldig te verklaren. Op die manier is in de BRO een zelfcorrectiemechanisme ingebouwd.

Les: Gebruik de BRO

Met dit blog hebben wij in het kort de inhoud en werking van de Wet BRO willen schetsen. De BRO is niet alleen uit praktisch oogpunt van groot belang voor overheden, maar het gebruik van de BRO kan ook in de weg staan aan een succesvolle aansprakelijkstelling wegens onzorgvuldig overheidshandelen. Let als overheid dus goed op de verplichtingen uit de Wet BRO en handel daarnaar.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven