Relevante arbeidsrechtelijke uitspraken van de Hoge Raad (resp. conclusies A-G) - juli 2021 – januari 2022

 6 januari 2022 | Publicatie

In het overzicht hieronder vindt u een overzicht van de uitspraken en conclusies A-G van de Hoge Raad op Arbeidsrechtelijk gebied, periode juli 2021 – januari 2022.

Vrijwilliger komt in dit geval geen beroep toe op (analoge) toepassing van art. 7:658 lid 4 BW

(Hoge Raad 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1953)

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep (art. 81 RO) tegen het oordeel van het hof in de Kerstboomvalpartij-zaak. Het betrof een vrijwilligersorganisatie die jaarlijks een kerstboom in de dorpskern plaatste. Een vrijwilliger is uit de 6 meter hoge kerstboom gevallen (met zwaar lichamelijk en blijvend letsel als gevolg). Het hof achtte de vrijwilligersorganisatie aansprakelijk op grond van art. 6:162 BW, waarbij de vrijwilliger voor 25% eigen schuld viel te verwijten (art. 6:101 BW). De vrijwilliger doet een beroep op art. 7:658 lid 4 BW. De P-G concludeert dat art. 7:658 lid 4 BW rechtstreekse toepassing mist en het ‘of we nu kijken naar de vraag of de vrijwilliger voldoende gelijkenis vertoont met een werknemer of naar de vraag of er reden is om de organisatie op één lijn te stellen met een werkgever’, uiteindelijk op hetzelfde neer komt. Bij de verhouding tussen de organisatie en de vrijwilliger past in deze situatie geen regime van werkgeversaansprakelijkheid.

Geen nadere onderzoeksplicht werkgever bij ontslagname werknemer met psychische klachten  

(Hoge Raad 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1669)

Naar het oordeel van het hof is onvoldoende aannemelijk geworden dat onderzoek door de werkgever zou hebben uitgewezen dat de wil om ontslag te nemen bij de werknemer in werkelijkheid ontbrak, zodat voor de uitkomst van de zaak uiteindelijk niet van belang was dat de werkgever had nagelaten onderzoek te doen. Opmerking verdient nog, aldus de HR, dat in hetgeen het hof ten overvloede heeft overwogen, besloten ligt dat volgens het hof van de werkgever in de omstandigheden van dit geval wel had mogen worden verwacht dat zij navraag bij de werknemer deed.

Bedrijfseconomisch ontslag bij ziekte na afwijzing ontslagvergunning maar voor ontbindingsprocedure

(Conclusie A-G 1 november 2021, ECLI:NL:PHR:2021:1014)

De uitzondering op het opzegverbod bij ziekte na een UWV-procedure (art. 7:670 lid 1 sub b BW) werkt niet door naar de ontbindingsprocedure bij de rechter.

Artikel 9a WAADI kan gelden voor zelfstandigen die bij de inlener in dienst willen treden

(Conclusie A-G 29 oktober 2021, ECLI:NL:PHR:2021:1024)

Het belemmeringsverbod van art. 9a WAADI is niet ‘onverminderd van toepassing’ op een overeenkomst van opdracht tussen de zzp’er en de uitlener. Richtlijnconforme uitleg brengt mee dat dat (alleen) wel het geval kan zijn als de zelfstandige is te beschouwen als ‘uitzendkracht’ in de zin van artikel 3 van de Uitzendrichtlijn (Richtlijn 2008/104/EG). (In het Focus on Human arrest (HR 14 april 2017, ging het om de vraag of het belemmeringsverbod ook geldt als een werknemer na terbeschikkingstelling als zelfstandige voor de inlener gaat werken).

(Geen) verzekeringsplicht opdrachtgever voor verkeersongevallen zzp-er

(Hoge Raad 17 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1267)

De Hoge Raad laat het oordeel van het hof in stand, inhoudende dat de opdrachtgever niet verplicht was een verzekering voor verkeersongevallen af te sluiten voor een zzp’er, omdat hij zich niet bevond in een met de eigen werknemers van de opdrachtgever vergelijkbare positie. Daardoor komt de Hoge Raad niet toe aan het betoog van de verzekeraar in incidenteel appel, dat er geen ruimte is voor een dergelijke verzekeringsplicht. De P-G (Hartlief) concludeerde dat een dergelijke verzekeringsplicht vergaande rechtsvormende inspanningen van de Hoge Raad vergt, hetgeen hij aangewezen noch verstandig acht. De wetgever dient de vraag te beantwoorden of zelfstandigen door hun opdrachtgever moeten worden beschermd tegen het risico van een verkeersongeval tijdens het uitvoeren van hun opdracht en zo ja, hoe en in welke mate.

In het overzicht hieronder vindt u een overzicht van de uitspraken en conclusies A-G van de Hoge Raad op Arbeidsrechtelijk gebied, periode juli 2021 – januari 2022.

Vrijwilliger komt in dit geval geen beroep toe op (analoge) toepassing van art. 7:658 lid 4 BW

(Hoge Raad 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1953)

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep (art. 81 RO) tegen het oordeel van het hof in de Kerstboomvalpartij-zaak. Het betrof een vrijwilligersorganisatie die jaarlijks een kerstboom in de dorpskern plaatste. Een vrijwilliger is uit de 6 meter hoge kerstboom gevallen (met zwaar lichamelijk en blijvend letsel als gevolg). Het hof achtte de vrijwilligersorganisatie aansprakelijk op grond van art. 6:162 BW, waarbij de vrijwilliger voor 25% eigen schuld viel te verwijten (art. 6:101 BW). De vrijwilliger doet een beroep op art. 7:658 lid 4 BW. De P-G concludeert dat art. 7:658 lid 4 BW rechtstreekse toepassing mist en het ‘of we nu kijken naar de vraag of de vrijwilliger voldoende gelijkenis vertoont met een werknemer of naar de vraag of er reden is om de organisatie op één lijn te stellen met een werkgever’, uiteindelijk op hetzelfde neer komt. Bij de verhouding tussen de organisatie en de vrijwilliger past in deze situatie geen regime van werkgeversaansprakelijkheid.

Geen nadere onderzoeksplicht werkgever bij ontslagname werknemer met psychische klachten  

(Hoge Raad 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1669)

Naar het oordeel van het hof is onvoldoende aannemelijk geworden dat onderzoek door de werkgever zou hebben uitgewezen dat de wil om ontslag te nemen bij de werknemer in werkelijkheid ontbrak, zodat voor de uitkomst van de zaak uiteindelijk niet van belang was dat de werkgever had nagelaten onderzoek te doen. Opmerking verdient nog, aldus de HR, dat in hetgeen het hof ten overvloede heeft overwogen, besloten ligt dat volgens het hof van de werkgever in de omstandigheden van dit geval wel had mogen worden verwacht dat zij navraag bij de werknemer deed.

Bedrijfseconomisch ontslag bij ziekte na afwijzing ontslagvergunning maar voor ontbindingsprocedure

(Conclusie A-G 1 november 2021, ECLI:NL:PHR:2021:1014)

De uitzondering op het opzegverbod bij ziekte na een UWV-procedure (art. 7:670 lid 1 sub b BW) werkt niet door naar de ontbindingsprocedure bij de rechter.

Artikel 9a WAADI kan gelden voor zelfstandigen die bij de inlener in dienst willen treden

(Conclusie A-G 29 oktober 2021, ECLI:NL:PHR:2021:1024)

Het belemmeringsverbod van art. 9a WAADI is niet ‘onverminderd van toepassing’ op een overeenkomst van opdracht tussen de zzp’er en de uitlener. Richtlijnconforme uitleg brengt mee dat dat (alleen) wel het geval kan zijn als de zelfstandige is te beschouwen als ‘uitzendkracht’ in de zin van artikel 3 van de Uitzendrichtlijn (Richtlijn 2008/104/EG). (In het Focus on Human arrest (HR 14 april 2017, ging het om de vraag of het belemmeringsverbod ook geldt als een werknemer na terbeschikkingstelling als zelfstandige voor de inlener gaat werken).

(Geen) verzekeringsplicht opdrachtgever voor verkeersongevallen zzp-er

(Hoge Raad 17 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1267)

De Hoge Raad laat het oordeel van het hof in stand, inhoudende dat de opdrachtgever niet verplicht was een verzekering voor verkeersongevallen af te sluiten voor een zzp’er, omdat hij zich niet bevond in een met de eigen werknemers van de opdrachtgever vergelijkbare positie. Daardoor komt de Hoge Raad niet toe aan het betoog van de verzekeraar in incidenteel appel, dat er geen ruimte is voor een dergelijke verzekeringsplicht. De P-G (Hartlief) concludeerde dat een dergelijke verzekeringsplicht vergaande rechtsvormende inspanningen van de Hoge Raad vergt, hetgeen hij aangewezen noch verstandig acht. De wetgever dient de vraag te beantwoorden of zelfstandigen door hun opdrachtgever moeten worden beschermd tegen het risico van een verkeersongeval tijdens het uitvoeren van hun opdracht en zo ja, hoe en in welke mate.