Twee maanden onder de nieuwe Stikstofwet: geen vergunningplicht meer in de bouwfase

 7 september 2021 | Blog

Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden. Met de wet wordt nadere uitwerking gegeven aan de structurele aanpak van de stikstofproblematiek, die het kabinet eerder al presenteerde.

Een belangrijk verschil met het Programma Aanpak Stikstof, dat in mei 2019 bij de bestuursrechter sneuvelde, is dat de wet geen systeem voor de toekenning van ontwikkelruimte bevat. Wel is voorzien in een vrijstelling van de vergunningplicht voor bouwactiviteiten. Dat betekent dat slechts voor de gebruiksfase van nieuwe projecten nog een natuurvergunning is vereist. Lees in dit blog meer over de vrijstelling voor de bouw en de drie resultaatsverplichtingen voor overheden. 

Vrijstelling voor de bouw

De nieuwe stikstofwet strekt tot een wijziging van de Wet natuurbescherming. In het nieuwe artikel 2.9a van die wet is nu geregeld dat de gevolgen van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden die wordt veroorzaakt door activiteiten van de bouwsector (aan te wijzen in een algemene maatregel van bestuur), buiten beschouwing blijven voor de toepassing van de vergunningplicht. Die algemene maatregel van bestuur is het eveneens gewijzigde Besluit natuurbescherming, waarin de aanwijzing in artikel 2.5 is geregeld. De vrijstelling geldt voor bouw- of sloopwerkzaamheden aan een bouwwerk en voor het aanleggen, veranderen of verwijderen van een werk. Hieronder vallen ook de vervoersbewegingen van het (bouw)verkeer dat met deze activiteiten samenhangt. Voor de gebruiksfase blijft de vergunningplicht onveranderd.

Met de vrijstelling neemt de wetgever een juridisch risico. Uit de Habitatrichtlijn volgt namelijk dat ieder project dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, aan een beoordeling moet worden onderworpen. De wetswijziging steunt op de gedachte dat de bouw een tijdelijke en zeer geringe bijdrage levert aan de stikstofdepositie in Nederland, zodat significante gevolgen zijn uitgesloten. Het is wachten op het oordeel van de rechter: over de wetswijziging zijn op het moment van schrijven nog geen uitspraken gedaan.

Resultaatverplichting voor de overheid omtrent de afname van stikstofbelasting

De wet bevat daarnaast drie resultaatsverplichtingen voor stikstofreductie. In 2025 moet minimaal 40% van het areaal van de stikstofgevoelige natuur in beschermde Natura 2000-gebieden een gezond stikstofniveau hebben. In 2030 moet dat minimaal 50% zijn, en in 2035 minimaal 74%. De wet verplicht de minister om een programma van maatregelen vast te stellen om deze waarden te bereiken. Vervolgens moeten de provinciebesturen aan de slag met gebiedsgerichte uitwerkingen van het programma. In dat verband zijn ook monitorings- en bijstellingsverplichtingen geregeld.

Opdracht tot legalisering PAS-meldingen

Tot slot heeft de minister in de nieuwe stikstofwet de opdracht gekregen om tezamen met de provinciebesturen zorg te dragen voor het legaliseren van projecten die onder de zogeheten PAS-meldingen vielen. Ook voor deze activiteiten dient zij een programma vast te stellen, waarin mitigerende of compenserende maatregelen uiteengezet worden om deze legalisering mogelijk te maken. Deze maatregelen moeten volgens de wet binnen drie jaar na vaststelling van het programma worden getroffen.

Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden. Met de wet wordt nadere uitwerking gegeven aan de structurele aanpak van de stikstofproblematiek, die het kabinet eerder al presenteerde.

Een belangrijk verschil met het Programma Aanpak Stikstof, dat in mei 2019 bij de bestuursrechter sneuvelde, is dat de wet geen systeem voor de toekenning van ontwikkelruimte bevat. Wel is voorzien in een vrijstelling van de vergunningplicht voor bouwactiviteiten. Dat betekent dat slechts voor de gebruiksfase van nieuwe projecten nog een natuurvergunning is vereist. Lees in dit blog meer over de vrijstelling voor de bouw en de drie resultaatsverplichtingen voor overheden. 

Vrijstelling voor de bouw

De nieuwe stikstofwet strekt tot een wijziging van de Wet natuurbescherming. In het nieuwe artikel 2.9a van die wet is nu geregeld dat de gevolgen van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden die wordt veroorzaakt door activiteiten van de bouwsector (aan te wijzen in een algemene maatregel van bestuur), buiten beschouwing blijven voor de toepassing van de vergunningplicht. Die algemene maatregel van bestuur is het eveneens gewijzigde Besluit natuurbescherming, waarin de aanwijzing in artikel 2.5 is geregeld. De vrijstelling geldt voor bouw- of sloopwerkzaamheden aan een bouwwerk en voor het aanleggen, veranderen of verwijderen van een werk. Hieronder vallen ook de vervoersbewegingen van het (bouw)verkeer dat met deze activiteiten samenhangt. Voor de gebruiksfase blijft de vergunningplicht onveranderd.

Met de vrijstelling neemt de wetgever een juridisch risico. Uit de Habitatrichtlijn volgt namelijk dat ieder project dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, aan een beoordeling moet worden onderworpen. De wetswijziging steunt op de gedachte dat de bouw een tijdelijke en zeer geringe bijdrage levert aan de stikstofdepositie in Nederland, zodat significante gevolgen zijn uitgesloten. Het is wachten op het oordeel van de rechter: over de wetswijziging zijn op het moment van schrijven nog geen uitspraken gedaan.

Resultaatverplichting voor de overheid omtrent de afname van stikstofbelasting

De wet bevat daarnaast drie resultaatsverplichtingen voor stikstofreductie. In 2025 moet minimaal 40% van het areaal van de stikstofgevoelige natuur in beschermde Natura 2000-gebieden een gezond stikstofniveau hebben. In 2030 moet dat minimaal 50% zijn, en in 2035 minimaal 74%. De wet verplicht de minister om een programma van maatregelen vast te stellen om deze waarden te bereiken. Vervolgens moeten de provinciebesturen aan de slag met gebiedsgerichte uitwerkingen van het programma. In dat verband zijn ook monitorings- en bijstellingsverplichtingen geregeld.

Opdracht tot legalisering PAS-meldingen

Tot slot heeft de minister in de nieuwe stikstofwet de opdracht gekregen om tezamen met de provinciebesturen zorg te dragen voor het legaliseren van projecten die onder de zogeheten PAS-meldingen vielen. Ook voor deze activiteiten dient zij een programma vast te stellen, waarin mitigerende of compenserende maatregelen uiteengezet worden om deze legalisering mogelijk te maken. Deze maatregelen moeten volgens de wet binnen drie jaar na vaststelling van het programma worden getroffen.