Uitgangspunten voor toekomstbestendige acute zorg

 8 maart 2022 | Blog

Bij de brief van 22 februari 2022 heeft minister Kuipers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (‘VWS’) een aantal uitgangspunten geschetst van waaruit hij de verdere beleidsvorming rond de acute zorg wil gaan vormgeven. Aanleiding voor de herinrichting van de acute zorg is de combinatie van een toenemende zorgvraag en schaarste op de arbeidsmarkt. In deze blog bespreek ik de zeven uitgangspunten waarbinnen de herinrichting van de acute zorg volgens de minister zou moeten plaatsvinden en deel ik een aantal juridische observaties daarbij.

7 uitgangspunten voor toekomstbestendige acute zorg

1. Noodzaak samenwerking acute zorg

Allereerst wijst de minister van VWS op de noodzaak van samenwerking om de acute zorg in de toekomst “goed en toegankelijk te houden en om ervoor te zorgen dat patiënten snel op de juiste plek worden geholpen”. Daarbij gaat het bij acute zorg niet alleen om de spoedeisende hulp afdeling van een ziekenhuis, maar ook de acute huisartsenzorg, ambulancezorg, medisch specialistische zorg, verloskunde, acute psychiatrische zorg, farmaceutische zorg, wijkverpleging, hulpmiddelenzorg en thuiszorg. Ook is volgens de minister samenwerking nodig met partijen die kunnen voorkomen dat patiënten acute zorg nodig hebben en met partijen die ervoor kunnen zorgen dat patiënten weer snel uitstromen uit de keten van acute zorg, zoals aanbieders van langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning. Dat is geen controversiële gedachte.

2. Kwaliteit acute zorg

In de tweede plaats wijst de minister van VWS erop dat er sprake moet zijn van goede acute zorg, ongeacht de woonplaats van de patiënt. De minister van VWS geeft aan dat de inrichting van de acute zorg gebaseerd moet zijn op “medisch onderbouwde normen voor kwaliteit en veiligheid”. Hij schrijft dat “niet-medisch onderbouwde bereikbaarheidsnormen er niet toe [mogen] leiden dat er binnen Nederland ongelijkheid bestaat in de kwaliteit van de zorg die patiënten krijgen.” Hierbij lijkt de minister te doelen op de 45-minutennorm, een norm waarbij alle inwoners van Nederland binnen 45 minuten met een ambulance de spoedeisende hulp in een ziekenhuis moeten kunnen bereiken. Hierover wordt in de politiek al geruime tijd gediscussieerd.

3. Inzet personeel acute zorg

In de derde plaats geeft de minister van VWS aan dat de personeelsschaarste eisen stelt aan de inrichting van de acute zorg. De gedachte is dat zorgverleners optimaal moeten worden ingezet, bijvoorbeeld door het personeel in te zetten op de plek waar de zorgvraag hoog is. Daarmee wordt voorkomen dat zorgverleners op rustige plekken minder bekwaam worden en wordt ervoor gezorgd dat zoveel mogelijk mensen kunnen worden geholpen. Ook hier is volgens de minister samenwerking tussen de zorgaanbieders nodig en inzicht in wanneer en waar het druk is.

4. Data acute zorg

In de vierde plaats wijst de minister van VWS op het belang van data als basis voor de kwaliteit en inrichting van de acute zorg. Het is cruciaal dat zorgverleners onmiddellijk over medische gegevens van de patiënt kunnen beschikken. Ook geeft data inzicht in de kwaliteit van de geboden zorg en in de beschikbare kwaliteit. Deze informatie is volgens de minister “van belang voor zorgverzekeraars in het kader van hun zorgplicht, kan aanleiding zijn tot het maken van afspraken in het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ) over de beschikbaarheid van acute zorg of kan op korte termijn aanleiding geven tot het spreiden van patiënten.”

5. (Landelijke) zorgcoördinatie acute zorg

In de vijfde plaats geeft de minister van VWS aan dat zorgcoördinatie nodig is voor de juiste zorg op de juiste plek ten aanzien van acute maar niet levensbedreigende zorgvragen. Hiervoor is een “brede multidisciplinaire triage in een zorgcoördinatiecentrum” nodig. Dat zorgcoördinatiecentrum moet volgens de minister wel inzicht hebben in de actueel beschikbare capaciteit voor de verschillende zorgvragen. Die informatie is wat betreft de minister idealiter beschikbaar op grond van een landelijk systeem, zodat bij grote drukte in de regio ook inzicht bestaat in de capaciteit over de regiogrenzen heen.

6. Concentratie hoogcomplexe acute zorg

In de zesde plaats schrijft de minister in de brief dat het van belang is om hoogcomplexe acute zorg te concentreren om de kwaliteit daarvan te kunnen garanderen. Aanleiding hiervoor is de personeelsschaarste en het feit dat de kwaliteit van de geleverde zorg door zorgverleners hoger is als zij vaker hoogcomplexe behandelingen uitvoeren. Verwacht wordt dat een mogelijke verschuiving of het verdwijnen van specifiek aanbod van (acute) zorg tot onzekerheid en onrust zal leiden bij lokale bestuurders en inwoners. De minister stelt in de brief alvast voor om (lokale) bestuurders en inwoners te betrekken bij een besluitvormingsprocedure omtrent de beschikbaarheid van acute zorg op een bepaalde locatie.

7. Doelmatige inrichting acute zorg

Tot slot stelt de minister dat de acute zorg zo doelmatig mogelijk moet worden ingericht. In de brief valt te lezen dat dit niet alleen betrekking heeft op doelmatige inzet van personeel, maar ook op een doelmatige inrichting van de nazorg, bijvoorbeeld door de inzet van medische technologie en het voortzetten van de zorg thuis.

Gevolgen verschuiving of verdwijning acute zorg

Mijn verwachting is dat met name de mogelijke verschuiving of zelfs verdwijning van specifiek aanbod van (acute) zorg in de praktijk tot (juridische) discussies zal leiden. Maar wie neemt nu eigenlijk formeel het besluit tot verschuiving of zelfs verdwijning van de acute zorg? Heeft iemand doorzettingsmacht?

De verantwoordelijkheid voor het aanbod van geneeskundige zorg is in Nederland diffuus geregeld. De minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. Voor sommige vormen van zorg is een vergunning op grond van de Wet bijzondere medische verrichtingen (‘Wbmv’) nodig, maar niet voor acute zorg. Zorgverzekeraars hebben jegens hun (natura)verzekerden een verplichting te zorgen dat zij hun verzekerde aanspraak kunnen waar maken. Het zorgaanbod zelf is voor het overgrote deel echter privaat, waarbij de zorgaanbieder over zijn eigen aanbod gaat. Die gespreide verantwoordelijkheid maakt reorganisatie van het zorglandschap moeilijk. Ook de minister van VWS geeft in zijn brief geen duidelijkheid over de vraag wie een eventueel besluit tot verschuiving of verdwijning van specifiek aanbod van (acute) zorg moet gaan nemen. Als de minister het moet doen, dan zal dat via de Wbmv moeten gebeuren. Gelet op de discussie over de concentratie van de kinderhartchirurgie zal dat niet zonder problemen verlopen. Indien de zorgverzekeraars een dergelijk besluit moeten nemen, dan zullen de zorgverzekeraars dat gezamenlijk moeten doen. In 2014 hebben zij dit geprobeerd, maar heeft de ACM dit tegengehouden (zie hier). Herschikking via bestuurlijke akkoorden is naar mijn waarneming tot op heden ook nog niet erg succesvol.

Verder vraag ik mij af hoe een besluit tot verschuiving of verdwijning van de acute zorg zich verhoudt tot het per 1 januari 2022 geldende artikel 3a Wkkgz en bijbehorend Uitvoeringsbesluit Wkkgz. Daarin wordt het een en ander geregeld over de acute zorg met het doel de “bereikbaarheid en beschikbaarheid van acute zorg en de voorbereiding op die zorg zo goed mogelijk te borgen door middel van onder meer een goede regionale samenwerking en afstemming met betrekking tot de acute zorg in alle regio’s.”  De focus ligt – kort gezegd – op instandhouding van de acute zorg. In het Uitvoeringsbesluit Wkkgz is geregeld dat als er geen zorgaanbod is, de zorgaanbieder verplicht kan worden, “voor zover dit redelijkerwijs van een aanbieder kan worden gevergd, aan de zorgverzekeraar de medewerking te verlenen die noodzakelijk is voor het realiseren van de zorgplicht van de zorgverzekeraar met betrekking tot de bereikbaarheid van de acute zorg.” (art. 8A.4 lid 2 Uitvoeringsbesluit Wkkgz). Daar waar het Uitvoeringsbesluit Wkkgz de nadruk legt op de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de acute zorg en instandhouding daarvan, bespreekt de minister in de brief van 22 februari juist de verschuiving of zelfs verdwijning daarvan.

De minister zal voor het zomerreces zijn plannen om te komen tot een toekomstbestendige acute zorg nader uitwerken en delen. Ik zal de ontwikkelingen in de gaten houden.

Bij de brief van 22 februari 2022 heeft minister Kuipers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (‘VWS’) een aantal uitgangspunten geschetst van waaruit hij de verdere beleidsvorming rond de acute zorg wil gaan vormgeven. Aanleiding voor de herinrichting van de acute zorg is de combinatie van een toenemende zorgvraag en schaarste op de arbeidsmarkt. In deze blog bespreek ik de zeven uitgangspunten waarbinnen de herinrichting van de acute zorg volgens de minister zou moeten plaatsvinden en deel ik een aantal juridische observaties daarbij.

7 uitgangspunten voor toekomstbestendige acute zorg

1. Noodzaak samenwerking acute zorg

Allereerst wijst de minister van VWS op de noodzaak van samenwerking om de acute zorg in de toekomst “goed en toegankelijk te houden en om ervoor te zorgen dat patiënten snel op de juiste plek worden geholpen”. Daarbij gaat het bij acute zorg niet alleen om de spoedeisende hulp afdeling van een ziekenhuis, maar ook de acute huisartsenzorg, ambulancezorg, medisch specialistische zorg, verloskunde, acute psychiatrische zorg, farmaceutische zorg, wijkverpleging, hulpmiddelenzorg en thuiszorg. Ook is volgens de minister samenwerking nodig met partijen die kunnen voorkomen dat patiënten acute zorg nodig hebben en met partijen die ervoor kunnen zorgen dat patiënten weer snel uitstromen uit de keten van acute zorg, zoals aanbieders van langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning. Dat is geen controversiële gedachte.

2. Kwaliteit acute zorg

In de tweede plaats wijst de minister van VWS erop dat er sprake moet zijn van goede acute zorg, ongeacht de woonplaats van de patiënt. De minister van VWS geeft aan dat de inrichting van de acute zorg gebaseerd moet zijn op “medisch onderbouwde normen voor kwaliteit en veiligheid”. Hij schrijft dat “niet-medisch onderbouwde bereikbaarheidsnormen er niet toe [mogen] leiden dat er binnen Nederland ongelijkheid bestaat in de kwaliteit van de zorg die patiënten krijgen.” Hierbij lijkt de minister te doelen op de 45-minutennorm, een norm waarbij alle inwoners van Nederland binnen 45 minuten met een ambulance de spoedeisende hulp in een ziekenhuis moeten kunnen bereiken. Hierover wordt in de politiek al geruime tijd gediscussieerd.

3. Inzet personeel acute zorg

In de derde plaats geeft de minister van VWS aan dat de personeelsschaarste eisen stelt aan de inrichting van de acute zorg. De gedachte is dat zorgverleners optimaal moeten worden ingezet, bijvoorbeeld door het personeel in te zetten op de plek waar de zorgvraag hoog is. Daarmee wordt voorkomen dat zorgverleners op rustige plekken minder bekwaam worden en wordt ervoor gezorgd dat zoveel mogelijk mensen kunnen worden geholpen. Ook hier is volgens de minister samenwerking tussen de zorgaanbieders nodig en inzicht in wanneer en waar het druk is.

4. Data acute zorg

In de vierde plaats wijst de minister van VWS op het belang van data als basis voor de kwaliteit en inrichting van de acute zorg. Het is cruciaal dat zorgverleners onmiddellijk over medische gegevens van de patiënt kunnen beschikken. Ook geeft data inzicht in de kwaliteit van de geboden zorg en in de beschikbare kwaliteit. Deze informatie is volgens de minister “van belang voor zorgverzekeraars in het kader van hun zorgplicht, kan aanleiding zijn tot het maken van afspraken in het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ) over de beschikbaarheid van acute zorg of kan op korte termijn aanleiding geven tot het spreiden van patiënten.”

5. (Landelijke) zorgcoördinatie acute zorg

In de vijfde plaats geeft de minister van VWS aan dat zorgcoördinatie nodig is voor de juiste zorg op de juiste plek ten aanzien van acute maar niet levensbedreigende zorgvragen. Hiervoor is een “brede multidisciplinaire triage in een zorgcoördinatiecentrum” nodig. Dat zorgcoördinatiecentrum moet volgens de minister wel inzicht hebben in de actueel beschikbare capaciteit voor de verschillende zorgvragen. Die informatie is wat betreft de minister idealiter beschikbaar op grond van een landelijk systeem, zodat bij grote drukte in de regio ook inzicht bestaat in de capaciteit over de regiogrenzen heen.

6. Concentratie hoogcomplexe acute zorg

In de zesde plaats schrijft de minister in de brief dat het van belang is om hoogcomplexe acute zorg te concentreren om de kwaliteit daarvan te kunnen garanderen. Aanleiding hiervoor is de personeelsschaarste en het feit dat de kwaliteit van de geleverde zorg door zorgverleners hoger is als zij vaker hoogcomplexe behandelingen uitvoeren. Verwacht wordt dat een mogelijke verschuiving of het verdwijnen van specifiek aanbod van (acute) zorg tot onzekerheid en onrust zal leiden bij lokale bestuurders en inwoners. De minister stelt in de brief alvast voor om (lokale) bestuurders en inwoners te betrekken bij een besluitvormingsprocedure omtrent de beschikbaarheid van acute zorg op een bepaalde locatie.

7. Doelmatige inrichting acute zorg

Tot slot stelt de minister dat de acute zorg zo doelmatig mogelijk moet worden ingericht. In de brief valt te lezen dat dit niet alleen betrekking heeft op doelmatige inzet van personeel, maar ook op een doelmatige inrichting van de nazorg, bijvoorbeeld door de inzet van medische technologie en het voortzetten van de zorg thuis.

Gevolgen verschuiving of verdwijning acute zorg

Mijn verwachting is dat met name de mogelijke verschuiving of zelfs verdwijning van specifiek aanbod van (acute) zorg in de praktijk tot (juridische) discussies zal leiden. Maar wie neemt nu eigenlijk formeel het besluit tot verschuiving of zelfs verdwijning van de acute zorg? Heeft iemand doorzettingsmacht?

De verantwoordelijkheid voor het aanbod van geneeskundige zorg is in Nederland diffuus geregeld. De minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. Voor sommige vormen van zorg is een vergunning op grond van de Wet bijzondere medische verrichtingen (‘Wbmv’) nodig, maar niet voor acute zorg. Zorgverzekeraars hebben jegens hun (natura)verzekerden een verplichting te zorgen dat zij hun verzekerde aanspraak kunnen waar maken. Het zorgaanbod zelf is voor het overgrote deel echter privaat, waarbij de zorgaanbieder over zijn eigen aanbod gaat. Die gespreide verantwoordelijkheid maakt reorganisatie van het zorglandschap moeilijk. Ook de minister van VWS geeft in zijn brief geen duidelijkheid over de vraag wie een eventueel besluit tot verschuiving of verdwijning van specifiek aanbod van (acute) zorg moet gaan nemen. Als de minister het moet doen, dan zal dat via de Wbmv moeten gebeuren. Gelet op de discussie over de concentratie van de kinderhartchirurgie zal dat niet zonder problemen verlopen. Indien de zorgverzekeraars een dergelijk besluit moeten nemen, dan zullen de zorgverzekeraars dat gezamenlijk moeten doen. In 2014 hebben zij dit geprobeerd, maar heeft de ACM dit tegengehouden (zie hier). Herschikking via bestuurlijke akkoorden is naar mijn waarneming tot op heden ook nog niet erg succesvol.

Verder vraag ik mij af hoe een besluit tot verschuiving of verdwijning van de acute zorg zich verhoudt tot het per 1 januari 2022 geldende artikel 3a Wkkgz en bijbehorend Uitvoeringsbesluit Wkkgz. Daarin wordt het een en ander geregeld over de acute zorg met het doel de “bereikbaarheid en beschikbaarheid van acute zorg en de voorbereiding op die zorg zo goed mogelijk te borgen door middel van onder meer een goede regionale samenwerking en afstemming met betrekking tot de acute zorg in alle regio’s.”  De focus ligt – kort gezegd – op instandhouding van de acute zorg. In het Uitvoeringsbesluit Wkkgz is geregeld dat als er geen zorgaanbod is, de zorgaanbieder verplicht kan worden, “voor zover dit redelijkerwijs van een aanbieder kan worden gevergd, aan de zorgverzekeraar de medewerking te verlenen die noodzakelijk is voor het realiseren van de zorgplicht van de zorgverzekeraar met betrekking tot de bereikbaarheid van de acute zorg.” (art. 8A.4 lid 2 Uitvoeringsbesluit Wkkgz). Daar waar het Uitvoeringsbesluit Wkkgz de nadruk legt op de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de acute zorg en instandhouding daarvan, bespreekt de minister in de brief van 22 februari juist de verschuiving of zelfs verdwijning daarvan.

De minister zal voor het zomerreces zijn plannen om te komen tot een toekomstbestendige acute zorg nader uitwerken en delen. Ik zal de ontwikkelingen in de gaten houden.

Gerelateerde expertises