Uitwisseling van gegevens tussen gemeenten en jeugdhulpaanbieders

 15 maart 2019 | Blog

Gemeenten willen zo goed mogelijk kunnen bepalen of en zo ja welke jeugdhulp kinderen uit hun gemeente nodig hebben. Om dat te kunnen doen, vragen zij voorafgaand aan de aanvang van de zorg aan jeugdhulpaanbieders om allerlei persoonsgegevens van hun cliënten, waaronder gezondheidsgegevens. De AVG, de Uitvoeringswet AVG en de Jeugdwet bieden echter een strikt kader waarin de gegevensuitwisseling tussen jeugdhulpaanbieders en gemeenten kan plaatsvinden.

Vier stromen persoonsgegevens
Voor de uitvoering van de Jeugdwet mogen gemeenten persoonsgegevens van het kind of zijn ouders, waaronder gezondheidsgegevens, verwerken. Jeugdhulpaanbieders zijn wettelijk verplicht om die gegevens te verstrekken. Dat mag echter alleen als die gegevens noodzakelijk zijn voor een van de vier in de Jeugdwet beschreven doelen:

  1. de toeleiding naar, advisering over, bepaling van of het inzetten van een voorziening op het gebied van de jeugdhulp
  2. het doen van een verzoek tot onderzoek bij de raad voor de kinderbescherming of de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering
  3. de bekostiging van onder andere jeugdhulp
  4. het verrichten van controle of fraude-onderzoek.

Als de gemeente voor een doel gegevens uitvraagt, dan kan het die gegevens niet zonder meer voor een van de andere doelen gebruiken. Er zijn dus eigenlijk vier gegevensstromen te onderscheiden. In de Regeling Jeugdwet is voor sommige van deze stromen o.a. verder uitgewerkt om welke gegevens het gaat.

Beperkingen aan uitwisseling
De wettelijke regeling brengt mee dat jeugdhulpaanbieders zeker niet alle gegevens mogen verstrekken aan gemeenten. Denk aan gezondheidsgegevens zoals de hulpvraag of de diagnose die niet altijd nodig zijn voor bijvoorbeeld de toewijzing van jeugdhulp (ad i). Zeker niet als sprake is van een wettelijke verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts (art. 2.6 lid 1 sub g Jeugdwet). Bovendien zijn de toewijzingsbeschikkingen vaak summier en komt de gevraagde gezondheidsinformatie daarin niet terug, zodat het een terechte vraag is of die informatie dan wel noodzakelijk is. Die beperkingen brengen frustraties mee. Gemeenten kunnen zich daardoor beknot voelen in hun mogelijkheden om effectief beleid te formuleren.

Toestemming als alternatieve verwerkingsgrondslag?
De beperkingen die kleven aan het uitwisselen van persoonsgegevens tussen jeugdhulpaanbieders en gemeenten kunnen niet worden ondervangen door het kind of zijn ouders om toestemming te vragen. Weliswaar staat de medische geheimhoudingsplicht niet in de weg aan verwerking van medische gegevens als die berust op de expliciete en rechtsgeldige toestemming van de cliënt (zie Hoge Raad 1 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3053, ro. 5.2.8), maar die toestemming moet wel zijn gegeven zonder enige vorm van dwang.

Van vrijelijk gegeven toestemming kan volgens de Autoriteit Persoonsgegevens binnen het sociaal domein over het algemeen geen sprake zijn, omdat burgers afhankelijk zijn van de gemeente voor hulp of ondersteuning (Rapport De rol van toestemming in het sociaal domein, AP april 2016). De AP heeft daarbij geen onderscheid gemaakt tussen de situatie dat de gemeente nog een beschikking moet nemen en de situatie dat het kind inmiddels een beschikking in zijn bezit heeft. In dat laatste geval zou toestemming wellicht wel uitkomst kunnen bieden.

Gemeenten willen zo goed mogelijk kunnen bepalen of en zo ja welke jeugdhulp kinderen uit hun gemeente nodig hebben. Om dat te kunnen doen, vragen zij voorafgaand aan de aanvang van de zorg aan jeugdhulpaanbieders om allerlei persoonsgegevens van hun cliënten, waaronder gezondheidsgegevens. De AVG, de Uitvoeringswet AVG en de Jeugdwet bieden echter een strikt kader waarin de gegevensuitwisseling tussen jeugdhulpaanbieders en gemeenten kan plaatsvinden.

Vier stromen persoonsgegevens
Voor de uitvoering van de Jeugdwet mogen gemeenten persoonsgegevens van het kind of zijn ouders, waaronder gezondheidsgegevens, verwerken. Jeugdhulpaanbieders zijn wettelijk verplicht om die gegevens te verstrekken. Dat mag echter alleen als die gegevens noodzakelijk zijn voor een van de vier in de Jeugdwet beschreven doelen:

  1. de toeleiding naar, advisering over, bepaling van of het inzetten van een voorziening op het gebied van de jeugdhulp
  2. het doen van een verzoek tot onderzoek bij de raad voor de kinderbescherming of de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering
  3. de bekostiging van onder andere jeugdhulp
  4. het verrichten van controle of fraude-onderzoek.

Als de gemeente voor een doel gegevens uitvraagt, dan kan het die gegevens niet zonder meer voor een van de andere doelen gebruiken. Er zijn dus eigenlijk vier gegevensstromen te onderscheiden. In de Regeling Jeugdwet is voor sommige van deze stromen o.a. verder uitgewerkt om welke gegevens het gaat.

Beperkingen aan uitwisseling
De wettelijke regeling brengt mee dat jeugdhulpaanbieders zeker niet alle gegevens mogen verstrekken aan gemeenten. Denk aan gezondheidsgegevens zoals de hulpvraag of de diagnose die niet altijd nodig zijn voor bijvoorbeeld de toewijzing van jeugdhulp (ad i). Zeker niet als sprake is van een wettelijke verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts (art. 2.6 lid 1 sub g Jeugdwet). Bovendien zijn de toewijzingsbeschikkingen vaak summier en komt de gevraagde gezondheidsinformatie daarin niet terug, zodat het een terechte vraag is of die informatie dan wel noodzakelijk is. Die beperkingen brengen frustraties mee. Gemeenten kunnen zich daardoor beknot voelen in hun mogelijkheden om effectief beleid te formuleren.

Toestemming als alternatieve verwerkingsgrondslag?
De beperkingen die kleven aan het uitwisselen van persoonsgegevens tussen jeugdhulpaanbieders en gemeenten kunnen niet worden ondervangen door het kind of zijn ouders om toestemming te vragen. Weliswaar staat de medische geheimhoudingsplicht niet in de weg aan verwerking van medische gegevens als die berust op de expliciete en rechtsgeldige toestemming van de cliënt (zie Hoge Raad 1 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3053, ro. 5.2.8), maar die toestemming moet wel zijn gegeven zonder enige vorm van dwang.

Van vrijelijk gegeven toestemming kan volgens de Autoriteit Persoonsgegevens binnen het sociaal domein over het algemeen geen sprake zijn, omdat burgers afhankelijk zijn van de gemeente voor hulp of ondersteuning (Rapport De rol van toestemming in het sociaal domein, AP april 2016). De AP heeft daarbij geen onderscheid gemaakt tussen de situatie dat de gemeente nog een beschikking moet nemen en de situatie dat het kind inmiddels een beschikking in zijn bezit heeft. In dat laatste geval zou toestemming wellicht wel uitkomst kunnen bieden.