Update Corporate Governance Code

 20 juni 2023 | Blog

Op 28 maart jl. stuurde de minister van Economische Zaken en Klimaat (de “Minister van EZK”), mede namens de minister van Financiën en de minister voor Rechtsbescherming, een kabinetsreactie aan de Tweede Kamer op de in december 2022 verschenen geactualiseerde Nederlandse Corporate Governance Code (de “Code”), het monitoringsrapport van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code (de “Commissie”) over het boekjaar 2021 en het zogenaamde slotdocument van de Commissie. Daarnaast werd in de reactie kort ingegaan op de stand van zaken met betrekking tot de in 2022 gestarte verkenning naar hoe de Code toekomstbestendig kan worden ingericht.

In deze Insight bespreken wij de belangrijkste wijzigingen die in de Code zijn opgenomen en de kabinetsreactie. Tot slot gaan wij in op de recente ontwikkelingen ten aanzien van een opname in de Code van een verplichting voor het afgeven van een zogenaamde verklaring omtrent risicobeheersing (een “VOR”) voor iedere accountancycontrole bij grote bedrijven. De Commissie heeft hiervan in de geactualiseerde Code afgezien. Mede door toedoen van de Tweede Kamer lijkt een opname in de Code mogelijk toch nog te gebeuren.

Corporate Governance Code

In de Code zijn principes opgenomen die zich richten op het stimuleren van goede governance bij, kortgezegd, beursgenoteerde vennootschappen. Deze principes zijn uitgewerkt in best practise-bepalingen, die normen bevatten voor het gedrag van bestuurders, commissarissen en (de algemene vergadering van) aandeelhouders.

Zelfregulering en wettelijke verankering
De Code is een zelfreguleringsinstrument van de zogenaamde schragende (markt-)partijen, bestaande uit: Eumedion, Euronext, FNV, CNV, de Vereniging van Effectenbezitters, de Vereniging van Effecten Uitgevende Ondernemingen en VNO-NCW. De Code vormt een aanvulling op wettelijke bepalingen. Toch kent de Code een wettelijke verankering. Artikel 2:391 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften kunnen worden gesteld omtrent de inhoud van het bestuursverslag. De tweede zin van lid 5 bepaalt, onder andere, dat deze voorschriften in het bijzonder betrekking kunnen hebben op naleving van een in de algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gedragscode. Op deze wijze is de vorige versie van de Code uit 2016 bij besluit wettelijk verankerd.

Verantwoording
Door de wettelijke verankering vindt verantwoording over de naleving van de Code plaats in het bestuursverslag of, in het geval van Nederlandse institutionele beleggers, het jaarverslag. Dit gebeurt op basis van het ‘pas toe of leg uit’–principe. Dit betekent dat er van de Code kan worden afgeweken mits dit wordt gemotiveerd.

De Commissie
De Commissie heeft, onder andere, tot taak de actualiteit en bruikbaarheid van de Code te bevorderen. Ook bewaakt zij de naleving van de Code door beursgenoteerde vennootschappen. De Commissie doet ten minste een keer per jaar verslag van haar bevindingen aan de Minister van EZK, de minister van Financiën en de minister voor Rechtsbescherming. In dit verslag kan de Commissie ook richtlijnen geven voor naleving van voorschriften in de Code.

Geactualiseerde Code

De in december 2022 gepubliceerde Code is met name op de volgende punten geactualiseerd: (i) duurzame lange termijn waardecreatie; (ii) diversiteit; (iii) de rol van de aandeelhouders; en (iv) technologische ontwikkelingen.

Duurzame lange termijn waardecreatie
Lange termijn waardecreatie was al een principe van de Code. Principe 1.1 maakt het bestuur nu verantwoordelijk voor het op duurzame wijze creëren van waarde op de lange termijn. Daarbij dient het bestuur rekening te houden met de effecten van het handelen van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming op mens en milieu en daartoe de in aanmerking komende belangen van stakeholders te wegen. Blijkens de toelichting bij principe 1.1 verwijst duurzaam/duurzaamheid in dit verband naar de balans tussen sociale, ecologische en economische aspecten van het ondernemen. Onder stakeholders worden in de toelichting groepen en individuen (bijvoorbeeld werknemers, aandeelhouders en toeleveranciers) verstaan die direct of indirect het bereiken van de doelstellingen van de vennootschap beïnvloeden of erdoor (kunnen) worden beïnvloed.

Diversiteit
Principe 2.1 is gewijzigd en bepaalt nu dat het bestuur, de raad van commissarissen en het executive committee (indien aanwezig) zodanig zijn samengesteld dat er sprake is van een voor de vennootschap passende mate van diversiteit op het gebied van deskundigheid, ervaring, competenties, overige persoonlijke kwaliteiten, geslacht of genderidentiteit, leeftijd, nationaliteit en (culturele) achtergrond. De toelichting vermeldt in dit kader dat een diverse samenstelling van het bestuur, de raad van commissarissen en het executive committee (indien aanwezig), bijdraagt aan effectief bestuur en toezicht.

Overigens zijn beursgenoteerde vennootschappen sinds 1 januari 2022 wettelijk verplicht ervoor te zorgen dat ten minste een derde van de leden van de raad van commissarissen uit vrouwen bestaat. Het betreft hier het zogenaamde ingroeiquotum. Deze maatregel is ingevoerd om te bereiken dat een raad van commissarissen een evenwichtige(-re) verhouding kent tussen het aantal mannen en vrouwen dat lid is. Verder zijn zogenaamde grote naamloze en besloten vennootschappen verplicht zelf passende en ambitieuze streefcijfers te formuleren voor het evenwichtig(-er) maken van de man/vrouw verhouding in het bestuur, de raad van commissarissen en bij nader door de vennootschap in kwestie te bepalen categorieën werknemers in leidinggevende functies.

Rol van aandeelhouders
In (het nieuwe) principe 4.4. is opgenomen dat aandeelhouders, waaronder institutionele beleggers, het belang onderkennen van een strategie gericht op duurzame lange termijn waardecreatie van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming.

Technologische ontwikkelingen
In de toelichting op principe 1.1 wordt opgemerkt dat duurzame lange termijn waardecreatie ook een bewustzijn verlangt van en anticiperen op ontwikkelingen in nieuwe technologieën en veranderingen in business modellen en daaraan verbonden risico’s waaronder cybersecurity, data protectie en ethisch verantwoorde toepassing van nieuwe technologieën. Daarnaast bepaalt best practice-bepaling 2.1.4 (met als onderwerp de deskundigheid van bestuur en raad van commissarissen), onder andere, dat elke commissaris en elke bestuurder beschikt over de specifieke deskundigheid die noodzakelijk is voor de vervulling van zijn taak. In de toelichting hierop wordt duidelijk dat bij bestuur en raad van commissarissen, naast deskundigheid over duurzaamheid, ook specifieke deskundigheid over digitalisering aanwezig dient te zijn. Daarbij zijn de vennootschappen vrij in de keuze om al dan niet een specifieke digitaliserings- en duurzaamheidscommissaris en/of een specifieke bestuurder met kennis op dit vlak te benoemen. Een dergelijke benoeming ontslaat de overige bestuurders en commissarissen overigens niet van nauwe betrokkenheid bij deze thema’s. Verder wordt in de toelichting aangegeven dat het van belang is om hier aandacht aan te geven bij de periodieke opleiding en educatie ingevolge best practice-bepaling 2.4.6.

Inwerkingtreding
De geactualiseerde Code treedt in werking vanaf het boekjaar beginnend op of na 1 januari 2023.

Kabinetsreactie

Het kabinet is van mening dat met de geactualiseerde Code belangrijke stappen voorwaarts zijn gezet die aansluiten bij de ontwikkelingen in de samenleving en bijdragen aan goede governance. Ten aanzien van verantwoording over de naleving van de Code merkt het kabinet op dat er ruimte voor verbetering is.

Verder is het kabinet van mening dat met de wijzigingen de geactualiseerde Code actueel en relevant blijft. Naar aanleiding van signalen van de Commissie in het slotdocument wordt momenteel door de Minister van EZK echter wel verkend hoe de Code de komende tien jaar actueel, betekenisvol en toekomstbestendig kan blijven. Het kabinet verwacht de Tweede Kamer voor het komende zomerreces te informeren over de uitkomst van die verkenning en de betekenis daarvan voor de huidige opzet, werkwijze en inhoud van zowel de Code als de Commissie.

Commissie
De zittingstermijn van de Commissie liep af op 1 januari 2023. Op dit moment zijn er geen Commissieleden benoemd. De minister van EZK wil eerst de resultaten van de verkenning afwachten voordat tot benoeming van nieuwe leden van de Commissie wordt overgegaan.

Wettelijke verankering
Zoals gezegd is de vorige versie van de Code uit 2016 bij besluit wettelijk verankerd. In de kabinetsreactie werd aangegeven dat het kabinet van plan is om ook de geactualiseerde Code wettelijk te verankeren.

In dat kader stuurde de Minister voor Rechtsbescherming op 30 mei 2023 de Tweede Kamer een ontwerpbesluit toe van de algemene maatregel van bestuur die ertoe strekt de geactualiseerde Code wettelijk te verankeren. Blijkens artikel II lid 1 van het ontwerpbesluit zal hiervan met ingang van 1 januari 2024 sprake zijn.

Verklaring omtrent risicobeheersing

Kort nadat de Commissie een eerste voorstel voor een geactualiseerde versie van de Code aan de schragende partijen had voorgelegd verscheen eind juni 2021 het onderzoeksrapport ‘Versterking Verantwoordingsketen’ van de hand van de Rijksuniversiteit Leiden. De Commissie werd door de minister van Financiën gevraagd de aanbevelingen uit het rapport mee te nemen bij de actualisatie van de Code. Gezien het vergevorderde stadium van de actualisatie heeft de Commissie echter alleen de aanbevelingen meegenomen die weinig discussie behoefden met de schragende partijen (Zie Monitoring Commissie Corporate Governance Code, ‘Slotdocument’, december 2022, p. 4.).

Een van de aanbevelingen die niet is overgenomen betreft die van de invoering van een verklaring omtrent risicobeheersing (een zogenaamde in-control-statement, hierna een “VOR”). In een VOR verklaart het bestuur of en in hoeverre de vennootschap beschikt over effectieve en adequate risicobeheersings- en controlesystemen van operationele, compliance- en verslaggevingsrisico’s (Zie Afdeling Ondernemingsrecht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Leiden, ‘Versterking Verantwoordingsketen’, 6 april 2021, p. 85). Door het opstellen van een VOR wordt het bestuur van de vennootschap genoodzaakt risico’s in kaart te brengen en maatregelen te treffen om de risico’s te beheersen.

In de Verenigde Staten bestaat onder de Sarbanes-Oxley Act voor beursgenoteerde ondernemingen al de verplichting om in het jaarverslag een in-control­-statement af te geven, de zogenaamde SOX 404 Statement (Zie artikel 404 Sarbanes-Oxley Act.). Op zijn beurt moet de accountant in een integrated audit opinion naast zijn conclusie over de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving ook een eigen conclusie opnemen over effectiviteit van de internal controls over financial reporting per ultimo boekjaar, gebaseerd op hetzelfde referentiekader als door de onderneming wordt gehanteerd (Zie De Groot en Hijink, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 2020, p. 482-483).

Motie
Verschillende partijen, waaronder de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, betreurden dat de verplichting tot het afgeven van een VOR niet in de geactualiseerde versie van de Code is opgenomen. Een op 4 april jl. in de Tweede Kamer aangenomen motie gaat hierin mogelijk verandering in brengen. De motie verzoekt de regering te bevorderen dat er voor 1 januari 2024 een bepaling klaarligt om een VOR voor iedere accountancycontrole bij grote bedrijven als verplichting op te nemen in de Code. Daarbij wordt een VOR pas geacht volledig te zijn met een uniform normenkader, een intern evaluatieproces en assurance door de accountant.

Voor zover opname in de Code niet haalbaar is, wordt de regering verzocht wetgeving op dit punt voor te bereiden (bijvoorbeeld in de wet toekomst accountancy) en de Tweede Kamer voor het komende zomerreces te informeren over de stand van zaken. De minister van Financiën heeft in een eerder stadium al eens haar voorkeur voor opname van de VOR in de Code uitgesproken. In haar schriftelijke appreciatie op de motie heeft zij verder al aan de Tweede Kamer laten weten dat als opname in de Code niet haalbaar is, zij in gesprek zal gaan met de minister voor Rechtsbescherming om te kijken hoe de VOR wettelijk zou kunnen worden vastgelegd.

Wij zullen de verdere ontwikkelingen op het gebied van de Code en de VOR verder volgen en houden u daarvan graag op de hoogte.

Op 28 maart jl. stuurde de minister van Economische Zaken en Klimaat (de “Minister van EZK”), mede namens de minister van Financiën en de minister voor Rechtsbescherming, een kabinetsreactie aan de Tweede Kamer op de in december 2022 verschenen geactualiseerde Nederlandse Corporate Governance Code (de “Code”), het monitoringsrapport van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code (de “Commissie”) over het boekjaar 2021 en het zogenaamde slotdocument van de Commissie. Daarnaast werd in de reactie kort ingegaan op de stand van zaken met betrekking tot de in 2022 gestarte verkenning naar hoe de Code toekomstbestendig kan worden ingericht.

In deze Insight bespreken wij de belangrijkste wijzigingen die in de Code zijn opgenomen en de kabinetsreactie. Tot slot gaan wij in op de recente ontwikkelingen ten aanzien van een opname in de Code van een verplichting voor het afgeven van een zogenaamde verklaring omtrent risicobeheersing (een “VOR”) voor iedere accountancycontrole bij grote bedrijven. De Commissie heeft hiervan in de geactualiseerde Code afgezien. Mede door toedoen van de Tweede Kamer lijkt een opname in de Code mogelijk toch nog te gebeuren.

Corporate Governance Code

In de Code zijn principes opgenomen die zich richten op het stimuleren van goede governance bij, kortgezegd, beursgenoteerde vennootschappen. Deze principes zijn uitgewerkt in best practise-bepalingen, die normen bevatten voor het gedrag van bestuurders, commissarissen en (de algemene vergadering van) aandeelhouders.

Zelfregulering en wettelijke verankering
De Code is een zelfreguleringsinstrument van de zogenaamde schragende (markt-)partijen, bestaande uit: Eumedion, Euronext, FNV, CNV, de Vereniging van Effectenbezitters, de Vereniging van Effecten Uitgevende Ondernemingen en VNO-NCW. De Code vormt een aanvulling op wettelijke bepalingen. Toch kent de Code een wettelijke verankering. Artikel 2:391 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften kunnen worden gesteld omtrent de inhoud van het bestuursverslag. De tweede zin van lid 5 bepaalt, onder andere, dat deze voorschriften in het bijzonder betrekking kunnen hebben op naleving van een in de algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gedragscode. Op deze wijze is de vorige versie van de Code uit 2016 bij besluit wettelijk verankerd.

Verantwoording
Door de wettelijke verankering vindt verantwoording over de naleving van de Code plaats in het bestuursverslag of, in het geval van Nederlandse institutionele beleggers, het jaarverslag. Dit gebeurt op basis van het ‘pas toe of leg uit’–principe. Dit betekent dat er van de Code kan worden afgeweken mits dit wordt gemotiveerd.

De Commissie
De Commissie heeft, onder andere, tot taak de actualiteit en bruikbaarheid van de Code te bevorderen. Ook bewaakt zij de naleving van de Code door beursgenoteerde vennootschappen. De Commissie doet ten minste een keer per jaar verslag van haar bevindingen aan de Minister van EZK, de minister van Financiën en de minister voor Rechtsbescherming. In dit verslag kan de Commissie ook richtlijnen geven voor naleving van voorschriften in de Code.

Geactualiseerde Code

De in december 2022 gepubliceerde Code is met name op de volgende punten geactualiseerd: (i) duurzame lange termijn waardecreatie; (ii) diversiteit; (iii) de rol van de aandeelhouders; en (iv) technologische ontwikkelingen.

Duurzame lange termijn waardecreatie
Lange termijn waardecreatie was al een principe van de Code. Principe 1.1 maakt het bestuur nu verantwoordelijk voor het op duurzame wijze creëren van waarde op de lange termijn. Daarbij dient het bestuur rekening te houden met de effecten van het handelen van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming op mens en milieu en daartoe de in aanmerking komende belangen van stakeholders te wegen. Blijkens de toelichting bij principe 1.1 verwijst duurzaam/duurzaamheid in dit verband naar de balans tussen sociale, ecologische en economische aspecten van het ondernemen. Onder stakeholders worden in de toelichting groepen en individuen (bijvoorbeeld werknemers, aandeelhouders en toeleveranciers) verstaan die direct of indirect het bereiken van de doelstellingen van de vennootschap beïnvloeden of erdoor (kunnen) worden beïnvloed.

Diversiteit
Principe 2.1 is gewijzigd en bepaalt nu dat het bestuur, de raad van commissarissen en het executive committee (indien aanwezig) zodanig zijn samengesteld dat er sprake is van een voor de vennootschap passende mate van diversiteit op het gebied van deskundigheid, ervaring, competenties, overige persoonlijke kwaliteiten, geslacht of genderidentiteit, leeftijd, nationaliteit en (culturele) achtergrond. De toelichting vermeldt in dit kader dat een diverse samenstelling van het bestuur, de raad van commissarissen en het executive committee (indien aanwezig), bijdraagt aan effectief bestuur en toezicht.

Overigens zijn beursgenoteerde vennootschappen sinds 1 januari 2022 wettelijk verplicht ervoor te zorgen dat ten minste een derde van de leden van de raad van commissarissen uit vrouwen bestaat. Het betreft hier het zogenaamde ingroeiquotum. Deze maatregel is ingevoerd om te bereiken dat een raad van commissarissen een evenwichtige(-re) verhouding kent tussen het aantal mannen en vrouwen dat lid is. Verder zijn zogenaamde grote naamloze en besloten vennootschappen verplicht zelf passende en ambitieuze streefcijfers te formuleren voor het evenwichtig(-er) maken van de man/vrouw verhouding in het bestuur, de raad van commissarissen en bij nader door de vennootschap in kwestie te bepalen categorieën werknemers in leidinggevende functies.

Rol van aandeelhouders
In (het nieuwe) principe 4.4. is opgenomen dat aandeelhouders, waaronder institutionele beleggers, het belang onderkennen van een strategie gericht op duurzame lange termijn waardecreatie van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming.

Technologische ontwikkelingen
In de toelichting op principe 1.1 wordt opgemerkt dat duurzame lange termijn waardecreatie ook een bewustzijn verlangt van en anticiperen op ontwikkelingen in nieuwe technologieën en veranderingen in business modellen en daaraan verbonden risico’s waaronder cybersecurity, data protectie en ethisch verantwoorde toepassing van nieuwe technologieën. Daarnaast bepaalt best practice-bepaling 2.1.4 (met als onderwerp de deskundigheid van bestuur en raad van commissarissen), onder andere, dat elke commissaris en elke bestuurder beschikt over de specifieke deskundigheid die noodzakelijk is voor de vervulling van zijn taak. In de toelichting hierop wordt duidelijk dat bij bestuur en raad van commissarissen, naast deskundigheid over duurzaamheid, ook specifieke deskundigheid over digitalisering aanwezig dient te zijn. Daarbij zijn de vennootschappen vrij in de keuze om al dan niet een specifieke digitaliserings- en duurzaamheidscommissaris en/of een specifieke bestuurder met kennis op dit vlak te benoemen. Een dergelijke benoeming ontslaat de overige bestuurders en commissarissen overigens niet van nauwe betrokkenheid bij deze thema’s. Verder wordt in de toelichting aangegeven dat het van belang is om hier aandacht aan te geven bij de periodieke opleiding en educatie ingevolge best practice-bepaling 2.4.6.

Inwerkingtreding
De geactualiseerde Code treedt in werking vanaf het boekjaar beginnend op of na 1 januari 2023.

Kabinetsreactie

Het kabinet is van mening dat met de geactualiseerde Code belangrijke stappen voorwaarts zijn gezet die aansluiten bij de ontwikkelingen in de samenleving en bijdragen aan goede governance. Ten aanzien van verantwoording over de naleving van de Code merkt het kabinet op dat er ruimte voor verbetering is.

Verder is het kabinet van mening dat met de wijzigingen de geactualiseerde Code actueel en relevant blijft. Naar aanleiding van signalen van de Commissie in het slotdocument wordt momenteel door de Minister van EZK echter wel verkend hoe de Code de komende tien jaar actueel, betekenisvol en toekomstbestendig kan blijven. Het kabinet verwacht de Tweede Kamer voor het komende zomerreces te informeren over de uitkomst van die verkenning en de betekenis daarvan voor de huidige opzet, werkwijze en inhoud van zowel de Code als de Commissie.

Commissie
De zittingstermijn van de Commissie liep af op 1 januari 2023. Op dit moment zijn er geen Commissieleden benoemd. De minister van EZK wil eerst de resultaten van de verkenning afwachten voordat tot benoeming van nieuwe leden van de Commissie wordt overgegaan.

Wettelijke verankering
Zoals gezegd is de vorige versie van de Code uit 2016 bij besluit wettelijk verankerd. In de kabinetsreactie werd aangegeven dat het kabinet van plan is om ook de geactualiseerde Code wettelijk te verankeren.

In dat kader stuurde de Minister voor Rechtsbescherming op 30 mei 2023 de Tweede Kamer een ontwerpbesluit toe van de algemene maatregel van bestuur die ertoe strekt de geactualiseerde Code wettelijk te verankeren. Blijkens artikel II lid 1 van het ontwerpbesluit zal hiervan met ingang van 1 januari 2024 sprake zijn.

Verklaring omtrent risicobeheersing

Kort nadat de Commissie een eerste voorstel voor een geactualiseerde versie van de Code aan de schragende partijen had voorgelegd verscheen eind juni 2021 het onderzoeksrapport ‘Versterking Verantwoordingsketen’ van de hand van de Rijksuniversiteit Leiden. De Commissie werd door de minister van Financiën gevraagd de aanbevelingen uit het rapport mee te nemen bij de actualisatie van de Code. Gezien het vergevorderde stadium van de actualisatie heeft de Commissie echter alleen de aanbevelingen meegenomen die weinig discussie behoefden met de schragende partijen (Zie Monitoring Commissie Corporate Governance Code, ‘Slotdocument’, december 2022, p. 4.).

Een van de aanbevelingen die niet is overgenomen betreft die van de invoering van een verklaring omtrent risicobeheersing (een zogenaamde in-control-statement, hierna een “VOR”). In een VOR verklaart het bestuur of en in hoeverre de vennootschap beschikt over effectieve en adequate risicobeheersings- en controlesystemen van operationele, compliance- en verslaggevingsrisico’s (Zie Afdeling Ondernemingsrecht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Leiden, ‘Versterking Verantwoordingsketen’, 6 april 2021, p. 85). Door het opstellen van een VOR wordt het bestuur van de vennootschap genoodzaakt risico’s in kaart te brengen en maatregelen te treffen om de risico’s te beheersen.

In de Verenigde Staten bestaat onder de Sarbanes-Oxley Act voor beursgenoteerde ondernemingen al de verplichting om in het jaarverslag een in-control­-statement af te geven, de zogenaamde SOX 404 Statement (Zie artikel 404 Sarbanes-Oxley Act.). Op zijn beurt moet de accountant in een integrated audit opinion naast zijn conclusie over de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving ook een eigen conclusie opnemen over effectiviteit van de internal controls over financial reporting per ultimo boekjaar, gebaseerd op hetzelfde referentiekader als door de onderneming wordt gehanteerd (Zie De Groot en Hijink, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 2020, p. 482-483).

Motie
Verschillende partijen, waaronder de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, betreurden dat de verplichting tot het afgeven van een VOR niet in de geactualiseerde versie van de Code is opgenomen. Een op 4 april jl. in de Tweede Kamer aangenomen motie gaat hierin mogelijk verandering in brengen. De motie verzoekt de regering te bevorderen dat er voor 1 januari 2024 een bepaling klaarligt om een VOR voor iedere accountancycontrole bij grote bedrijven als verplichting op te nemen in de Code. Daarbij wordt een VOR pas geacht volledig te zijn met een uniform normenkader, een intern evaluatieproces en assurance door de accountant.

Voor zover opname in de Code niet haalbaar is, wordt de regering verzocht wetgeving op dit punt voor te bereiden (bijvoorbeeld in de wet toekomst accountancy) en de Tweede Kamer voor het komende zomerreces te informeren over de stand van zaken. De minister van Financiën heeft in een eerder stadium al eens haar voorkeur voor opname van de VOR in de Code uitgesproken. In haar schriftelijke appreciatie op de motie heeft zij verder al aan de Tweede Kamer laten weten dat als opname in de Code niet haalbaar is, zij in gesprek zal gaan met de minister voor Rechtsbescherming om te kijken hoe de VOR wettelijk zou kunnen worden vastgelegd.

Wij zullen de verdere ontwikkelingen op het gebied van de Code en de VOR verder volgen en houden u daarvan graag op de hoogte.

Gerelateerde expertises