Op 13 maart 2015 heeft de Hoge Raad helderheid gegeven over de hoofdelijke aansprakelijkheid van toetredende vennoten tot een vennootschap onder firma (v.o.f.) of een commanditaire vennootschap (c.v.). In de oude literatuur en jurisprudentie werd aangenomen dat vennoten niet aansprakelijk waren voor schulden die zijn ontstaan voor hun toetreding, tenzij deze aansprakelijkheid uitdrukkelijk werd aanvaard. In haar arrest heeft de Hoge Raad echter bepaald dat toetredende vennoten ook aansprakelijk zijn voor schulden die voor de toetreding zijn ontstaan.
Casus
Op 2 februari 2010 is de commanditaire vennootschap Carlande Dienstverlening opgericht. Op 17 augustus 2010 is de eiser tot cassatie als beherend vennoot toegetreden en op 15 september 2010 is de c.v. bij het betrokken pensioenfonds toegetreden. Nadat niet op enkele verzoeken tot informatie van het pensioenfonds werd gereageerd, legde deze een aanslag op over de maanden februari 2010 tot en met januari 2011. Dit betrof dus zowel de periode voor, als de periode na de toetreding van de beherend vennoot. Het pensioenfonds stelde de vennoot echter voor de gehele periode aansprakelijk.
De kantonrechter en het gerechtshof hebben de eis tegen de beherend vennoot toegewezen en zijn aansprakelijkheid voor de gehele periode aangenomen. De beherend vennoot is tegen dit oordeel in cassatie gegaan, omdat hij meende niet aansprakelijk te kunnen zijn voor schulden die zijn ontstaan voor zijn toetreding tot de c.v.
Aansprakelijkheid
De Hoge Raad neemt als uitgangspunt dat beherende vennoten van een c.v. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verbindtenissen der vennootschap. Uit artikel 18 en 19 van het Wetboek van Koophandel is niet op te maken dat dit beperkt is tot schulden die na de toetreding van een vennoot zijn ontstaan, aldus de Hoge Raad. De aansprakelijkheid geldt dus zowel voor oude, als voor nieuwe schulden.
De Hoge Raad oordeelt dat deze bepalingen als doel hebben de schuldeisers van een v.o.f. of een c.v. te beschermen. Wanneer het vermogen van de vennootschap niet voldoende is om de schulden te voldoen, kunnen ook de vennoten worden aangesproken. Dit ligt ook in lijn met de aansprakelijkheid voor stille vennoten, die aansprakelijk zijn voor zowel oude als nieuwe schulden, als zij een zogenoemde daad van beheer verrichten. Bovendien komt dit oordeel de rechtszekerheid ten goede. Nu hoeft immers niet meer onderzocht te worden wanneer de vennoot is toegetreden, wanneer de vordering is ontstaan en of de vennoot wel aansprakelijk is.
De Hoge Raad merkt nog op dat het voorgaande niet van toepassing is op de maatschap. Bij een maatschap binden de vennoten in beginsel slechts zichzelf; niet de gehele maatschap. Indien toch de gehele maatschap wordt gebonden, dan zijn de vennoten niet hoofdelijk, maar ieder voor een gelijk deel aansprakelijk. De rechtspraak voor de maatschap enerzijds en de c.v. en de v.o.f. anderzijds staan dus los van elkaar.
Conclusie
Het is dus aan de toetredende vennoot om van tevoren goed in kaart te brengen wat de schuldenpositie van de vennootschap is en zich daarover goed te laten informeren. Daarmee kan worden voorkomen dat hij na toetreding voor verrassingen komt te staan en aansprakelijk is voor schulden waarvan hij geen weet had. Bovendien kan de vennoot garanties bedingen ten aanzien van de schulden, of (intern) afspraken maken met de overige vennoten over de draagplicht daarvan.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met Robert Vodegel.
Op 13 maart 2015 heeft de Hoge Raad helderheid gegeven over de hoofdelijke aansprakelijkheid van toetredende vennoten tot een vennootschap onder firma (v.o.f.) of een commanditaire vennootschap (c.v.). In de oude literatuur en jurisprudentie werd aangenomen dat vennoten niet aansprakelijk waren voor schulden die zijn ontstaan voor hun toetreding, tenzij deze aansprakelijkheid uitdrukkelijk werd aanvaard. In haar arrest heeft de Hoge Raad echter bepaald dat toetredende vennoten ook aansprakelijk zijn voor schulden die voor de toetreding zijn ontstaan.
Casus
Op 2 februari 2010 is de commanditaire vennootschap Carlande Dienstverlening opgericht. Op 17 augustus 2010 is de eiser tot cassatie als beherend vennoot toegetreden en op 15 september 2010 is de c.v. bij het betrokken pensioenfonds toegetreden. Nadat niet op enkele verzoeken tot informatie van het pensioenfonds werd gereageerd, legde deze een aanslag op over de maanden februari 2010 tot en met januari 2011. Dit betrof dus zowel de periode voor, als de periode na de toetreding van de beherend vennoot. Het pensioenfonds stelde de vennoot echter voor de gehele periode aansprakelijk.
De kantonrechter en het gerechtshof hebben de eis tegen de beherend vennoot toegewezen en zijn aansprakelijkheid voor de gehele periode aangenomen. De beherend vennoot is tegen dit oordeel in cassatie gegaan, omdat hij meende niet aansprakelijk te kunnen zijn voor schulden die zijn ontstaan voor zijn toetreding tot de c.v.
Aansprakelijkheid
De Hoge Raad neemt als uitgangspunt dat beherende vennoten van een c.v. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verbindtenissen der vennootschap. Uit artikel 18 en 19 van het Wetboek van Koophandel is niet op te maken dat dit beperkt is tot schulden die na de toetreding van een vennoot zijn ontstaan, aldus de Hoge Raad. De aansprakelijkheid geldt dus zowel voor oude, als voor nieuwe schulden.
De Hoge Raad oordeelt dat deze bepalingen als doel hebben de schuldeisers van een v.o.f. of een c.v. te beschermen. Wanneer het vermogen van de vennootschap niet voldoende is om de schulden te voldoen, kunnen ook de vennoten worden aangesproken. Dit ligt ook in lijn met de aansprakelijkheid voor stille vennoten, die aansprakelijk zijn voor zowel oude als nieuwe schulden, als zij een zogenoemde daad van beheer verrichten. Bovendien komt dit oordeel de rechtszekerheid ten goede. Nu hoeft immers niet meer onderzocht te worden wanneer de vennoot is toegetreden, wanneer de vordering is ontstaan en of de vennoot wel aansprakelijk is.
De Hoge Raad merkt nog op dat het voorgaande niet van toepassing is op de maatschap. Bij een maatschap binden de vennoten in beginsel slechts zichzelf; niet de gehele maatschap. Indien toch de gehele maatschap wordt gebonden, dan zijn de vennoten niet hoofdelijk, maar ieder voor een gelijk deel aansprakelijk. De rechtspraak voor de maatschap enerzijds en de c.v. en de v.o.f. anderzijds staan dus los van elkaar.
Conclusie
Het is dus aan de toetredende vennoot om van tevoren goed in kaart te brengen wat de schuldenpositie van de vennootschap is en zich daarover goed te laten informeren. Daarmee kan worden voorkomen dat hij na toetreding voor verrassingen komt te staan en aansprakelijk is voor schulden waarvan hij geen weet had. Bovendien kan de vennoot garanties bedingen ten aanzien van de schulden, of (intern) afspraken maken met de overige vennoten over de draagplicht daarvan.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met Robert Vodegel.