De Eerste Kamer heeft op 28 januari ingestemd met een verbod op nieuwe psychoactieve stoffen, ook wel designerdrugs genoemd. Het verbod gaat naar verwachting in per 1 juli 2025. In dit blog gaan we in op de betekenis van dit verbod voor gemeenten.
Voor veel gemeenten die kampen met de gevolgen van het gebruik en de productie van designerdrugs, is dit verbod goed nieuws. Toch denken wij dat er in de praktijk ook enkele ‘obstakels’ zijn waar gemeenten, in samenwerking met de politie en het OM, tegenaan kunnen lopen. Ook daar staan we in dit blog bij stil.
Wat zijn designerdrugs?
Designerdrugs zijn stoffen waarvan de chemische structuur is afgeleid van harddrugs die vermeld staan op lijst I van de Opiumwet. Bij designerdrugs vallen niet onder de stoffen die vermeld worden op lijst I van de Opiumwet. Het zijn middelen die geregeld op de markt verschijnen en qua werking vergelijkbaar zijn met illegale drugs, maar die (nog) niet expliciet onder de drugswetgeving vallen.
Waarom een verbod?
Designerdrugs worden soms geproduceerd en gebruikt omdat ze (nog) niet strafbaar zijn. Door steeds kleine veranderingen aan te brengen in de chemische structuur van een drug, worden de strafrechtelijke verboden uit de Opiumwet omzeild. Het lukte de wetgever maar niet om met dezelfde snelheid dat de chemische structuur van designerdrugs verandert, deze middelen op lijst I van de Opiumwet geplaatst te krijgen. Het toevoegen van een individuele (designer)drug aan de bestaande drugswetgeving neemt namelijk veel tijd in beslag. Hiervoor moest bijvoorbeeld worden aangetoond dat de drugs daadwerkelijk negatieve gevolgen heeft voor de gezondheid.
Wat houdt het verbod in?
Het verbod brengt stofgroepen met dezelfde chemische basisstructuur als middelen op lijst I onder de Opiumwet. Deze stoffen worden opgenomen ineen nieuwe lijst: Lijst IA. Daardoor wordt een hele groep middelen die kunnen worden afgeleid van de chemische basisstructuur van een substantie, ongeacht de specifieke samenstelling, bij voorbaat verboden. Als de producent een designerdrug wijzigt met als doel de drugswetging te omzeilen, blijft de ontstane designerdrugs door dit verbod automatisch verboden.
Wat betekent het verbod voor de bestuursrechtelijke handhaving door burgemeesters?
Door het verbod op designerdrugs wordt het bezit van designersdrugs niet alleen strafbaar, maar kunnen burgemeesters op grond van artikel 13b Opiumwet ook bestuursdwang toepassen. Zo kunnen burgemeesters, indien in woningen of lokalen of op bijbehorende erven een substantie die deel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of een preparaat daarvan wordt verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig is, tot sluiting van deze ruimte overgaan. Het eerste lid van artikel 13b Opiumwet komt er na 1 juli 2025 als volgt uit te zien (toevoeging onderstreept).
- De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
- een middel als bedoeld in lijst Iof II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, of een substantie die deel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of een preparaat daarvan, met uitzondering van de middelen bedoeld in artikel 2a, tweede lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
- een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
Verbod designerdrugs in de praktijk
Het verbod op designerdrugs is voor veel gemeenten die met de gevolgen van het gebruik en de productie te kampen hebben, goed nieuws. Toch voorzien wij enkele praktische obstakels, waar gemeenten samen met de politie en het Openbaar Ministerie (OM) tegenaan kunnen lopen.
- Richtlijn OM ziet nog niet expliciet op designerdrugs. Het OM hanteert richtlijnen bij het strafrechtelijk optreden tegen verboden middelen uit de Opiumwet. Bij het aantreffen van bijvoorbeeld maximaal 0,5 gram harddrugs wordt aangenomen dat dit aanwezig is voor eigen gebruik. Burgemeesters sluiten in hun beleidsregels bij de toepassing van hun bestuursrechtelijke bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet bij deze richtlijnen aan. Momenteel is er een separate lijst voor harddrugs en softdrugs. Mogelijk zal er voor lijst IA dus een aparte richtlijn worden gemaakt.
- Aanpassing Damoclesbeleid vereist. Ook doen gemeenten er goed aan om hun beleidsregels te wijzigen en daarmee duidelijkheid te scheppen over wanneer en hoe er handhavend wordt opgetreden bij het aantreffen van designerdrugs. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door in een beleidsregel op te nemen dat bij het aantreffen van een bepaalde hoeveelheid designerdrugs wordt aangenomen dat deze aanwezig zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Dit zou ook kunnen door in een beleidsregel op te nemen wanneer al meteen dan niet tot sluiting wordt overgegaan.
- Designerdrugs en het evenredigheidsbeginsel nader bezien. Onduidelijk is of, en zo ja in hoeverre er gevolgen zijn voor de toepassing van het evenredigheidsbeginsel bij een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet in verband met designerdrugs. Volgens de wetgever staat het niet onomstotelijk vast dat alle middelen die deel uitmaken van een stofgroep als bedoeld in lijst IA schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Volgens de wetgever is het daarom niet proportioneel om bij een overtreding van het stofgroepenverbod gelijk tot het opleggen van een straf over te gaan bij een overtreding van het verbod. Wij kunnen ons voorstellen dat dit ook kan doorwerken in de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting. Burgemeesters zouden er goed aan doen om daar oog voor te hebben!
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met Tom Raaijmakers en Mariëtta Buitenhuis.
De Eerste Kamer heeft op 28 januari ingestemd met een verbod op nieuwe psychoactieve stoffen, ook wel designerdrugs genoemd. Het verbod gaat naar verwachting in per 1 juli 2025. In dit blog gaan we in op de betekenis van dit verbod voor gemeenten.
Voor veel gemeenten die kampen met de gevolgen van het gebruik en de productie van designerdrugs, is dit verbod goed nieuws. Toch denken wij dat er in de praktijk ook enkele ‘obstakels’ zijn waar gemeenten, in samenwerking met de politie en het OM, tegenaan kunnen lopen. Ook daar staan we in dit blog bij stil.
Wat zijn designerdrugs?
Designerdrugs zijn stoffen waarvan de chemische structuur is afgeleid van harddrugs die vermeld staan op lijst I van de Opiumwet. Bij designerdrugs vallen niet onder de stoffen die vermeld worden op lijst I van de Opiumwet. Het zijn middelen die geregeld op de markt verschijnen en qua werking vergelijkbaar zijn met illegale drugs, maar die (nog) niet expliciet onder de drugswetgeving vallen.
Waarom een verbod?
Designerdrugs worden soms geproduceerd en gebruikt omdat ze (nog) niet strafbaar zijn. Door steeds kleine veranderingen aan te brengen in de chemische structuur van een drug, worden de strafrechtelijke verboden uit de Opiumwet omzeild. Het lukte de wetgever maar niet om met dezelfde snelheid dat de chemische structuur van designerdrugs verandert, deze middelen op lijst I van de Opiumwet geplaatst te krijgen. Het toevoegen van een individuele (designer)drug aan de bestaande drugswetgeving neemt namelijk veel tijd in beslag. Hiervoor moest bijvoorbeeld worden aangetoond dat de drugs daadwerkelijk negatieve gevolgen heeft voor de gezondheid.
Wat houdt het verbod in?
Het verbod brengt stofgroepen met dezelfde chemische basisstructuur als middelen op lijst I onder de Opiumwet. Deze stoffen worden opgenomen ineen nieuwe lijst: Lijst IA. Daardoor wordt een hele groep middelen die kunnen worden afgeleid van de chemische basisstructuur van een substantie, ongeacht de specifieke samenstelling, bij voorbaat verboden. Als de producent een designerdrug wijzigt met als doel de drugswetging te omzeilen, blijft de ontstane designerdrugs door dit verbod automatisch verboden.
Wat betekent het verbod voor de bestuursrechtelijke handhaving door burgemeesters?
Door het verbod op designerdrugs wordt het bezit van designersdrugs niet alleen strafbaar, maar kunnen burgemeesters op grond van artikel 13b Opiumwet ook bestuursdwang toepassen. Zo kunnen burgemeesters, indien in woningen of lokalen of op bijbehorende erven een substantie die deel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of een preparaat daarvan wordt verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig is, tot sluiting van deze ruimte overgaan. Het eerste lid van artikel 13b Opiumwet komt er na 1 juli 2025 als volgt uit te zien (toevoeging onderstreept).
- De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
- een middel als bedoeld in lijst Iof II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, of een substantie die deel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of een preparaat daarvan, met uitzondering van de middelen bedoeld in artikel 2a, tweede lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
- een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
Verbod designerdrugs in de praktijk
Het verbod op designerdrugs is voor veel gemeenten die met de gevolgen van het gebruik en de productie te kampen hebben, goed nieuws. Toch voorzien wij enkele praktische obstakels, waar gemeenten samen met de politie en het Openbaar Ministerie (OM) tegenaan kunnen lopen.
- Richtlijn OM ziet nog niet expliciet op designerdrugs. Het OM hanteert richtlijnen bij het strafrechtelijk optreden tegen verboden middelen uit de Opiumwet. Bij het aantreffen van bijvoorbeeld maximaal 0,5 gram harddrugs wordt aangenomen dat dit aanwezig is voor eigen gebruik. Burgemeesters sluiten in hun beleidsregels bij de toepassing van hun bestuursrechtelijke bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet bij deze richtlijnen aan. Momenteel is er een separate lijst voor harddrugs en softdrugs. Mogelijk zal er voor lijst IA dus een aparte richtlijn worden gemaakt.
- Aanpassing Damoclesbeleid vereist. Ook doen gemeenten er goed aan om hun beleidsregels te wijzigen en daarmee duidelijkheid te scheppen over wanneer en hoe er handhavend wordt opgetreden bij het aantreffen van designerdrugs. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door in een beleidsregel op te nemen dat bij het aantreffen van een bepaalde hoeveelheid designerdrugs wordt aangenomen dat deze aanwezig zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Dit zou ook kunnen door in een beleidsregel op te nemen wanneer al meteen dan niet tot sluiting wordt overgegaan.
- Designerdrugs en het evenredigheidsbeginsel nader bezien. Onduidelijk is of, en zo ja in hoeverre er gevolgen zijn voor de toepassing van het evenredigheidsbeginsel bij een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet in verband met designerdrugs. Volgens de wetgever staat het niet onomstotelijk vast dat alle middelen die deel uitmaken van een stofgroep als bedoeld in lijst IA schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Volgens de wetgever is het daarom niet proportioneel om bij een overtreding van het stofgroepenverbod gelijk tot het opleggen van een straf over te gaan bij een overtreding van het verbod. Wij kunnen ons voorstellen dat dit ook kan doorwerken in de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting. Burgemeesters zouden er goed aan doen om daar oog voor te hebben!
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met Tom Raaijmakers en Mariëtta Buitenhuis.