Wat is de invloed van gemeentebesturen op de veiligheidsregio?

 11 november 2020 | Blog

Bij de beheersing van de gevolgen van het coronavirus is een doorslaggevende rol weggelegd voor de veiligheidsregio’s. Hun voorzitters moeten er namelijk voor zorgen dat de door het kabinet aangekondigde maatregelen worden uitgevoerd. De voorzitters hebben ook een aantal bevoegdheden van de burgemeesters overgenomen om de openbare orde te handhaven, nu de crisis de gemeentegrenzen overstijgt. Hoewel de noodverordeningen – als gevolg van afstemming in het Veiligheidsberaad – onderling nauwelijks van elkaar verschillen, blijft de noodverordening een lokaal instrument: uiteindelijk kan elke regio dus ook eigen afwegingen maken. Hoewel in de samenleving groot draagvlak bestaat voor de getroffen maatregelen, is het van belang dat het lokaal bestuur betrokken blijft bij de inzet van het noodrecht. De vraag is in hoeverre bestuurders en raadsleden op het niveau van de individuele gemeenten op dit alles nog controle kunnen uitoefenen en de mogelijkheid hebben bij te sturen. 

Voorzitter kan door het AB niet worden ontslagen

Iedere gemeente is bij wet ingedeeld in een veiligheidsregio (met uitzondering van de ‘bijzondere gemeenten’ van Caribisch Nederland). Een veiligheidsregio is een openbaar lichaam dat bij gemeenschappelijke regeling is ingesteld. Het bestuur wordt gevormd door een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Het AB bestaat uit de burgemeesters van alle gemeenten in de regio (artikel 11 lid 1 Wet veiligheidsregio’s). In afwijking van de standaardregels van de Wet gemeenschappelijke regelingen mogen colleges er dus niet voor kiezen om een wethouder af te vaardigen. Ook voor de benoeming van de voorzitter geldt er iets anders: terwijl het AB van een openbaar lichaam deze gewoonlijk zelf uit zijn midden kiest, wordt de voorzitter van een veiligheidsregio bij koninklijk besluit aangewezen.

Voor wat betreft de verantwoordingsrelaties staat voorop dat het DB en elk van zijn leden afzonderlijk verantwoording moeten afleggen aan het AB. Omdat de voorzitter deel uitmaakt van het DB, geldt dat dus ook voor hem. Een verantwoordingsplicht heeft de meeste betekenis als er ook een bevoegdheid bestaat om aan onwelgevallig optreden consequenties te verbinden. In dat kader kunnen DB-leden uiteindelijk worden gedwongen om op te stappen als zij niet langer het vertrouwen van het AB hebben. Maar omdat bij een veiligheidsregio de voorzitter (dus) door de Kroon wordt benoemd, geldt dat in elk geval niet voor hem. Van het AB heeft hij – juridisch gezien – dus niet te vrezen.

Burgemeesters kunnen door hun college niet worden teruggetrokken            

Wordt gekeken naar de in de regio deelnemende colleges, dan kunnen zij in beginsel slechts hun eigen burgemeester ter verantwoording roepen. Tijdens collegevergaderingen kan de burgemeester door de overige collegeleden worden aangesproken op de manier waarop hij bijdraagt aan de uitoefening van taken en bevoegdheden door het AB, waaronder zijn controlerende taak ten aanzien van de voorzitter. Maar opnieuw is er qua sanctionering (dus) een belangrijk verschil met een “gewoon” openbaar lichaam: de burgemeester kan in het AB niet vervangen worden door een ander lid van het college van burgemeester en wethouders.

Democratische legitimatie is gering

En hoe zit het dan met de controlemogelijkheden van de gemeenteraden? Die verschilt bij een veiligheidsregio niet van die bij andere openbare lichamen. Dit betekent dat de burgemeesters in het AB uitsluitend individueel verantwoording schuldig zijn aan hun eigen raad. Alleen al omdat de veiligheidsregio een collegeregeling betreft, heeft de raad ook nog eens niet de directe macht om de burgemeester uit het AB terug te trekken, nog los van zijn wettelijk voorgeschreven lidmaatschap. Anders dan voor het college geldt, kan de raad wel bij de minister een aanbeveling tot ontslag doen. Maar dan ben je hem natuurlijk – bij daadwerkelijk ontslag - niet alleen kwijt als AB-lid, maar meteen helemaal als burgemeester. Overigens heeft het AB jegens de raden in beginsel wel een passieve informatieplicht (artikel 16 lid 2 Wgr).  

Voor de raad van de (centrum)gemeente waarvan de voorzitter burgemeester is, is het niet evident dat hij zijn burgemeester ter verantwoording roept in zijn hoedanigheid van voorzitter van de veiligheidsregio. Juridisch handelt hij dan immers als bestuursorgaan van het openbaar lichaam, zonder wettelijke verantwoordingsplicht jegens welke volksvertegenwoordiging dan ook. De vraag is natuurlijk wel de vraag of zijn positie politiek houdbaar blijft als hij eventueel ernstig gefaald heeft, bijvoorbeeld bij de uitoefening van noodrechtbevoegdheden om de gevolgen van corona te beperken.    

Conclusie: de invloed van gemeentebesturen is klein

Al met al kan de voorzitter van de veiligheidsregio niet door lokale bestuurders en volksvertegenwoordigers worden ontslagen en heeft hij (zelfs) geen verantwoordingsplicht tegenover de gemeenteraden. Op hun beurt kunnen de burgemeesters in de regio - die de voorzitter wel ter verantwoording kunnen roepen -, hun AB-zetel evenmin verliezen, al zijn ze wel verantwoording schuldig aan de eigen gemeentelijke organen. De conclusie is dat de kracht van de bevoegdheden om vanuit gemeenten de veiligheidsregio te controleren en bij te sturen, beperkt is.

De naar zijn aard beperkte (directe) democratische legimitatie van het optreden van de voorzitter van de veiligheidsregio, is overigens één van de aanleidingen geweest voor de beslissing van het kabinet om de noodverordeningen te vervangen door een formele wet. De Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 is inmiddels in beide Kamers van het parlement aangenomen en zal naar huidige verwachting op 1 december 2020 in werking treden.

Om de democratische legitimiteit van gemeenschappelijke regelingen in algemene zin te versterken, is er verder wel een wijziging van de Wgr ophanden; daarover hebt u in deze nieuwsbrief al meer kunnen lezen. Op termijn zou dit de positie van raadsleden, ook binnen veiligheidsregio’s, kunnen versterken, bijvoorbeeld via een regionale raadscommissie en de mogelijkheid van een gemeenschappelijke enquête.

 

Bij de beheersing van de gevolgen van het coronavirus is een doorslaggevende rol weggelegd voor de veiligheidsregio’s. Hun voorzitters moeten er namelijk voor zorgen dat de door het kabinet aangekondigde maatregelen worden uitgevoerd. De voorzitters hebben ook een aantal bevoegdheden van de burgemeesters overgenomen om de openbare orde te handhaven, nu de crisis de gemeentegrenzen overstijgt. Hoewel de noodverordeningen – als gevolg van afstemming in het Veiligheidsberaad – onderling nauwelijks van elkaar verschillen, blijft de noodverordening een lokaal instrument: uiteindelijk kan elke regio dus ook eigen afwegingen maken. Hoewel in de samenleving groot draagvlak bestaat voor de getroffen maatregelen, is het van belang dat het lokaal bestuur betrokken blijft bij de inzet van het noodrecht. De vraag is in hoeverre bestuurders en raadsleden op het niveau van de individuele gemeenten op dit alles nog controle kunnen uitoefenen en de mogelijkheid hebben bij te sturen. 

Voorzitter kan door het AB niet worden ontslagen

Iedere gemeente is bij wet ingedeeld in een veiligheidsregio (met uitzondering van de ‘bijzondere gemeenten’ van Caribisch Nederland). Een veiligheidsregio is een openbaar lichaam dat bij gemeenschappelijke regeling is ingesteld. Het bestuur wordt gevormd door een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Het AB bestaat uit de burgemeesters van alle gemeenten in de regio (artikel 11 lid 1 Wet veiligheidsregio’s). In afwijking van de standaardregels van de Wet gemeenschappelijke regelingen mogen colleges er dus niet voor kiezen om een wethouder af te vaardigen. Ook voor de benoeming van de voorzitter geldt er iets anders: terwijl het AB van een openbaar lichaam deze gewoonlijk zelf uit zijn midden kiest, wordt de voorzitter van een veiligheidsregio bij koninklijk besluit aangewezen.

Voor wat betreft de verantwoordingsrelaties staat voorop dat het DB en elk van zijn leden afzonderlijk verantwoording moeten afleggen aan het AB. Omdat de voorzitter deel uitmaakt van het DB, geldt dat dus ook voor hem. Een verantwoordingsplicht heeft de meeste betekenis als er ook een bevoegdheid bestaat om aan onwelgevallig optreden consequenties te verbinden. In dat kader kunnen DB-leden uiteindelijk worden gedwongen om op te stappen als zij niet langer het vertrouwen van het AB hebben. Maar omdat bij een veiligheidsregio de voorzitter (dus) door de Kroon wordt benoemd, geldt dat in elk geval niet voor hem. Van het AB heeft hij – juridisch gezien – dus niet te vrezen.

Burgemeesters kunnen door hun college niet worden teruggetrokken            

Wordt gekeken naar de in de regio deelnemende colleges, dan kunnen zij in beginsel slechts hun eigen burgemeester ter verantwoording roepen. Tijdens collegevergaderingen kan de burgemeester door de overige collegeleden worden aangesproken op de manier waarop hij bijdraagt aan de uitoefening van taken en bevoegdheden door het AB, waaronder zijn controlerende taak ten aanzien van de voorzitter. Maar opnieuw is er qua sanctionering (dus) een belangrijk verschil met een “gewoon” openbaar lichaam: de burgemeester kan in het AB niet vervangen worden door een ander lid van het college van burgemeester en wethouders.

Democratische legitimatie is gering

En hoe zit het dan met de controlemogelijkheden van de gemeenteraden? Die verschilt bij een veiligheidsregio niet van die bij andere openbare lichamen. Dit betekent dat de burgemeesters in het AB uitsluitend individueel verantwoording schuldig zijn aan hun eigen raad. Alleen al omdat de veiligheidsregio een collegeregeling betreft, heeft de raad ook nog eens niet de directe macht om de burgemeester uit het AB terug te trekken, nog los van zijn wettelijk voorgeschreven lidmaatschap. Anders dan voor het college geldt, kan de raad wel bij de minister een aanbeveling tot ontslag doen. Maar dan ben je hem natuurlijk – bij daadwerkelijk ontslag - niet alleen kwijt als AB-lid, maar meteen helemaal als burgemeester. Overigens heeft het AB jegens de raden in beginsel wel een passieve informatieplicht (artikel 16 lid 2 Wgr).  

Voor de raad van de (centrum)gemeente waarvan de voorzitter burgemeester is, is het niet evident dat hij zijn burgemeester ter verantwoording roept in zijn hoedanigheid van voorzitter van de veiligheidsregio. Juridisch handelt hij dan immers als bestuursorgaan van het openbaar lichaam, zonder wettelijke verantwoordingsplicht jegens welke volksvertegenwoordiging dan ook. De vraag is natuurlijk wel de vraag of zijn positie politiek houdbaar blijft als hij eventueel ernstig gefaald heeft, bijvoorbeeld bij de uitoefening van noodrechtbevoegdheden om de gevolgen van corona te beperken.    

Conclusie: de invloed van gemeentebesturen is klein

Al met al kan de voorzitter van de veiligheidsregio niet door lokale bestuurders en volksvertegenwoordigers worden ontslagen en heeft hij (zelfs) geen verantwoordingsplicht tegenover de gemeenteraden. Op hun beurt kunnen de burgemeesters in de regio - die de voorzitter wel ter verantwoording kunnen roepen -, hun AB-zetel evenmin verliezen, al zijn ze wel verantwoording schuldig aan de eigen gemeentelijke organen. De conclusie is dat de kracht van de bevoegdheden om vanuit gemeenten de veiligheidsregio te controleren en bij te sturen, beperkt is.

De naar zijn aard beperkte (directe) democratische legimitatie van het optreden van de voorzitter van de veiligheidsregio, is overigens één van de aanleidingen geweest voor de beslissing van het kabinet om de noodverordeningen te vervangen door een formele wet. De Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 is inmiddels in beide Kamers van het parlement aangenomen en zal naar huidige verwachting op 1 december 2020 in werking treden.

Om de democratische legitimiteit van gemeenschappelijke regelingen in algemene zin te versterken, is er verder wel een wijziging van de Wgr ophanden; daarover hebt u in deze nieuwsbrief al meer kunnen lezen. Op termijn zou dit de positie van raadsleden, ook binnen veiligheidsregio’s, kunnen versterken, bijvoorbeeld via een regionale raadscommissie en de mogelijkheid van een gemeenschappelijke enquête.