Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen – de stand van zaken

 18 juli 2018 | Blog

Op 8 juni 2016 werd de Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 aangenomen, betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan.

Implementatietraject Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen
Tot nu toe kent de Nederlandse wet geen specifieke wetgeving op basis waarvan bescherming wordt geboden aan bedrijfsgeheimen. Dat betekent niet dat een onderneming die beschikt over informatie die een commerciële waarde heeft omdat de informatie geheim is, met lege handen staat. De bescherming wordt op dit moment geboden via het leerstuk van de onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) en via contractuele afspraken. Het gebruik van bedrijfsgevoelige informatie in strijd met een contractuele afspraak kan onrechtmatig zijn.

Bijna een eeuw geleden, op 31 januari 1919, oordeelde de Hoge Raad in de zaak Lindenbaum/Cohen al dat onder onrechtmatige daad is te verstaan een handelen of nalaten, dat indruist tegen de zorgvuldigheid, die in het maatschappelijke verkeer betamelijk is ten aanzien van een ander en dat daaronder ook valt "de daad van hem, die tot eigen baat, door giften en beloften den bediende van een concurrent overhaalt de beroepsgeheimen van zijn meester aan dezen afhandig te maken en aan hemzelven te openbaren".

Zoals het er nu naar uit ziet zal 100 jaar na deze baanbrekende uitspraak een specifieke wettelijke bescherming ook in de Nederlandse wet worden opgenomen; de Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen. De Richtlijn 2016/943 dient uiterlijk op 9 juni 2019 te worden geïmplementeerd in de nationale wetten van de Lid Staten. De voorbereidingen van die wet zijn al geruime tijd in gang. Op dit moment ligt het voorstel in de Eerste Kamer.

Wat is de definitie van een bedrijfsgeheim?
Duidelijk is dat er niet veel zal veranderen in de definitie van wat als bedrijfsgeheim kwalificeert. De definitie wordt gevormd door de voorwaarden die ook in artikel 39 van de TRIPs (Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights) Overeenkomst staan beschreven en aan de hand waarvan ook invulling wordt gegeven aan de onrechtmatige daadsleer in het Nederlandse rechtssysteem.

  1. De informatie moet geheim zijn in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor degenen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met dergelijke informatie;
  2. De informatie moet handelswaarde bezitten omdat zij geheim is, en
  3. De informatie moet door degene die daar rechtmatig over beschikt, onderworpen zijn aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden;

Aanvullende handhavingsmogelijkheden
In het kader van de implementatie van de Richtlijn in de Nederlandse wet is met name veel aandacht voor de handhavingsmogelijkheden die de houder van een bedrijfsgeheim tot zijn beschikking heeft in geval van onrechtmatig gebruik door een derde van die bedrijfsgeheimen. Die handhavingsmogelijkheden vertonen grote gelijkenis met de specifieke handhavingsmogelijkheden die nu al voor veel intellectuele eigendomsrechten gelden. Zo kan onder meer een verbod en schadevergoeding worden gevorderd, kan bewijsbeslag worden gelegd, kan afgifte van inbreukmakende goederen worden gevraagd en vernietiging, of overhandiging aan de rechthebbende, van documenten, voorwerpen, materialen, substanties of elektronische bestanden die het bedrijfsgeheim bevatten. Ook zal het hoogstwaarschijnlijk mogelijk worden om in gerechtelijke procedures over het onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen aanspraak te maken op een volledige proceskostenvergoeding, vergelijkbaar met de regeling die nu geldt in zaken betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. In de literatuur verschilt men van mening over de wenselijkheid hiervan omdat wel wordt betoogd dat een dergelijke proceskostenregeling ook een belemmering kan vormen om naar de rechter toe te stappen (aangezien ook het risico bestaat dat een eisende partij in het ongelijk wordt gesteld en als gevolg daarvan de advocaatkosten van de wederpartij moet vergoeden).

Al met al ziet de toekomst voor de bescherming van bedrijfsgeheimen er gunstig uit. Hoewel het leerstuk van de onrechtmatige daad de bedrijfsgeheimen in de afgelopen 100 jaar een goede dienst heeft bewezen, is het een goede ontwikkeling dat een specifieke regeling nu tot stand wordt gebracht.

Op 8 juni 2016 werd de Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 aangenomen, betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan.

Implementatietraject Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen
Tot nu toe kent de Nederlandse wet geen specifieke wetgeving op basis waarvan bescherming wordt geboden aan bedrijfsgeheimen. Dat betekent niet dat een onderneming die beschikt over informatie die een commerciële waarde heeft omdat de informatie geheim is, met lege handen staat. De bescherming wordt op dit moment geboden via het leerstuk van de onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) en via contractuele afspraken. Het gebruik van bedrijfsgevoelige informatie in strijd met een contractuele afspraak kan onrechtmatig zijn.

Bijna een eeuw geleden, op 31 januari 1919, oordeelde de Hoge Raad in de zaak Lindenbaum/Cohen al dat onder onrechtmatige daad is te verstaan een handelen of nalaten, dat indruist tegen de zorgvuldigheid, die in het maatschappelijke verkeer betamelijk is ten aanzien van een ander en dat daaronder ook valt "de daad van hem, die tot eigen baat, door giften en beloften den bediende van een concurrent overhaalt de beroepsgeheimen van zijn meester aan dezen afhandig te maken en aan hemzelven te openbaren".

Zoals het er nu naar uit ziet zal 100 jaar na deze baanbrekende uitspraak een specifieke wettelijke bescherming ook in de Nederlandse wet worden opgenomen; de Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen. De Richtlijn 2016/943 dient uiterlijk op 9 juni 2019 te worden geïmplementeerd in de nationale wetten van de Lid Staten. De voorbereidingen van die wet zijn al geruime tijd in gang. Op dit moment ligt het voorstel in de Eerste Kamer.

Wat is de definitie van een bedrijfsgeheim?
Duidelijk is dat er niet veel zal veranderen in de definitie van wat als bedrijfsgeheim kwalificeert. De definitie wordt gevormd door de voorwaarden die ook in artikel 39 van de TRIPs (Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights) Overeenkomst staan beschreven en aan de hand waarvan ook invulling wordt gegeven aan de onrechtmatige daadsleer in het Nederlandse rechtssysteem.

  1. De informatie moet geheim zijn in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor degenen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met dergelijke informatie;
  2. De informatie moet handelswaarde bezitten omdat zij geheim is, en
  3. De informatie moet door degene die daar rechtmatig over beschikt, onderworpen zijn aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden;

Aanvullende handhavingsmogelijkheden
In het kader van de implementatie van de Richtlijn in de Nederlandse wet is met name veel aandacht voor de handhavingsmogelijkheden die de houder van een bedrijfsgeheim tot zijn beschikking heeft in geval van onrechtmatig gebruik door een derde van die bedrijfsgeheimen. Die handhavingsmogelijkheden vertonen grote gelijkenis met de specifieke handhavingsmogelijkheden die nu al voor veel intellectuele eigendomsrechten gelden. Zo kan onder meer een verbod en schadevergoeding worden gevorderd, kan bewijsbeslag worden gelegd, kan afgifte van inbreukmakende goederen worden gevraagd en vernietiging, of overhandiging aan de rechthebbende, van documenten, voorwerpen, materialen, substanties of elektronische bestanden die het bedrijfsgeheim bevatten. Ook zal het hoogstwaarschijnlijk mogelijk worden om in gerechtelijke procedures over het onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen aanspraak te maken op een volledige proceskostenvergoeding, vergelijkbaar met de regeling die nu geldt in zaken betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. In de literatuur verschilt men van mening over de wenselijkheid hiervan omdat wel wordt betoogd dat een dergelijke proceskostenregeling ook een belemmering kan vormen om naar de rechter toe te stappen (aangezien ook het risico bestaat dat een eisende partij in het ongelijk wordt gesteld en als gevolg daarvan de advocaatkosten van de wederpartij moet vergoeden).

Al met al ziet de toekomst voor de bescherming van bedrijfsgeheimen er gunstig uit. Hoewel het leerstuk van de onrechtmatige daad de bedrijfsgeheimen in de afgelopen 100 jaar een goede dienst heeft bewezen, is het een goede ontwikkeling dat een specifieke regeling nu tot stand wordt gebracht.