De MiCA-verordening (MiCA) voorziet in uniforme vereisten voor de uitgifte van cryptoactiva en voor aanbieders van cryptoactivadiensten. Vanaf 30 december 2024 is MiCA volledig van toepassing.
- In deel I van dit drieluik werden de regels omtrent de uitgifte van cryptoactiva en de toelating daarvan tot de handel besproken.
- In deel II stonden de regels met betrekking tot aanbieders van cryptoactivadiensten (ook wel crypto-asset serviceproviders (CASPs) genoemd) centraal.
- In dit laatste deel wordt ingegaan op de Nederlandse regelgeving die de uitvoering en handhaving van MiCA mogelijk gaan maken.
Nederlandse regelgeving
MiCA heeft rechtstreekse werking. Toch is het nodig om de Nederlandse regelgeving op bepaalde punten aan te passen. Dit gebeurt op grond van de volgende voorgestelde wetgeving:
- Het uitvoeringsbesluit MiCA en TFR (Uitvoeringsbesluit), waarvan de Raad van State onlangs heeft geadviseerd het besluit te nemen;
- De uitvoeringswet verordening cryptoactiva (Uitvoeringswet I), die door de Tweede Kamer op 26 november jl. werd aangenomen;
- De uitvoeringswet verordening geldovermakingen en overdrachten van cryptoactiva te voegen informatie (Uitvoeringswet II), die eveneens door de Tweede Kamer op 26 november jl. werd aangenomen.
Uitvoeringsbesluit
Het Uitvoeringsbesluit voorziet in wijzigingen die nodig zijn op besluitniveau voor MiCA en de Verordening (EU) 2023/1113 betreffende bij geldovermakingen en overdrachten van bepaalde cryptoactiva te voegen informatie en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 (Transfer of Funds Regulation (TFR)).
Aanwijzing autoriteiten
Artikel 93 lid 1 MiCA bepaalt dat Nederland de bevoegde autoriteiten aan moet wijzen die de in MiCA vastgestelde functies en taken gaan vervullen. Het Uitvoeringsbesluit wijzigt hiertoe het Besluit EU-verordeningen Wft (Besluit). Voorgesteld wordt dat DNB toezicht gaat houden op de zogenaamde activa gerelateerde tokens (asset referenced tokens (ARTs)) en elektronisch geldtokens (e-money tokens (EMTs)). De AFM gaat toezicht houden op de overige onderdelen van MiCA, waaronder het toezicht op CASPs. Deze taakverdeling kent een paar uitzonderingen. Zo wordt DNB aangewezen als toezichthouder voor de artikelen met prudentiële eisen voor CASPs.
Voor meer informatie omtrent ARTs en EMTs verwijzen wij graag naar deel I van dit drieluik. De regels rondom CASPs worden in deel II nader besproken.
Handhaving
Door de voorgestelde wijzigingen in het Besluit bepaalt het Uitvoeringsbesluit ook welke artikelen uit MiCA door de toezichthouders kunnen worden gehandhaafd en dat bij overtreding van deze artikelen een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete (inclusief welke boetecategorie) kan worden opgelegd.
Ontzegging bevoegdheid bepaalde functies uit te oefenen
Ook wordt geregeld dat bij overtreding van bepaalde bepalingen uit MiCA de toezichthouders over kunnen gaan tot het tijdelijk ontzeggen van de bevoegdheid om het beleid te bepalen en leiding te geven bij een CASP.
Lidstaatoptie artikel 143 lid 3 MiCA
In artikel 143 lid 3 MiCA is opgenomen dat voor CASPs die hun diensten al voor de inwerkingtreding van MiCA aanboden, een overgangstermijn van maximaal 18 maanden kan worden gehanteerd nadat MiCA van toepassing wordt. Lidstaten hebben de mogelijkheid geen gebruik te maken van de lidstaatoptie van 18 maanden of deze te verkorten. Nederland heeft voor het laatste gekozen en het Uitvoeringsbesluit geeft hier uitvoering aan: de overgangstermijn eindigt op 30 juni 2025.
Gedurende de overgangstermijn mogen CASPs hun diensten overeenkomstig het oude recht blijven aanbieden. In Nederland gaat het daarbij alleen om aanbieders van diensten voor het omwisselen van cryptoactiva voor geldmiddelen en van bewaarportemonnees (wallets) die op het moment van inwerkingtreding van MiCA geregistreerd stonden in het register van DNB (deze huidige registratieplicht vervalt door de vergunningplicht onder MiCA ). Na 30 juni 2025 dienen zij zich aan MiCA te houden.
In artikel IV van de Uitvoeringswet II is een overgangsbepaling opgenomen waarin voor de duur van de overgangstermijn is uitgewerkt welke bepalingen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de Sanctiewet 1977 van toepassing blijven.
Uitvoeringswet I
De Uitvoeringswet I voorziet in wijzigingen van de Wet financieel toezicht (Wft). Deze wijzigingen bestaan eruit dat specifieke handhavingsbevoegdheden aan AFM en DNB worden toegekend. Verder beoogt de Uitvoeringswet I de Wet op de economische delicten (Wed) te wijzigen. Door deze wijzigingen wordt een aantal bepalingen uit MiCA onder de reikwijdte van het strafrecht gebracht. Hieronder gaan we dieper in op deze wijzigingen.
Wft – bestuursrechtelijke handhaving
Artikel 94 lid 1 en 3 en artikel 111 lid 5 MiCA bevatten aanvullende specifieke handhavingsbevoegdheden voor de bevoegde autoriteiten. Deze bevoegdheden maken nog geen deel uit van het huidige instrumentarium dat in de Wft is opgenomen. De Uitvoeringswet brengt hier verandering in door artikel 1:77n in de Wft in te voegen. Tot deze nieuwe handhavingsbevoegdheden behoren bijvoorbeeld:
- het verbieden van:
- het aanbieden van cryptoactivadiensten;
- het aanbieden van cryptactiva aan het publiek; of
- het maken van reclame;
- het opschorten van:
- het aanbieden van cryptoactivadiensten of een CASP daartoe verplichten; of
- de handel in cryptoactiva of de CASP die een cryptohandelsplatform exploiteert daartoe verplichten;
- het overgaan tot openbaarmaking van alle essentiële informatie die gevolgen kan hebben voor het aanbieden van cryptoactivadiensten, of voor de beoordeling van cryptoactiva die aan het publiek worden aangeboden of tot de handel zijn toegelaten;
- het verplichten tot de overdracht van bestaande overeenkomsten aan een andere CASP.
In de Uitvoeringswet I wordt voorgesteld het nieuwe artikel 1:77n Wft toe te voegen aan de bijlagen bij de (bestaande) artikelen 1:79 en 1:80 Wft. Daardoor wordt het voor de toezichthouder mogelijk, wanneer de normen van artikel 1:77n Wft worden geschonden, een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete op te leggen. De bijbehorende boetecategorie wordt in het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector opgenomen.
Wed – strafrechtelijke handhaving
De Uitvoeringswet I beoogt ook de Wed te wijzigingen. Dit heeft tot gevolg dat overtreding van een aantal bepalingen uit MiCA een economisch delict oplevert in de zin van de Wed. Volgens de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet I kunnen deze bepalingen worden ingedeeld in de volgende categorieën: vergunningplicht, prudentiële eisen, marktmisbruik, onafhankelijke audits en informatievoorziening aan het publiek.
Afhankelijk van de beantwoording van de vraag of er sprake is van opzet worden deze overtredingen gekwalificeerd als misdrijven of overtredingen in de zin van de Wed. Deze kwalificatie bepaalt vervolgens welke zwaarte van straf opgelegd kan worden. Gedacht moet worden aan gevangenisstraffen, taakstraffen en geldboetes (van uiteenlopende duur c.q. hoogte).
Duaal stelsel
Overtreding van deze bepalingen uit MiCA kunnen zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden gehandhaafd. Het strafrecht wordt daarbij beschouwd als de ultieme remedie: in specifieke gevallen kan strafrechtelijke handhaving passender en effectiever zijn.
Uitvoeringswet II
Wijziging reikwijdte Wwft
Tegelijk met MiCa wordt ook TFR van toepassing. TFR moet in samenhang met de implementatie van MiCA beschouwd worden. TFR heeft als onderwerpen de bij geldovermakingen en overdrachten van bepaalde cryptoactiva te voegen informatie en de wijziging van de vierde anti-witwas richtlijn. De Uitvoeringswet II bestaat vrijwel uitsluitend uit de implementatie van de wijzigingen van de vierde anti-witwas richtlijn. De te wijzigen bepalingen zijn vastgelegd in de Wwft.
TFR breidt de reikwijdte van de Wwft uit naar (vrijwel) alle CASPs die onder MiCA vallen. Dit heeft tot gevolg dat zij voortaan, onder andere, cliëntenonderzoek moeten verrichten en ongebruikelijke transacties dienen te melden.
Sanctiewet 1977
CASPs die onder de reikwijdte van de Wwft komen te vallen, worden door de Uitvoeringswet II ook onder de Sanctiewet 1977 gebracht. Dit betekent bijvoorbeeld dat deze CASPs moeten controleren of hun cliënten niet zijn opgenomen op sanctielijsten.
Toezichthoudende autoriteiten
Als gevolg van het feit dat de AFM toezicht gaat houden op de CASPs, wordt in de Uitvoeringswet II voorgesteld de AFM ook aan te wijzen als de toezichthouder op de naleving van de verplichtingen voor CASPs die voortvloeien uit TFR, de Wwft en de Sanctiewet 1977.
Aanbieders bewaarportemonnees en aanbieders omwisselen cryptoactiva voor geldmiddelen
Het al bestaande (integriteits-)toezicht door DNB op aanbieders van bewaarportemonnees en aanbieders van diensten voor het omwisselen van cryptoactiva voor geldmiddelen zal, vanwege de implementatie van MiCA, worden de verantwoordelijkheden overgedragen aan de AFM. Banken en elektronische geldinstellingen die cryptoactivadiensten aanbieden blijven wel onder het toezicht van DNB vallen.
Afsluiting
Tot zover onze bespreking van de belangrijkste wijzigingen in de Nederlandse wet- en regelgeving die de uitvoering en handhaving van MiCA mogelijk gaan maken. Het zal de komende maanden blijken hoe de nieuwe regels zich in de praktijk zullen ontwikkelen. In geval van relevante ontwikkelingen houden we u graag op de hoogte. Loopt u zelf tegen vragen of problemen op met betrekking tot MiCA? Neem dan gerust contact met ons op.
De MiCA-verordening (MiCA) voorziet in uniforme vereisten voor de uitgifte van cryptoactiva en voor aanbieders van cryptoactivadiensten. Vanaf 30 december 2024 is MiCA volledig van toepassing.
- In deel I van dit drieluik werden de regels omtrent de uitgifte van cryptoactiva en de toelating daarvan tot de handel besproken.
- In deel II stonden de regels met betrekking tot aanbieders van cryptoactivadiensten (ook wel crypto-asset serviceproviders (CASPs) genoemd) centraal.
- In dit laatste deel wordt ingegaan op de Nederlandse regelgeving die de uitvoering en handhaving van MiCA mogelijk gaan maken.
Nederlandse regelgeving
MiCA heeft rechtstreekse werking. Toch is het nodig om de Nederlandse regelgeving op bepaalde punten aan te passen. Dit gebeurt op grond van de volgende voorgestelde wetgeving:
- Het uitvoeringsbesluit MiCA en TFR (Uitvoeringsbesluit), waarvan de Raad van State onlangs heeft geadviseerd het besluit te nemen;
- De uitvoeringswet verordening cryptoactiva (Uitvoeringswet I), die door de Tweede Kamer op 26 november jl. werd aangenomen;
- De uitvoeringswet verordening geldovermakingen en overdrachten van cryptoactiva te voegen informatie (Uitvoeringswet II), die eveneens door de Tweede Kamer op 26 november jl. werd aangenomen.
Uitvoeringsbesluit
Het Uitvoeringsbesluit voorziet in wijzigingen die nodig zijn op besluitniveau voor MiCA en de Verordening (EU) 2023/1113 betreffende bij geldovermakingen en overdrachten van bepaalde cryptoactiva te voegen informatie en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 (Transfer of Funds Regulation (TFR)).
Aanwijzing autoriteiten
Artikel 93 lid 1 MiCA bepaalt dat Nederland de bevoegde autoriteiten aan moet wijzen die de in MiCA vastgestelde functies en taken gaan vervullen. Het Uitvoeringsbesluit wijzigt hiertoe het Besluit EU-verordeningen Wft (Besluit). Voorgesteld wordt dat DNB toezicht gaat houden op de zogenaamde activa gerelateerde tokens (asset referenced tokens (ARTs)) en elektronisch geldtokens (e-money tokens (EMTs)). De AFM gaat toezicht houden op de overige onderdelen van MiCA, waaronder het toezicht op CASPs. Deze taakverdeling kent een paar uitzonderingen. Zo wordt DNB aangewezen als toezichthouder voor de artikelen met prudentiële eisen voor CASPs.
Voor meer informatie omtrent ARTs en EMTs verwijzen wij graag naar deel I van dit drieluik. De regels rondom CASPs worden in deel II nader besproken.
Handhaving
Door de voorgestelde wijzigingen in het Besluit bepaalt het Uitvoeringsbesluit ook welke artikelen uit MiCA door de toezichthouders kunnen worden gehandhaafd en dat bij overtreding van deze artikelen een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete (inclusief welke boetecategorie) kan worden opgelegd.
Ontzegging bevoegdheid bepaalde functies uit te oefenen
Ook wordt geregeld dat bij overtreding van bepaalde bepalingen uit MiCA de toezichthouders over kunnen gaan tot het tijdelijk ontzeggen van de bevoegdheid om het beleid te bepalen en leiding te geven bij een CASP.
Lidstaatoptie artikel 143 lid 3 MiCA
In artikel 143 lid 3 MiCA is opgenomen dat voor CASPs die hun diensten al voor de inwerkingtreding van MiCA aanboden, een overgangstermijn van maximaal 18 maanden kan worden gehanteerd nadat MiCA van toepassing wordt. Lidstaten hebben de mogelijkheid geen gebruik te maken van de lidstaatoptie van 18 maanden of deze te verkorten. Nederland heeft voor het laatste gekozen en het Uitvoeringsbesluit geeft hier uitvoering aan: de overgangstermijn eindigt op 30 juni 2025.
Gedurende de overgangstermijn mogen CASPs hun diensten overeenkomstig het oude recht blijven aanbieden. In Nederland gaat het daarbij alleen om aanbieders van diensten voor het omwisselen van cryptoactiva voor geldmiddelen en van bewaarportemonnees (wallets) die op het moment van inwerkingtreding van MiCA geregistreerd stonden in het register van DNB (deze huidige registratieplicht vervalt door de vergunningplicht onder MiCA ). Na 30 juni 2025 dienen zij zich aan MiCA te houden.
In artikel IV van de Uitvoeringswet II is een overgangsbepaling opgenomen waarin voor de duur van de overgangstermijn is uitgewerkt welke bepalingen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de Sanctiewet 1977 van toepassing blijven.
Uitvoeringswet I
De Uitvoeringswet I voorziet in wijzigingen van de Wet financieel toezicht (Wft). Deze wijzigingen bestaan eruit dat specifieke handhavingsbevoegdheden aan AFM en DNB worden toegekend. Verder beoogt de Uitvoeringswet I de Wet op de economische delicten (Wed) te wijzigen. Door deze wijzigingen wordt een aantal bepalingen uit MiCA onder de reikwijdte van het strafrecht gebracht. Hieronder gaan we dieper in op deze wijzigingen.
Wft – bestuursrechtelijke handhaving
Artikel 94 lid 1 en 3 en artikel 111 lid 5 MiCA bevatten aanvullende specifieke handhavingsbevoegdheden voor de bevoegde autoriteiten. Deze bevoegdheden maken nog geen deel uit van het huidige instrumentarium dat in de Wft is opgenomen. De Uitvoeringswet brengt hier verandering in door artikel 1:77n in de Wft in te voegen. Tot deze nieuwe handhavingsbevoegdheden behoren bijvoorbeeld:
- het verbieden van:
- het aanbieden van cryptoactivadiensten;
- het aanbieden van cryptactiva aan het publiek; of
- het maken van reclame;
- het opschorten van:
- het aanbieden van cryptoactivadiensten of een CASP daartoe verplichten; of
- de handel in cryptoactiva of de CASP die een cryptohandelsplatform exploiteert daartoe verplichten;
- het overgaan tot openbaarmaking van alle essentiële informatie die gevolgen kan hebben voor het aanbieden van cryptoactivadiensten, of voor de beoordeling van cryptoactiva die aan het publiek worden aangeboden of tot de handel zijn toegelaten;
- het verplichten tot de overdracht van bestaande overeenkomsten aan een andere CASP.
In de Uitvoeringswet I wordt voorgesteld het nieuwe artikel 1:77n Wft toe te voegen aan de bijlagen bij de (bestaande) artikelen 1:79 en 1:80 Wft. Daardoor wordt het voor de toezichthouder mogelijk, wanneer de normen van artikel 1:77n Wft worden geschonden, een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete op te leggen. De bijbehorende boetecategorie wordt in het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector opgenomen.
Wed – strafrechtelijke handhaving
De Uitvoeringswet I beoogt ook de Wed te wijzigingen. Dit heeft tot gevolg dat overtreding van een aantal bepalingen uit MiCA een economisch delict oplevert in de zin van de Wed. Volgens de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet I kunnen deze bepalingen worden ingedeeld in de volgende categorieën: vergunningplicht, prudentiële eisen, marktmisbruik, onafhankelijke audits en informatievoorziening aan het publiek.
Afhankelijk van de beantwoording van de vraag of er sprake is van opzet worden deze overtredingen gekwalificeerd als misdrijven of overtredingen in de zin van de Wed. Deze kwalificatie bepaalt vervolgens welke zwaarte van straf opgelegd kan worden. Gedacht moet worden aan gevangenisstraffen, taakstraffen en geldboetes (van uiteenlopende duur c.q. hoogte).
Duaal stelsel
Overtreding van deze bepalingen uit MiCA kunnen zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden gehandhaafd. Het strafrecht wordt daarbij beschouwd als de ultieme remedie: in specifieke gevallen kan strafrechtelijke handhaving passender en effectiever zijn.
Uitvoeringswet II
Wijziging reikwijdte Wwft
Tegelijk met MiCa wordt ook TFR van toepassing. TFR moet in samenhang met de implementatie van MiCA beschouwd worden. TFR heeft als onderwerpen de bij geldovermakingen en overdrachten van bepaalde cryptoactiva te voegen informatie en de wijziging van de vierde anti-witwas richtlijn. De Uitvoeringswet II bestaat vrijwel uitsluitend uit de implementatie van de wijzigingen van de vierde anti-witwas richtlijn. De te wijzigen bepalingen zijn vastgelegd in de Wwft.
TFR breidt de reikwijdte van de Wwft uit naar (vrijwel) alle CASPs die onder MiCA vallen. Dit heeft tot gevolg dat zij voortaan, onder andere, cliëntenonderzoek moeten verrichten en ongebruikelijke transacties dienen te melden.
Sanctiewet 1977
CASPs die onder de reikwijdte van de Wwft komen te vallen, worden door de Uitvoeringswet II ook onder de Sanctiewet 1977 gebracht. Dit betekent bijvoorbeeld dat deze CASPs moeten controleren of hun cliënten niet zijn opgenomen op sanctielijsten.
Toezichthoudende autoriteiten
Als gevolg van het feit dat de AFM toezicht gaat houden op de CASPs, wordt in de Uitvoeringswet II voorgesteld de AFM ook aan te wijzen als de toezichthouder op de naleving van de verplichtingen voor CASPs die voortvloeien uit TFR, de Wwft en de Sanctiewet 1977.
Aanbieders bewaarportemonnees en aanbieders omwisselen cryptoactiva voor geldmiddelen
Het al bestaande (integriteits-)toezicht door DNB op aanbieders van bewaarportemonnees en aanbieders van diensten voor het omwisselen van cryptoactiva voor geldmiddelen zal, vanwege de implementatie van MiCA, worden de verantwoordelijkheden overgedragen aan de AFM. Banken en elektronische geldinstellingen die cryptoactivadiensten aanbieden blijven wel onder het toezicht van DNB vallen.
Afsluiting
Tot zover onze bespreking van de belangrijkste wijzigingen in de Nederlandse wet- en regelgeving die de uitvoering en handhaving van MiCA mogelijk gaan maken. Het zal de komende maanden blijken hoe de nieuwe regels zich in de praktijk zullen ontwikkelen. In geval van relevante ontwikkelingen houden we u graag op de hoogte. Loopt u zelf tegen vragen of problemen op met betrekking tot MiCA? Neem dan gerust contact met ons op.