Derdelanders met een tijdelijke verblijfsvergunning uit Oekraïne krijgen tot 2 april om te vertrekken uit Nederland

 31 januari 2024 | Publicatie

Op woensdag 17 januari heeft de Afdeling geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die met een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne verbleven van rechtswege komt te vervallen per 4 maart 2024. Dat wil zeggen dat deze derdelanders tot 4 maart 2024 opvang geboden moet worden. Eerder had de staatssecretaris besloten dat de tijdelijke bescherming (en daarmee de opvang) voor deze derdelanders zou eindigen per 4 september 2023 maar dat besluit is nu definitief van de baan. Op 24 januari heeft de staatssecretaris duidelijk gemaakt dat de derdelanders waar de Afdelingsuitspraak betrekking op heeft tot 2 april de tijd krijgen om te vertrekken uit Nederland.

Recap: de aanloop naar de Afdelingsuitspraak

Nederland vangt vluchtelingen uit Oekraïne op sinds daar oorlog uitgebroken is. Dat is verplicht op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (‘RTB’) die op 4 maart 2022 van toepassing verklaard is op vluchtelingen uit Oekraïne. Tussen de vluchtelingen die Nederland opvangt zitten ook mensen die geen Oekraïense nationaliteit hebben die met een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne verbleven (hierna aangeduid als ‘derdelanders’). De RTB verplichtte niet om deze derdelanders ook opvang te bieden, maar Nederland heeft zelf besloten de RTB ook van toepassing te laten zijn op deze groep personen door toepassing te geven aan de facultatieve bepaling van artikel 2, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit. In een eerder blog hebben wij al toegelicht hoe dat precies juridisch zit. 

De beslissing om de RTB ruimhartig toe te passen heeft er volgens de staatssecretaris toe geleid dat er misbruik van de regeling werd gemaakt en dat Nederland te maken kreeg met een hogere instroom van derdelanders vanuit andere Europese landen. Dit was aanleiding voor de staatssecretaris om op 19 juli 2022 te besluiten dat de tijdelijke bescherming van derdelanders zou worden beëindigd per (aanvankelijk 4 maart 2023, maar dat is uitgesteld tot) 4 september 2023.

De vraag was echter of de staatssecretaris die tijdelijke bescherming zomaar kon beëindigen voor personen die die tijdelijke bescherming eerst wel kregen. Rechtbanken door het land dachten verschillend over die vraag waardoor er een chaotische situatie ontstond. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft aan die chaos tijdelijk op 1 september 2023 iets voor middernacht een einde gemaakt door te oordelen dat de derdelanders nog bescherming genieten op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming in afwachting van een einduitspraak. Op 17 januari 2024 heeft de Afdeling nu haar eindoordeel gegeven in deze zaak.

Oordeel Afdeling

De Afdeling stelt allereerst vast dat de staatssecretaris de bevoegdheid heeft om de toepassing de facultatieve bepaling te beëindigen. Dat betekent dat de staatssecretaris per 19 juli 2022 geen tijdelijke bescherming meer hoeft te bieden aan derdelanders die zich op dat moment nog niet in de BRP hadden ingeschreven.

De derdelanders die wel vóór 19 juli 2022 in de BRP ingeschreven waren genieten bescherming ‘krachtens de RTB’ en die richtlijn is volledig op hen van toepassing geworden. Ook voor de duur van de tijdelijke bescherming van deze groep moet daarom worden aangesloten bij de RTB, te weten artikel 4 van de RTB.  Dat brengt met zich dat de tijdelijke bescherming voor derdelanders niet op ieder willekeurig moment via het nationale recht kan worden beëindigd. De verkregen tijdelijke bescherming van derdelanders kan daarom niet worden beëindigd op 4 maart 2023 of 4 september 2023 zoals de staatssecretaris had besloten.

Artikel 4 van de RTB kent twee leden. Uit het eerste lid volgt dat de initiële duur van de tijdelijke bescherming loopt voor één jaar, welke bescherming (tenzij door de Raad besloten wordt de tijdelijke bescherming te beëindigen) automatisch met telkens zes maanden wordt verlengd voor maximaal één jaar. De initiële duur van de tijdelijke bescherming ving aan op 4 maart 2022 en duurt dus (met automatische verlenging) tot 4 maart 2024.

Dat betekent niet dat Nederland (en andere EU-landen) per 4 maart 2024 geen Oekraïners meer opvangen. De Raad kan namelijk besluiten dat er nog altijd redenen zijn om de tijdelijke bescherming te blijven bieden. Deze situatie geldt dan nog eens voor maximaal één jaar, zo volgt uit het tweede lid van artikel 4 van de RTB. Dit is voor ontheemden uit Oekraïne vastgesteld met het Verlengingsbesluit van 19 oktober 2023. Oekraïense vluchtelingen vangen we dus voorlopig nog op, maar voor derdelanders ligt dat in Nederland anders. In dat verlengingsbesluit staat namelijk dat “de tijdelijke bescherming die wordt verleend aan ontheemden uit Oekraïne als bedoeld in artikel 2 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382, […] met één jaar verlengd [wordt] tot en met 4 maart 2025.” Op het moment van dit verlengingsbesluit was artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit niet meer van toepassing op de derdelanders. Op 19 juli 2022 had de staatssecretaris namelijk besloten de facultatieve bepaling van artikel 2, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit niet langer toe te passen. Dat betekent dat de tijdelijke bescherming van derdelanders in Nederland niet wordt verlengd met het verlengingsbesluit. Voor hen geldt dat de tijdelijke bescherming van kracht is tot en met 4 maart 2024. Die beëindiging van de tijdelijke bescherming op 4 maart 2024 is volgens de Afdeling tot slot niet in strijd met het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.

Per 4 maart 2024 geen bescherming meer en op 2 april Nederland verlaten hebben

De Afdeling heeft dus duidelijk gemaakt dat derdelanders die in Oekraïne een tijdelijke verblijfsvergunning hadden en zich voor 19 juli 2022 in Nederland in de BRP hadden ingeschreven tot 4 maart 2024 tijdelijke bescherming genieten krachtens de RTB. De staatssecretaris heeft inmiddels een brief gestuurd aan de Nederlandse gemeenten dat zij deze derdelanders tot 2 april 2024 op moeten vangen vanwege de overgangstermijn van 28 dagen na 4 maart 2024. Gemeenten weten hiermee waar ze aan toe zijn en kunnen aan de slag met het treffen van voorbereidingen om de opvang te beëindigen.

Op woensdag 17 januari heeft de Afdeling geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die met een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne verbleven van rechtswege komt te vervallen per 4 maart 2024. Dat wil zeggen dat deze derdelanders tot 4 maart 2024 opvang geboden moet worden. Eerder had de staatssecretaris besloten dat de tijdelijke bescherming (en daarmee de opvang) voor deze derdelanders zou eindigen per 4 september 2023 maar dat besluit is nu definitief van de baan. Op 24 januari heeft de staatssecretaris duidelijk gemaakt dat de derdelanders waar de Afdelingsuitspraak betrekking op heeft tot 2 april de tijd krijgen om te vertrekken uit Nederland.

Recap: de aanloop naar de Afdelingsuitspraak

Nederland vangt vluchtelingen uit Oekraïne op sinds daar oorlog uitgebroken is. Dat is verplicht op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (‘RTB’) die op 4 maart 2022 van toepassing verklaard is op vluchtelingen uit Oekraïne. Tussen de vluchtelingen die Nederland opvangt zitten ook mensen die geen Oekraïense nationaliteit hebben die met een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne verbleven (hierna aangeduid als ‘derdelanders’). De RTB verplichtte niet om deze derdelanders ook opvang te bieden, maar Nederland heeft zelf besloten de RTB ook van toepassing te laten zijn op deze groep personen door toepassing te geven aan de facultatieve bepaling van artikel 2, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit. In een eerder blog hebben wij al toegelicht hoe dat precies juridisch zit. 

De beslissing om de RTB ruimhartig toe te passen heeft er volgens de staatssecretaris toe geleid dat er misbruik van de regeling werd gemaakt en dat Nederland te maken kreeg met een hogere instroom van derdelanders vanuit andere Europese landen. Dit was aanleiding voor de staatssecretaris om op 19 juli 2022 te besluiten dat de tijdelijke bescherming van derdelanders zou worden beëindigd per (aanvankelijk 4 maart 2023, maar dat is uitgesteld tot) 4 september 2023.

De vraag was echter of de staatssecretaris die tijdelijke bescherming zomaar kon beëindigen voor personen die die tijdelijke bescherming eerst wel kregen. Rechtbanken door het land dachten verschillend over die vraag waardoor er een chaotische situatie ontstond. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft aan die chaos tijdelijk op 1 september 2023 iets voor middernacht een einde gemaakt door te oordelen dat de derdelanders nog bescherming genieten op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming in afwachting van een einduitspraak. Op 17 januari 2024 heeft de Afdeling nu haar eindoordeel gegeven in deze zaak.

Oordeel Afdeling

De Afdeling stelt allereerst vast dat de staatssecretaris de bevoegdheid heeft om de toepassing de facultatieve bepaling te beëindigen. Dat betekent dat de staatssecretaris per 19 juli 2022 geen tijdelijke bescherming meer hoeft te bieden aan derdelanders die zich op dat moment nog niet in de BRP hadden ingeschreven.

De derdelanders die wel vóór 19 juli 2022 in de BRP ingeschreven waren genieten bescherming ‘krachtens de RTB’ en die richtlijn is volledig op hen van toepassing geworden. Ook voor de duur van de tijdelijke bescherming van deze groep moet daarom worden aangesloten bij de RTB, te weten artikel 4 van de RTB.  Dat brengt met zich dat de tijdelijke bescherming voor derdelanders niet op ieder willekeurig moment via het nationale recht kan worden beëindigd. De verkregen tijdelijke bescherming van derdelanders kan daarom niet worden beëindigd op 4 maart 2023 of 4 september 2023 zoals de staatssecretaris had besloten.

Artikel 4 van de RTB kent twee leden. Uit het eerste lid volgt dat de initiële duur van de tijdelijke bescherming loopt voor één jaar, welke bescherming (tenzij door de Raad besloten wordt de tijdelijke bescherming te beëindigen) automatisch met telkens zes maanden wordt verlengd voor maximaal één jaar. De initiële duur van de tijdelijke bescherming ving aan op 4 maart 2022 en duurt dus (met automatische verlenging) tot 4 maart 2024.

Dat betekent niet dat Nederland (en andere EU-landen) per 4 maart 2024 geen Oekraïners meer opvangen. De Raad kan namelijk besluiten dat er nog altijd redenen zijn om de tijdelijke bescherming te blijven bieden. Deze situatie geldt dan nog eens voor maximaal één jaar, zo volgt uit het tweede lid van artikel 4 van de RTB. Dit is voor ontheemden uit Oekraïne vastgesteld met het Verlengingsbesluit van 19 oktober 2023. Oekraïense vluchtelingen vangen we dus voorlopig nog op, maar voor derdelanders ligt dat in Nederland anders. In dat verlengingsbesluit staat namelijk dat “de tijdelijke bescherming die wordt verleend aan ontheemden uit Oekraïne als bedoeld in artikel 2 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382, […] met één jaar verlengd [wordt] tot en met 4 maart 2025.” Op het moment van dit verlengingsbesluit was artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit niet meer van toepassing op de derdelanders. Op 19 juli 2022 had de staatssecretaris namelijk besloten de facultatieve bepaling van artikel 2, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit niet langer toe te passen. Dat betekent dat de tijdelijke bescherming van derdelanders in Nederland niet wordt verlengd met het verlengingsbesluit. Voor hen geldt dat de tijdelijke bescherming van kracht is tot en met 4 maart 2024. Die beëindiging van de tijdelijke bescherming op 4 maart 2024 is volgens de Afdeling tot slot niet in strijd met het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.

Per 4 maart 2024 geen bescherming meer en op 2 april Nederland verlaten hebben

De Afdeling heeft dus duidelijk gemaakt dat derdelanders die in Oekraïne een tijdelijke verblijfsvergunning hadden en zich voor 19 juli 2022 in Nederland in de BRP hadden ingeschreven tot 4 maart 2024 tijdelijke bescherming genieten krachtens de RTB. De staatssecretaris heeft inmiddels een brief gestuurd aan de Nederlandse gemeenten dat zij deze derdelanders tot 2 april 2024 op moeten vangen vanwege de overgangstermijn van 28 dagen na 4 maart 2024. Gemeenten weten hiermee waar ze aan toe zijn en kunnen aan de slag met het treffen van voorbereidingen om de opvang te beëindigen.