Les voor de praktijk
Enkel het ontbreken van een anterieure overeenkomst kan in veel gevallen niet de reden zijn om planologische medewerking te weigeren. Als er sprake is van een aangewezen bouwplan moet de route van het exploitatieplan gevolgd worden om de kosten te verhalen en vormt het ontbreken van een overeenkomst geen reden voor een weigering om mee te werken; zie daarover deze uitspraak. Als er geen sprake is van een aangewezen bouwplan, kan medewerking bij gebreke van een bijdrage alleen geweigerd worden als zonder de bijdrage (bijvoorbeeld voor compensatiemaatregelen) er geen goede ruimtelijke ordening geborgd is. Verder: kostenverhaal is écht iets anders dan financiële uitvoerbaarheid.
Waar gaat het over?
De rechtbank Noord-Holland beantwoordt de vraag of het ontbreken van een anterieure overeenkomst reden kan zijn om planologische medewerking te weigeren in een uitspraak van 26 augustus 2021 ontkennend. De reden daarvoor is gelegen in het feit dat het niet ging om een aangewezen bouwplan met verplicht kostenverhaal en de bijdrage niet bedoeld was om een nadeel van de planologische impact weg te nemen.
Wat was er aan de hand?
De appellant wilde een parkeerterrein aanleggen. Dat was in strijd met het geldende bestemmingsplan. De gemeente had tegen de ontwikkeling geen ruimtelijk bezwaar, maar weigerde de vergunning omdat appellant zich niet wilde verbinden aan een door de gemeente gewenste financiële bijdrage in de plankosten. Appellant legde zich bij deze weigering niet neer en vindt de rechter aan zijn kant.
Wat overweegt de rechter?
De rechter beziet ten eerste of sprake is van een aangewezen bouwplan waarbij kostenverhaal verplicht is. De rechter constateert dat dit niet het geval is. De rechter stelt vast dat eiseres heeft geweigerd een overeenkomst aan te gaan over de betaling van de gewenste bijdrage in de gemeentelijke plankosten ten behoeve van de gevraagde omgevingsvergunning. Vraag voor de rechter is of de gemeente de gevraagde vergunning om die reden heeft kunnen weigeren. Nee zegt de rechter. De rechter overweegt in dit verband dat er geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening omdát een betaling ontbreekt.
De rechter overweegt daartoe ten eerste dat in de rechtspraak weliswaar in algemene zin is geaccepteerd dat sprake kan zijn van strijd met een goede ruimtelijke ordening als de uitvoerbaarheid van een project onvoldoende verzekerd is. Dat doet zich hier niet voor. Waarom niet? Het gaat bij financiële uitvoerbaarheid om de vraag: kan het project wel uitgevoerd worden als het wordt vergund en niet om kostenverhaal. De economische uitvoerbaarheid ziet – aldus de rechtbank - alleen op de vraag of het project, mede gelet op de financiële positie van de aanvragen, daadwerkelijk zal kunnen worden gerealiseerd. Of aanvrager zich bereid heeft verklaard de door verweerder gewenste (extra) bijdrage in de gemeentelijke plankosten te betalen, is daarom in deze zaak niet relevant.
De rechter overweegt ten tweede dat onder omstandigheden een bijdrage aan een gewenste ruimtelijke ontwikkeling kan worden gevraagd, en dat bij weigering van betaling sprake kan zijn van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Dit is echter naar het oordeel van de rechter alleen het geval als er ruimtelijke samenhang bestaat tussen de planwijziging waarvoor de financiële bijdrage wordt gevraagd enerzijds en het bestedingsdoel van de financiële bijdrage anderzijds. De gevraagde financiële bijdrage dient bestemd te zijn om een op zichzelf nadelige ruimtelijke ontwikkeling te compenseren. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan het compenseren van het onttrekken van een openbare parkeerplaats (negatieve ruimtelijke ontwikkeling), door het opleggen van de verplichting tot betaling van een bepaald bedrag aan een parkeerfonds dat als doel heeft te zorgen voor voldoende parkeerruimte (compensatie van de negatieve ruimtelijke ontwikkeling). Ook valt in dit kader te denken aan planschade. Als een gewenste ruimtelijke ontwikkeling eventueel leidt tot ruimtelijk nadeel van derden, kan immers geoordeeld worden dat sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening als daar geen compensatie (door de initiatiefnemer) tegenover staat. Ook dat doet zich in de door de rechtbank te beoordelen zaak niet voor.
De rechter oordeelt dan ook dat de medewerking niet geweigerd had kunnen worden.
Hoe dan verder?
In het beoordeelde geval zal de gemeente het moeten doen met het verhalen van kosten op grond van de legesverordening, zo komt mij voor.
Meer informatie?
Zie voor meer informatie eerder geschreven blogs over dit onderwerp:
Les voor de praktijk
Enkel het ontbreken van een anterieure overeenkomst kan in veel gevallen niet de reden zijn om planologische medewerking te weigeren. Als er sprake is van een aangewezen bouwplan moet de route van het exploitatieplan gevolgd worden om de kosten te verhalen en vormt het ontbreken van een overeenkomst geen reden voor een weigering om mee te werken; zie daarover deze uitspraak. Als er geen sprake is van een aangewezen bouwplan, kan medewerking bij gebreke van een bijdrage alleen geweigerd worden als zonder de bijdrage (bijvoorbeeld voor compensatiemaatregelen) er geen goede ruimtelijke ordening geborgd is. Verder: kostenverhaal is écht iets anders dan financiële uitvoerbaarheid.
Waar gaat het over?
De rechtbank Noord-Holland beantwoordt de vraag of het ontbreken van een anterieure overeenkomst reden kan zijn om planologische medewerking te weigeren in een uitspraak van 26 augustus 2021 ontkennend. De reden daarvoor is gelegen in het feit dat het niet ging om een aangewezen bouwplan met verplicht kostenverhaal en de bijdrage niet bedoeld was om een nadeel van de planologische impact weg te nemen.
Wat was er aan de hand?
De appellant wilde een parkeerterrein aanleggen. Dat was in strijd met het geldende bestemmingsplan. De gemeente had tegen de ontwikkeling geen ruimtelijk bezwaar, maar weigerde de vergunning omdat appellant zich niet wilde verbinden aan een door de gemeente gewenste financiële bijdrage in de plankosten. Appellant legde zich bij deze weigering niet neer en vindt de rechter aan zijn kant.
Wat overweegt de rechter?
De rechter beziet ten eerste of sprake is van een aangewezen bouwplan waarbij kostenverhaal verplicht is. De rechter constateert dat dit niet het geval is. De rechter stelt vast dat eiseres heeft geweigerd een overeenkomst aan te gaan over de betaling van de gewenste bijdrage in de gemeentelijke plankosten ten behoeve van de gevraagde omgevingsvergunning. Vraag voor de rechter is of de gemeente de gevraagde vergunning om die reden heeft kunnen weigeren. Nee zegt de rechter. De rechter overweegt in dit verband dat er geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening omdát een betaling ontbreekt.
De rechter overweegt daartoe ten eerste dat in de rechtspraak weliswaar in algemene zin is geaccepteerd dat sprake kan zijn van strijd met een goede ruimtelijke ordening als de uitvoerbaarheid van een project onvoldoende verzekerd is. Dat doet zich hier niet voor. Waarom niet? Het gaat bij financiële uitvoerbaarheid om de vraag: kan het project wel uitgevoerd worden als het wordt vergund en niet om kostenverhaal. De economische uitvoerbaarheid ziet – aldus de rechtbank - alleen op de vraag of het project, mede gelet op de financiële positie van de aanvragen, daadwerkelijk zal kunnen worden gerealiseerd. Of aanvrager zich bereid heeft verklaard de door verweerder gewenste (extra) bijdrage in de gemeentelijke plankosten te betalen, is daarom in deze zaak niet relevant.
De rechter overweegt ten tweede dat onder omstandigheden een bijdrage aan een gewenste ruimtelijke ontwikkeling kan worden gevraagd, en dat bij weigering van betaling sprake kan zijn van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Dit is echter naar het oordeel van de rechter alleen het geval als er ruimtelijke samenhang bestaat tussen de planwijziging waarvoor de financiële bijdrage wordt gevraagd enerzijds en het bestedingsdoel van de financiële bijdrage anderzijds. De gevraagde financiële bijdrage dient bestemd te zijn om een op zichzelf nadelige ruimtelijke ontwikkeling te compenseren. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan het compenseren van het onttrekken van een openbare parkeerplaats (negatieve ruimtelijke ontwikkeling), door het opleggen van de verplichting tot betaling van een bepaald bedrag aan een parkeerfonds dat als doel heeft te zorgen voor voldoende parkeerruimte (compensatie van de negatieve ruimtelijke ontwikkeling). Ook valt in dit kader te denken aan planschade. Als een gewenste ruimtelijke ontwikkeling eventueel leidt tot ruimtelijk nadeel van derden, kan immers geoordeeld worden dat sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening als daar geen compensatie (door de initiatiefnemer) tegenover staat. Ook dat doet zich in de door de rechtbank te beoordelen zaak niet voor.
De rechter oordeelt dan ook dat de medewerking niet geweigerd had kunnen worden.
Hoe dan verder?
In het beoordeelde geval zal de gemeente het moeten doen met het verhalen van kosten op grond van de legesverordening, zo komt mij voor.
Meer informatie?
Zie voor meer informatie eerder geschreven blogs over dit onderwerp: