Geen verlichting of waarschuwingsborden bij een onverwachte bocht betekent wegbeheerdersaansprakelijkheid

 24 april 2019 | Blog

Wegbeheerders doen er verstandig aan niet te zuinig om te springen met het plaatsen van waarschuwingsborden en/of schrikhekken bij onverwachte en onverlichte bochten. Ontbreken dergelijke maatregelen bij gevaarlijke bochten, dan kan de weg namelijk aangemerkt worden als gebrekkig (art. 6:174 BW) en is de wegbeheerder aansprakelijk, zo werd geoordeeld in een recent arrest van het Hof 's-Hertogenbosch.

Wat was er gebeurd?
Dit arrest draaide om een bromfietsongeval. De bromfietser reed met 50 km/u op een niet verlicht fietspad dat langs een autoweg loopt. Dit fietspad buigt op een zeker punt af naar rechts, terwijl de autoweg rechtdoor loopt. De bromfietser heeft deze bocht naar rechts niet tijdig opgemerkt. Hij reed rechtdoor de berm in en botste tegen een boom die een paar meter verderop stond.

Wat was de vordering?
De bromfietser vordert vervolgens schadevergoeding van de provincie Limburg als wegbeheerder. Hij legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat ter plaatse van het ongeval sprake was van een gebrekkige opstal (art. 6:174 BW) dan wel onrechtmatige gevaarzetting (art. 6:162 BW). De rechtbank wijst de vorderingen van de bromfietser af, maar bij het hof heeft hij meer succes.

Wat overweegt het hof?
Het Hof acht het fietspad gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW. Om tot dit oordeel te komen, versmelt het hof de maatstaven voor gebrekkige opstallen en voor gevaarzetting (de kelderluikcriteria, NJ 1966/136), wat in lijn is met eerdere jurisprudentie (zie arresten Vennemans/Nijmegen  en Wilnis).

Het hof acht van belang dat 1) het fietspad onverlicht was, 2) het fietspad in zijn geheel een bochtig verloop had, 3) in de bocht een berm begon met daarin bomen geplant en 4) er niet gewaarschuwd is voor de bocht/berm. In de combinatie van die omstandigheden ligt volgens het hof het risico van het gevaar besloten dat een gebruiker van het onverlichte fietspad in het donker - bij niet inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid - rechtdoor gaat op de plaats waar het fietspad afbuigt en vervolgens tegen een boom rijdt. Relevant acht het hof daarbij dat de provincie kon of behoorde te weten dat de bocht door afwezigheid van straatverlichting en waarschuwingen niet tijdig zou worden waargenomen.

In een situatie als hiervoor beschreven, mag de eis worden gesteld dat de wegbeheerder veiligheidsmaatregelen neemt. De provincie had op z'n minst aan het begin van de berm een schrikhek neer kunnen zetten, zo oordeelde het Hof. Dat is een eenvoudig te nemen maatregel die de kans op verwezenlijking van het gevaar aanzienlijk verkleint.

Wat was de slotsom?
De provincie hoeft uiteindelijk "slechts" 65% van de schade aan de bromfietser te vergoeden. De bromfietser heeft volgens het hof namelijk ook een mate van eigen schuld omdat hij zijn snelheid (in strijd met artikel 19 Rvv) onvoldoende heeft aangepast aan de omstandigheden ter plaatse en hij er niet van had mogen uitgaan dat het fietspad rechtdoor liep.

Hoe hoog de schadevergoeding is die de provincie moet betalen, zal blijken uit de schadestaatprocedure. Naar verwachting zal dit bedrag echter veel hoger liggen dan de kosten van het plaatsen van een schrikhek. Les voor de praktijk is dus dat een wegbeheerder er verstandig aan doet niet te bezuinigen op het treffen van redelijkerwijs noodzakelijke veiligheidsmaatregelen, anders kan dat hem uiteindelijk duur komen te staan.

Wegbeheerders doen er verstandig aan niet te zuinig om te springen met het plaatsen van waarschuwingsborden en/of schrikhekken bij onverwachte en onverlichte bochten. Ontbreken dergelijke maatregelen bij gevaarlijke bochten, dan kan de weg namelijk aangemerkt worden als gebrekkig (art. 6:174 BW) en is de wegbeheerder aansprakelijk, zo werd geoordeeld in een recent arrest van het Hof 's-Hertogenbosch.

Wat was er gebeurd?
Dit arrest draaide om een bromfietsongeval. De bromfietser reed met 50 km/u op een niet verlicht fietspad dat langs een autoweg loopt. Dit fietspad buigt op een zeker punt af naar rechts, terwijl de autoweg rechtdoor loopt. De bromfietser heeft deze bocht naar rechts niet tijdig opgemerkt. Hij reed rechtdoor de berm in en botste tegen een boom die een paar meter verderop stond.

Wat was de vordering?
De bromfietser vordert vervolgens schadevergoeding van de provincie Limburg als wegbeheerder. Hij legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat ter plaatse van het ongeval sprake was van een gebrekkige opstal (art. 6:174 BW) dan wel onrechtmatige gevaarzetting (art. 6:162 BW). De rechtbank wijst de vorderingen van de bromfietser af, maar bij het hof heeft hij meer succes.

Wat overweegt het hof?
Het Hof acht het fietspad gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW. Om tot dit oordeel te komen, versmelt het hof de maatstaven voor gebrekkige opstallen en voor gevaarzetting (de kelderluikcriteria, NJ 1966/136), wat in lijn is met eerdere jurisprudentie (zie arresten Vennemans/Nijmegen  en Wilnis).

Het hof acht van belang dat 1) het fietspad onverlicht was, 2) het fietspad in zijn geheel een bochtig verloop had, 3) in de bocht een berm begon met daarin bomen geplant en 4) er niet gewaarschuwd is voor de bocht/berm. In de combinatie van die omstandigheden ligt volgens het hof het risico van het gevaar besloten dat een gebruiker van het onverlichte fietspad in het donker - bij niet inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid - rechtdoor gaat op de plaats waar het fietspad afbuigt en vervolgens tegen een boom rijdt. Relevant acht het hof daarbij dat de provincie kon of behoorde te weten dat de bocht door afwezigheid van straatverlichting en waarschuwingen niet tijdig zou worden waargenomen.

In een situatie als hiervoor beschreven, mag de eis worden gesteld dat de wegbeheerder veiligheidsmaatregelen neemt. De provincie had op z'n minst aan het begin van de berm een schrikhek neer kunnen zetten, zo oordeelde het Hof. Dat is een eenvoudig te nemen maatregel die de kans op verwezenlijking van het gevaar aanzienlijk verkleint.

Wat was de slotsom?
De provincie hoeft uiteindelijk "slechts" 65% van de schade aan de bromfietser te vergoeden. De bromfietser heeft volgens het hof namelijk ook een mate van eigen schuld omdat hij zijn snelheid (in strijd met artikel 19 Rvv) onvoldoende heeft aangepast aan de omstandigheden ter plaatse en hij er niet van had mogen uitgaan dat het fietspad rechtdoor liep.

Hoe hoog de schadevergoeding is die de provincie moet betalen, zal blijken uit de schadestaatprocedure. Naar verwachting zal dit bedrag echter veel hoger liggen dan de kosten van het plaatsen van een schrikhek. Les voor de praktijk is dus dat een wegbeheerder er verstandig aan doet niet te bezuinigen op het treffen van redelijkerwijs noodzakelijke veiligheidsmaatregelen, anders kan dat hem uiteindelijk duur komen te staan.