Hoeveel rek zit er in het mededingingsrecht in tijden van (corona) crisis? Optie drie: samenwerking via gezamenlijke inkoop

 1 april 2020 | Blog

Samenwerking op het vlak van inkoop kan bedrijven scherpere inkoopprijzen opleveren dan wanneer zij zelfstandig producten zouden aankopen bij producenten of leveranciers. Ook kan inkoopsamenwerking leiden tot een betere kwaliteit van de ingekochte producten, bijvoorbeeld omdat er meer kennis van zaken of controle is aan de inkoopkant of omdat er meer druk gelegd kan worden op de verkoper. Wel is het goed opletten onder het mededingingsrecht voor gezamenlijk inkopende partijen om binnen de lijnen van het mededingingsrechtelijk toelaatbare te blijven. Daarbij speelt het bepalen van de relevante markt(en) en van de marktaandelen op die markt(en) een belangrijke rol. Lees meer hierover in dit derde blog van de serie over samenwerking tussen ondernemingen.

Lees hier meer informatie over de verschillende mogelijkheden tot samenwerking tussen ondernemingen.

Gezamenlijke inkoop

Collectieve inkoopregelingen kunnen plaatsvinden via een joint venture (een onderneming onder gezamenlijke zeggenschap van een aantal partijen), op basis van een contractuele regeling of in een nog lossere samenwerkingsvorm. Een gebruikelijke variant is een inkoopverband in de vorm van een vereniging of coöperatie van ondernemingen die door een groep producenten, dienstverleners of distributeurs (bijv. detailhandelaren) wordt gevormd met het oog op de gezamenlijke inkoop van producten.

De kopersmacht die een collectieve inkoopregeling tussen concurrenten tot stand brengt kan economische voordelen met zich mee brengen (hierboven al even aangeduid), maar zij kan onder bepaalde omstandigheden ook aanleiding geven tot mededingingsbezwaren.

Indien de gezamenlijke inkopers een aanzienlijke marktmacht bezitten op de inkoopmarkt (= kopersmacht), bestaat het risico dat zij de leveranciers ertoe dwingen om het assortiment of de kwaliteit van de aangeboden producten te beperken. Dit kan een vermindering van de productkwaliteit of productie tot gevolg hebben, maar ook het terugschroeven van innovatie-inspanningen aan de kant van de verkopers. Verder is het mogelijk dat inkoopsamenwerking gaat dienen als opstapje of basis voor verhoging van de verkoopprijzen van de deelnemers of voor een verdeling van de markt. Ook kan zij leiden tot een concurrentieverstorende uitsluiting van andere potentiële inkopers. Het is dus goed opletten onder het mededingingsrecht aan welke kant van de medaille een tot stand te brengen collectieve inkoopregeling zich bevindt.

Relevante markten waarop de collectieve inkoop van invloed is

Er zijn twee markten waarvoor collectieve inkoopregelingen gevolgen kunnen hebben: ten eerste de markt(en) waarop de gezamenlijke inkoop rechtstreeks betrekking heeft, dat wil zeggen de relevante inkoopmarkt(en). Ten tweede de afzetmarkt(en), dat wil zeggen de markt(en) downstream waarop de partijen bij de collectieve inkoopregeling als concurrerende verkopers optreden.

Het mededingingsrecht neemt aan dat wanneer het gezamenlijke marktaandeel van de partijen bij de collectieve inkoopregeling niet meer dan 15 % bedraagt (op beide hierboven geschetste markten!), de samenwerking is toegestaan. Komt het marktaandeel van de samenwerkende partijen boven genoemd percentage van 15%, dan valt de collectieve inkoop buiten de ‘veilige zone’. Dit betekent niet automatisch dat zij is verboden, maar wel dat een grondige analyse is vereist van de gevolgen van de voorgenomen samenwerking voor de markt: pas daarna kan worden geconcludeerd of zij onder het mededingingsrecht is toegestaan of niet.

De inhoudelijke beoordeling van collectieve inkoop in geval van substantiële gezamenlijke marktaandelen

Een dergelijke grondige analyse zal rekening houden met factoren zoals de marktconcentratie en een mogelijke tegenmacht van sterke aanbieders. De deelnemers zullen verder altijd moeten kunnen aantonen dat de efficiëntieverbeteringen die voortvloeien uit de collectieve inkoop – denk aan kostenbesparingen of verbeterde producten – in voldoende mate aan de gebruikers worden doorgegeven. Deze ‘gebruikers’ zijn dan de afnemers van de inkooppartijen. Dit kunnen consumenten zijn, maar ook ondernemingen die zelf eindproducten produceren. De doorgifte van de behaalde voordelen kan bijvoorbeeld geschieden in de vorm van lagere prijzen op de afzetmarkten voor consumenten of eindproducenten.

Verder is het zo dat een eventuele samenwerking tussen concurrenten op het vlak van inkoop zich richt op en beperkt tot afspraken die nodig zijn om de gezamenlijke inkoop te organiseren. Geen afspraken dus over het hanteren van gezamenlijke prijzen aan de verkoopkant van de betrokken ondernemingen.

Conclusie

Het mededingingsrecht geeft concurrerende ondernemingen zeker mogelijkheden tot samenwerking op het vlak van gezamenlijke inkoop. Bedrijven kunnen daarmee scherper inkopen en kosten besparen. Ook op dit onderwerp is (uiteraard) geen sprake van een automatisch vrijgeleide vanuit het mededingingsrecht. Zo wordt scherp gekeken naar het gezamenlijk marktaandeel van de betrokken partijen (er geldt een veilige zone als het betreffende marktaandeel niet boven de 15% uitkomt). Verder is het altijd belangrijk dat de middels gezamenlijke inkoop behaalde efficiëntiewinsten, zoals verlaagde inkoopprijzen c.q. kosten, substantieel worden doorgegeven aan de eindgebruiker/consument.

Heeft u naar aanleiding van dit blog nog vragen? Neem dan gerust contact op met Joost Houdijk.

Samenwerking op het vlak van inkoop kan bedrijven scherpere inkoopprijzen opleveren dan wanneer zij zelfstandig producten zouden aankopen bij producenten of leveranciers. Ook kan inkoopsamenwerking leiden tot een betere kwaliteit van de ingekochte producten, bijvoorbeeld omdat er meer kennis van zaken of controle is aan de inkoopkant of omdat er meer druk gelegd kan worden op de verkoper. Wel is het goed opletten onder het mededingingsrecht voor gezamenlijk inkopende partijen om binnen de lijnen van het mededingingsrechtelijk toelaatbare te blijven. Daarbij speelt het bepalen van de relevante markt(en) en van de marktaandelen op die markt(en) een belangrijke rol. Lees meer hierover in dit derde blog van de serie over samenwerking tussen ondernemingen.

Lees hier meer informatie over de verschillende mogelijkheden tot samenwerking tussen ondernemingen.

Gezamenlijke inkoop

Collectieve inkoopregelingen kunnen plaatsvinden via een joint venture (een onderneming onder gezamenlijke zeggenschap van een aantal partijen), op basis van een contractuele regeling of in een nog lossere samenwerkingsvorm. Een gebruikelijke variant is een inkoopverband in de vorm van een vereniging of coöperatie van ondernemingen die door een groep producenten, dienstverleners of distributeurs (bijv. detailhandelaren) wordt gevormd met het oog op de gezamenlijke inkoop van producten.

De kopersmacht die een collectieve inkoopregeling tussen concurrenten tot stand brengt kan economische voordelen met zich mee brengen (hierboven al even aangeduid), maar zij kan onder bepaalde omstandigheden ook aanleiding geven tot mededingingsbezwaren.

Indien de gezamenlijke inkopers een aanzienlijke marktmacht bezitten op de inkoopmarkt (= kopersmacht), bestaat het risico dat zij de leveranciers ertoe dwingen om het assortiment of de kwaliteit van de aangeboden producten te beperken. Dit kan een vermindering van de productkwaliteit of productie tot gevolg hebben, maar ook het terugschroeven van innovatie-inspanningen aan de kant van de verkopers. Verder is het mogelijk dat inkoopsamenwerking gaat dienen als opstapje of basis voor verhoging van de verkoopprijzen van de deelnemers of voor een verdeling van de markt. Ook kan zij leiden tot een concurrentieverstorende uitsluiting van andere potentiële inkopers. Het is dus goed opletten onder het mededingingsrecht aan welke kant van de medaille een tot stand te brengen collectieve inkoopregeling zich bevindt.

Relevante markten waarop de collectieve inkoop van invloed is

Er zijn twee markten waarvoor collectieve inkoopregelingen gevolgen kunnen hebben: ten eerste de markt(en) waarop de gezamenlijke inkoop rechtstreeks betrekking heeft, dat wil zeggen de relevante inkoopmarkt(en). Ten tweede de afzetmarkt(en), dat wil zeggen de markt(en) downstream waarop de partijen bij de collectieve inkoopregeling als concurrerende verkopers optreden.

Het mededingingsrecht neemt aan dat wanneer het gezamenlijke marktaandeel van de partijen bij de collectieve inkoopregeling niet meer dan 15 % bedraagt (op beide hierboven geschetste markten!), de samenwerking is toegestaan. Komt het marktaandeel van de samenwerkende partijen boven genoemd percentage van 15%, dan valt de collectieve inkoop buiten de ‘veilige zone’. Dit betekent niet automatisch dat zij is verboden, maar wel dat een grondige analyse is vereist van de gevolgen van de voorgenomen samenwerking voor de markt: pas daarna kan worden geconcludeerd of zij onder het mededingingsrecht is toegestaan of niet.

De inhoudelijke beoordeling van collectieve inkoop in geval van substantiële gezamenlijke marktaandelen

Een dergelijke grondige analyse zal rekening houden met factoren zoals de marktconcentratie en een mogelijke tegenmacht van sterke aanbieders. De deelnemers zullen verder altijd moeten kunnen aantonen dat de efficiëntieverbeteringen die voortvloeien uit de collectieve inkoop – denk aan kostenbesparingen of verbeterde producten – in voldoende mate aan de gebruikers worden doorgegeven. Deze ‘gebruikers’ zijn dan de afnemers van de inkooppartijen. Dit kunnen consumenten zijn, maar ook ondernemingen die zelf eindproducten produceren. De doorgifte van de behaalde voordelen kan bijvoorbeeld geschieden in de vorm van lagere prijzen op de afzetmarkten voor consumenten of eindproducenten.

Verder is het zo dat een eventuele samenwerking tussen concurrenten op het vlak van inkoop zich richt op en beperkt tot afspraken die nodig zijn om de gezamenlijke inkoop te organiseren. Geen afspraken dus over het hanteren van gezamenlijke prijzen aan de verkoopkant van de betrokken ondernemingen.

Conclusie

Het mededingingsrecht geeft concurrerende ondernemingen zeker mogelijkheden tot samenwerking op het vlak van gezamenlijke inkoop. Bedrijven kunnen daarmee scherper inkopen en kosten besparen. Ook op dit onderwerp is (uiteraard) geen sprake van een automatisch vrijgeleide vanuit het mededingingsrecht. Zo wordt scherp gekeken naar het gezamenlijk marktaandeel van de betrokken partijen (er geldt een veilige zone als het betreffende marktaandeel niet boven de 15% uitkomt). Verder is het altijd belangrijk dat de middels gezamenlijke inkoop behaalde efficiëntiewinsten, zoals verlaagde inkoopprijzen c.q. kosten, substantieel worden doorgegeven aan de eindgebruiker/consument.

Heeft u naar aanleiding van dit blog nog vragen? Neem dan gerust contact op met Joost Houdijk.